Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-06-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1950

Zaaknummer

11-13

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerster dat zij de belangen van klager en van degenen die klager vertegenwoordigde verkwanseld heeft en wanprestatie heeft geleverd met name bestaande in een onvoldoende bereikbaarheid en een ter onrechte niet instellen van een hoger beroep. Voorts verwijt klager verweerster dat zij dubbel heeft gedeclareerd, althans teveel gedeclareerd en ten onrechte bij klager heeft gedeclareerd, omdat niet hij, maar de individuele werknemers van de Ltd opdrachtgever waren.

Inhoudsindicatie

Naar het oordeel van de raad heeft klager  in de stukken en ter zitting onvoldoende aangevoerd om aannemelijk te oordelen dat verweerster de belangen van klager en van degene die hij vertegenwoordigde heeft verkwanseld. Dit zelfde geldt voor het verwijt dat verweerster onvoldoende bereikbaar is geweest. Het is klager geweest, die verweerster voor de behandeling van de kwestie van de werknemers heeft ingeschakeld en dat brengt – bijzondere omstandigheden en voorbehouden daargelaten – naar het oordeel van de raad mee, dat klager dient in te staan voor de betaling van de declaratie. In zoverre klager zich er over beklaagt, dat de nota's van verweerster ter onrechte aan hem zijn toegezonden treft de klacht derhalve geen doel. Er rust op de raad slechts een taak in geval van excessief declareren. Niet uit de verf is gekomen, dat er door verweerster excessief is gedeclareerd.

Uitspraak

11-13

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Bij brief d.d. 18 januari 2011 heeft mr. H. Versluis, lid van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

X,

wonende te A,

klager,

hierna: klager

tegen:

mr. Y,

advocaat te B,

beklaagde,

hierna: verweerster

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 21 maart 2011, waar klager en verweerster zijn verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht in de volgende samenstelling zitting gehouden: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en de mrs. H.C. Brandsma, G.E.J. Kornet, P.R.M. Noppen, P.M. Wilmink, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.

2.

De klacht luidt als volgt.

a.

Verweerster heeft de belangen van klager en van degenen die klager vertegenwoordigde verkwanseld en heeft een wanprestatie geleverd met name bestaande in een onvoldoende bereikbaarheid en een ter onrechte niet instellen van een hoger beroep voor of namens degene die klager vertegenwoordigde.

b.

Verweerster heeft dubbel gedeclareerd, althans teveel gedeclareerd en ten onrechte bij klager gedeclareerd, omdat niet hij, maar de individuele werknemers van de Ltd opdrachtgever waren.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens.

3.1

De klacht heeft betrekking op de periode dat verweerster werkzaam was op het advocatenkantoor Z. In de periode mei 2007 tot september 2007 heeft verweerster, als opvolgster van een kantoorgenoot, voor de werknemers van de onderneming van de Ltd, waarvan klager enig aandeelhouder was, diverse juridische werkzaamheden verricht in een zaak tegen het UWV over de afwijzing van de aanvraag van een WW uitkering. Daarbij was klager contactpersoon c.q. vertegenwoordiger voor de werknemers. Op 13 november 2006 is de Ltd in staat van faillissement verklaard. Tussen partijen is niet in geschil, dat klager, althans de Ltd, de nota voor de werkzaamheden van de kantoorgenoot van verweerder in genoemde kwestie heeft voldaan. Klager is van mening, dat de werkzaamheden van verweerster niet bij hem maar bij de werknemers zelf in rekening gebracht hadden moeten worden.

3.2

Bij de stukken bevinden zich ondermeer de volgende brieven en faxen:

a.

Een fax van verweerster aan klager van 2 augustus 2007, waarin is opgenomen:

“Uiteraard bespreek ik aanstaande dinsdag om 19.00 op mijn kantoor te Enschede ook met u uw opmerkingen over declaraties en/of in rekening gebrachte tijd vanwege werkzaamheden in de diverse dossiers en de manier waarop voortaan gedeclareerd zal gaan worden aan u en/of de ex/werknemers van de ………(de Ltd).”

b.

Een fax van verweerster aan klager van 13 september 2007, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“Beroep en hoger beroep

Bijgaand de brief die ik voornemens ben te zenden aan de 13 personen die in de hoger beroepszaak betrokken zijn: …………. Indien akkoord dan wordt de brief verzonden met een voorschotnota van € 200 exclusief BTW en kantoorkosten (totaal 252,28) per persoon. Van deze betalingen worden de nog openstaande rekeningen die al zijn opgemaakt in de beroeps fase betaalt, en de nog op te maken nota's in de hoger beroepszaak. ……..

Ik kan niet toezeggen of de genoemde voorschot betalingen van in totaal € 252,28 per persoon voldoende zijn om alle rekeningen te voldoen. Ik houd de mogelijkheid open dat aanvullende betaling nodig zal zijn.

Reactie gewenst

Graag reactie, en het is mogelijk uw opmerkingen, of akkoord op deze brief te vermelden en deze terug te faxen aan...

c.

Een fax van verweerster aan de heer M, zijnde de kantoormedewerker van klager, in kopie verzonden aan klager van 14 september 2007, waarin onder meer het volgende is opgenomen.

“Ik heb een concept brief gestuurd met informatie aan de medewerkers en ik wijs erop dat deze dus nog niet verzonden is aan de medewerkers. Ook heb ik voorstellen gedaan over de facturen/verzending van bericht etc. U geeft aan dat ik daar dan na het weekend meer over verneem, dan wel dinsdag van ……………(klager). Ik wacht het af.”

d.

Volmachten gedateerd op 7 januari 2011, waarin de diverse werknemers van de Ltd klager machtigen om hen te vertegenwoordigen en zich namens hen te stellen bij het behandelen van ondermeer herzieningsverzoeken en bezwaarprocedures bij het UWV.

3.3

Verweerster is aanwezig geweest bij de hoorzitting van het UWV, die op 20 augustus 2007 plaatsvond, en heeft daar namens klager het woord gevoerd. Blijkens het verslag van de hoorzitting heeft verweerster tijdens de zitting naar voren gebracht, dat zij die week hoger beroep zou instellen tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, sector bestuursrecht van 31 juli 2007, dat er contact was geweest met de Duitse verzekeringsbank, dat die het standpunt van klager ondersteunde, dat de dag na de hoorzitting met het UWV een afspraak gemaakt zou worden voor het inzien van stukken en dat toen verzocht is de beslissing op het bezwaar aan te houden in afwachting van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.

4.

Tot haar verweer heeft verweerster het volgende naar voren gebracht.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

Verweerster heeft wel degelijk binnen de daarvoor gestelde termijn en wel op 5 september 2007 voor 13 werknemers van de Ltd tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, sector bestuursrecht van 31 juli 2007, bij de Centrale Raad van Beroep hoger beroep ingesteld. Omdat verweerster op 10 september 2007 nog geen ontvangstbevestiging van de Centrale Raad van beroep had ontvangen heeft zij op 10 september 2007 per fax nogmaals het hoger beroep zonder bijlagen verzonden. Verweerster heeft klager hierover ook bericht.. Verweerster heeft daarna het dossier aan de haar opvolgende advocaat overgedragen. Verweerster was voor klager en voor degenen die klager vertegenwoordigde onverminderd bereikbaar. Het was juist klager die voor verweerster niet (altijd) bereikbaar was.

Ten aanzien van klachtonderdeel b.

Verweerster heeft de behandeling van de zaak van haar toenmalige kantoorgenoot overgenomen. Klager had namens de Ltd een door haar collega opgestelde opdrachtbevestiging getekend. Verweerster heeft correct gedeclareerd en ontkent voor de overname van de zaak extra werkzaamheden in rekening te hebben gebracht.

5.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Set stukken van klager toegezonden per fax van 17 maart 2011

Deze stukken zullen niet bij de behandeling worden betrokken, omdat deze eerst op de dag van de zitting door de raad zijn ontvangen en niet in afschrift aan verweerster zijn toegezonden.

Inhoud van de klacht

Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar de aanbiedingsbrief van mr. Versluis van 18 januari 2011 en naar wat daaraan is toegevoegd, zijnde de handgeschreven bijlage van klager bij genoemde aanbiedingsbrief, die mede bij de beoordeling wordt betrokken.

Volmachten

De raad is van oordeel, dat verweerster ervan uit mocht gaan, dat klager in de zaken die zij in behandeling had als opdrachtgever voor de verschillende werknemers optrad. De volmachten van 7 januari 2011 waren in wezen een schriftelijke neerslag van wat al eerder gold, zoals ook blijkt uit de faxen van 2 augustus 2007 en 13 september 2007, waarin aan de orde komt hoe het met de facturering, verzending van berichten e.d. in de zaken die op dat moment bij verweerster in behandeling geregeld zou worden en uit het feit en dat tot dan toe altijd aan de Ltd was gedeclareerd.

Inhoudelijke beoordeling

De essentie van de klacht, zoals deze ook blijkt uit de aanvullingen van klager, is goed verwoord in de klachtomschrijving van de brief van mr. Versluis.

Ten aanzien van klachtonderdeel a.

Uit de stukken blijkt, dat het hoger beroepschrift binnen de beroepstermijn door de Centrale Raad van Beroep is ontvangen. Het enkele feit, dat de indiening later heeft plaatsgevonden dan verweerster tijdens de hoorzitting naar voren heeft gebracht maakt de handelwijze van verweerster nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook overigens blijkt uit het verslag van de hoorzitting, dat verweerster in de zaak het nodige heeft gedaan en zou doen. Klager heeft in de stukken en ter zitting onvoldoende aangevoerd om aannemelijk te oordelen dat verweerster de belangen van klager en van degene die hij vertegenwoordigde heeft verkwanseld. Dit zelfde geldt voor het verwijt dat verweerster onvoldoende bereikbaar is geweest. Ook dat klachtonderdeel is onvoldoende met feiten onderbouwd.

Klachtonderdeel a is derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b.

Het is klager geweest, die verweerster voor de behandeling van de kwestie van de werknemers heeft ingeschakeld en dat brengt – bijzondere omstandigheden en voorbehouden daargelaten – mee, dat klager dient in te staan voor de betaling van de declaratie. In zoverre klager zich er over beklaagt, dat de nota's van verweerster ter onrechte aan hem zijn toegezonden treft de klacht derhalve geen doel.

Er rust op de raad slechts een taak in geval van excessief declareren. Niet uit de verf is gekomen, dat er door verweerster excessief is gedeclareerd. Klager heeft in de stukken en ter zitting onvoldoende aangevoerd om dit aannemelijk te oordelen.

Klachtonderdeel b is derhalve ongegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klacht van klager tegen verweerster is in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2011.

Griffier      Voorzitter