Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-05-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1628

Zaaknummer

10-186U

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klacht tegen advocaat wederpartij wegens grievende uitlatingen en beïnvloeding getuigen door voorzitter kennelijk ongegrond verklaard. Verzet deels gegrond verklaard onder oplegging maatregel van enkele waarschuwing.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 2 mei 2011

in de zaak 10-186U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad op de klacht van:

De heren

k l a g e r s

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 18 mei 2010, bij de raad binnengekomen op 20 mei 2010, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 3 juni 2010 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 juni 2010 aan klagers is verzonden.

1.3 Bij brief van 6 juni 2010, door de raad ontvangen op 8 juni 2010, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 november 2010 in aanwezigheid van klagers sub 2 en 3 en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van

- de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter waarvan verzet en van de

  stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klagers bij brief met bijlagen van 6 juni 2010;

- de processen-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 juni 2010 en 28 september 2010, door klagers overhandigd ter zitting van de raad.

 

2 De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a)  zich zowel in de strafzaak als in de civiele procedure onnodig grievend heeft uitgelaten over klagers;

b) bij de zitting van de politierechter van 20 november 2008 getuigen zou hebben beïnvloed.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klagers de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.   

2.3 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard door alleen in zeer algemene termen en zeer summier doch niet inhoudelijk op de klachtonderdelen in te gaan.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klagers sub 2 en 3 zijn de ouders van klager sub 1. Klager sub 1 heeft een relatie gehad met R, de dochter van verweerders cliënt X.

3.2 Verweerder heeft als advocaat de belangen van zijn cliënt X behartigd in een strafzaak. De strafzaak betrof de aan X verweten mishandeling van klager sub 1, die in die strafzaak een vordering als benadeelde partij had ingediend. Bij vonnis van de politierechter van 20 november 2008 is X vrijgesproken van zware mishandeling, maar veroordeeld wegens mishandeling van klager sub 1 en is klager sub 1 niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering op X.

3.2 Vervolgens is klager sub 1 een civiele procedure tegen X begonnen waarin hij op grond van onrechtmatige daad vergoeding van zijn materiële en immateriële schade vordert. Ook in die civiele procedure is verweerder op als advocaat van X opgetreden. In die procedure heeft verweerder bij conclusie van dupliek ondermeer gesteld:

“De dochter van X, R., is recentelijk onder behandeling van een psycholoog. Haar ouders hebben sinds kort de redenen van de behandeling vernomen, en het blijkt, dat R. tijdens haar relatie met [klager sub 1] door hem is verkracht en mishandeld, welke ervaringen zij tot op heden niet heeft kunnen verwerken. De vader van [klager sub 1] is getuige geweest van de mishandeling van R. en heeft hem de toegang tot het ouderlijk huis ontzegd …Inmiddels heeft R aangifte gedaan en de zedenpolitie heeft de zaak in onderzoek.”

3.3 Klagers hebben bij de klachtbrief onder meer overgelegd een e-mailbericht van

3 november 2009 van de plaatsvervangend groepschef zedenpolitie Utrecht, waarin deze onder meer aan klager schrijft: “Op 6 oktober 2009 heb ik een informatief gesprek gehad met [R]. Door [R] is geen aangifte gedaan.”

 

4 Beoordeling van het verzet/de klacht

Ad klachtonderdeel a

4.1 Hoewel de (plaatsvervangend) voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf tot uitgangspunt heeft genomen, is de raad anders dan de (plaatsvervangend) voorzitter van oordeel dat verweerder de grenzen van zijn vrijheid als advocaat heeft overschreden.

4.2 Bij conclusie van dupliek heeft verweerder zonder enig voorbehoud gesteld dat de dochter van zijn cliënt tijdens haar relatie met klager sub 1 door hem is verkracht en mishandeld. Verkrachting en mishandeling zijn ernstige aantijgingen die, alvorens zij worden gepresenteerd, tot nader onderzoek nopen. Voorts staat vast dat R geen aangifte van verkrachting tegen klager sub 1 heeft gedaan, maar dat zij slechts een informatief gesprek heeft gehad met de politie op 6 oktober 2009, derhalve geruime tijd voordat verweerder zijn conclusie van dupliek heeft genomen. De raad acht het niet passend voor een advocaat om zonder nader onderzoek en nadere onderbouwing dergelijke aantijgingen te doen. Het klachtonderdeel  – voor zover het ziet op de uitlating ten aanzien van klager sub 1 in de civiele procedure – is derhalve gegrond. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de raad voor de uitlating in de civiele procedure ten aanzien van klager sub 2. In het verlengde van het oordeel over de uitlating ten aanzien van klager sub 1, is de raad van oordeel dat de uitlating ten aanzien van klager sub 2 die zonder enige relevantie en zonder enig doel in de procedure werd gedaan, onnodig grievend is ten opzichte van klager sub 2. Het klachtonderdeel – voor zover het ziet op de uitlatingen ten aanzien van klagers sub 1 en 2 in de civiele procedure – is derhalve gegrond. Of door verweerder onnodig grievende uitlatingen zijn gedaan in de strafzaak kan de raad niet vaststellen.

  Ad klachtonderdeel b

4.3 De klacht over beïnvloeding van getuigen ter zitting van de politierechter wordt door de raad ongegrond verklaard, nu de raad niet kan vaststellen dat daarvan sprake is geweest.

4.4 Klaagster sub 3 heeft in de onderhavige klachtprocedure geen eigen belang. Het feit dat zij de moeder van klager sub 1 is, is daartoe onvoldoende. Ten aanzien van haar zal de klacht in beide onderdelen dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

5 Maatregel

5.1  Nu klachtonderdeel a gegrond is, acht de raad de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- verklaart klager sub 3 niet-ontvankelijk in beide onderdelen van de klacht;

- verklaart klachtonderdeel a gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, A. de Groot,

M. Pannevis, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 mei 2011

 

voorzitter       griffier

Bij afwezigheid van de voorzitter mr. D.J. Markx is deze beslissing in haar opdracht getekend door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op   mei 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.