Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-12-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2364
Zaaknummer
M 80 - 2011
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Wanneer een advocaat wordt benaderd door een client van een oud-kantoorgenoot met het verzoek de zaak over te nemen schrijft gedragsregel 17 voor dat hij daarover overleg pleegt met deze oud-kantoorgenoot. Ook heeft verweerder in zijn aanvraag mutatie toevoeging een onjuiste voorstelling van zaken gegeven en daarmede klager in een kwaad daglicht gesteld.
Inhoudsindicatie
Aannemelijk is dat de {niet betwiste} declaratie van klager aan verweerder deel uitmaakt van een totale afrekening, die tussen partijen nog moet plaatsvinden.
Inhoudsindicatie
Klacht (gedeeltelijk) gegrond; enkele waarschuwing.
Uitspraak
M 80 – 2011
Raad van Discipline
in het ressort ’s Hertogenbosch
Beslissing d.d. 19 december 2011 inzake de klacht van:
klager
tegen:
verweerder.
_________________________________________________________________
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de Raad van 6 april 2011, door de Raad ontvangen op 7 april 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht de klacht ter kennis van de Raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 31 oktober 2011 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is
proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De Raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken aan de Raad en van de bij deze brief gevoegde bijlagen.
2. De feiten
Klager en verweerder zijn voormalige kantoorgenoten. Klager is per 1 maart 2010 vertrokken van het kantoor van verweerder in X. en is een eigen kantoor begonnen in Y.
Bij het vertrek van klager is afgesproken dat klager alle bij hem in behandeling zijnde
straf- en tbs-zaken zou meenemen.
3. De klacht
De klacht bestaat uit de volgende onderdelen:
(1) verweerder heeft een voormalige tbs-cliënt benaderd met het kennelijke doel hem weer tot cliënt van zijn kantoor te maken;
(2) verweerder heeft op zijn verzoek tot mutatie van de toevoeging van deze client aan de Raad voor Rechtsbijstand geschreven dat klager deze cliënt zonder zijn toestemming had “meegenomen”, waardoor de goede naam van klager bij die Raad is geschaad;
(3) ondanks het feit dat daarover geen discussie bestond heeft verweerder de aan klager toekomende opvolgingsvergoeding van € 266,13 niet betaald;
(4) ten aanzien van een andere tbs-cliënte heeft verweerder het briefgeheim geschonden door na het vertrek van klager van het kantoor van verweerder een voor klager bestemde brief te openen, in te zien en te behouden; desgevraagd heeft hij ook verklaard dit te zullen blijven doen;
(5) hierna heeft verweerder deze cliënte rechtstreeks benaderd met het doel haar (opnieuw) tot cliënte van zijn kantoor te maken.
4. Het verweer
Verweerder heeft zich tegen de diverse klachtonderdelen als volgt verweerd:
(1) de betreffende tbs-cliënt heeft verweerder telefonisch verzocht zijn zaken te willen overnemen, aan welk verzoek hij heeft voldaan;
(2) verweerder heeft van deze cliënt begrepen dat klager diens dossiers bij zijn vertrek heeft meegenomen zonder daarover tevoren overleg met deze cliënt te plegen, hetgeen wel was afgesproken;
(3) de verschuldigdheid van het door klager gedeclareerde bedrag van € 266,13 wordt niet door verweerder bestreden, maar moet deel uitmaken van een totale afrekening tussen klager en verweerder;
(4) het lag op de weg van klager om na zijn vertrek van het kantoor van verweerder cliënten en derden te informeren over zijn nieuwe kantooradres. Het komt vaker voor dat aan oud-kantoorgenoten gerichte post op het kantoor van verweerder wordt bezorgd. Deze wordt dan geopend, gecontroleerd en zonodig doorgeleid.
(5) de cliënte waarop deze brief betrekking had, is nimmer een cliënte van klager geweest en hij heeft haar dossier dan ook niet meegenomen.
5. Beoordeling
5.1 Met betrekking tot het eerste onderdeel van de klacht oordeelt de Raad dat niet is komen vast te staan of verweerder een door klager van zijn oude kantoor met toestemming “meegenomen” cliënt op eigen initiatief heeft benaderd met de bedoeling deze tot de zijne te maken dan wel of deze cliënt verweerder zelf heeft benaderd. Nu de wederzijdse standpunten wat dit betreft tegenover elkaar staan, kan de Raad hierover geen uitspraak doen. Hier tegenover staat dat het mede gelet op gedragsregels 17 en 22 op de weg van verweerder had gelegen om alvorens deze cliënt te benaderen - ook als het op diens verzoek was - met klager contact op te nemen en met hem overleg te plegen. Door zulks na te laten heeft verweerder deze regels geschonden. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.
5.2 Wat betreft het tweede klachtonderdeel stelt de Raad vast dat de door verweerder bij de Raad voor Rechtsbijstand ingediende aanvraag mutatie toevoeging als reden voor deze mutatie opgeeft: “mr. Z. heeft zonder toestemming cli ë nt meegenomen naar zijn eigen kantoor. Cli ënt wenst terug te gaan naar mr. A”. Naar het oordeel van de Raad is de aldus geformuleerde reden in elk geval voor het eerste deel in strijd met de waarheid. Verweerder heeft immers erkend dat het klager was toegestaan bij het vertrek van kantoor alle bij hem in behandeling zijnde strafzaken en tbs-zaken mee te nemen en dat de zaak van deze cliënt op dat moment door klager behandeld werd. Door aldus te handelen heeft verweerder aan de Raad voor Rechtsbijstand met betrekking tot klager een onjuiste voorstelling van zaken gegeven. De Raad oordeelt daarom de klacht op dit onderdeel gegrond.
5.3 In het derde klachtonderdeel wordt geklaagd over de niet-betaling door verweerder van een door deze niet betwiste declaratie van klager. Verweerder heeft ter zitting uiteengezet dat naast deze zaak nog ten minste een zevental andere zaken financieel tussen partijen moeten worden afgerekend. Zulks is niet betwist en komt de Raad overigens niet onaannemelijk voor. Het is niet aan de tuchtrechter om in een zakelijk geschil als dit feitelijk een deelbeslissing te nemen door te oordelen dat de klacht ter zake niet-betaling van een vordering die onderdeel van dat geschil vormt gegrond is. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.
5.4 Dat een advocaat een aan een oud-kantoorgenoot, die al enkele maanden niet meer verbonden is aan hetzelfde kantoor, gerichte brief - waarvan duidelijk is dat hij betrekking heeft op een zaak die op dat kantoor wordt of werd behandeld - opent en van de inhoud daarvan kennis neemt, acht de Raad niet verwijtbaar. Als uit oppervlakkige kennisname van die inhoud blijkt dat de brief doorgeleid behoort te worden aan deze oud-kantoorgenoot, behoort de advocaat dat te doen. Niet gebleken is dat verweerder dit heeft nagelaten. Ook het vierde klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
5.5 De klacht dat verweerder deze cliënte rechtstreeks zou hebben benaderd met de bedoeling haar (weer) tot cliënte van zijn kantoor te maken is eveneens ongegrond. Immers is niet komen vast te staan dat het hierbij ging om een cliënte van klager op het moment dat hij het kantoor van verweerder verliet.
5.6 Gelet op het feit dat partijen oud-kantoorgenoten zijn en de klachten kennelijk in verband staan met zakelijke geschillen tussen hen en verwijten die zij elkaar over en weer maken, oordeelt de Raad na te noemen maatregel passend.
6. Beslissing
De Raad van Discipline:
verklaart de onderdelen (1) en (2) van de klacht gegrond en legt aan verweerder deswege de maatregel van enkele waarschuwing op;
verklaart de onderdelen (3), (4), en (5) ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen,
A.W.G. Houtakkers, P.A.M van Hoef, en J.J.M. Goumans, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Lanschot als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2011.
griffier voorzitter
verzonden op: 20 december 2011
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit t e zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie , maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline
Per post. Het postadres van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
Bezorging. De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
Per fax. Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608; tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607