Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-06-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1685
Zaaknummer
10-394U
Inhoudsindicatie
Klacht tegen de eigen advocaat omdat de advocaat alle zaken voor de cliënt heeft neergelegd vanwege het feit dat klaagster een klacht had ingediend tegen de kantoorgenoot van verweerder. Volgens de raad is dit niet onbegrijpelijk en heeft verweerder bij het neerleggen van de zaken van klaagster de juiste maatstaf aangelegd. Geen tuchtrechtelijk verwijt. Klachten ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 6 juni 2011
in de zaak 10-394 U
_________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
Mevrouw
k l a a g s t e r
tegen
De heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 26 oktober 2010, door de raad ontvangen op 28 oktober 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 30 maart 2011. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Zowel klaagster als verweerder zijn verschenen.
1.3. De raad heeft kennisgenomen van:
de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en van de stukken genummerd 1 t/m 16, genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2. Klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet heeft geschonden en heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt, door:
a. te kennen te geven dat geen van de advocaten van zijn kantoor nog voor haar kan optreden wegens het indienen van een klacht bij de deken door klaagster jegens de kantoorgenoot van verweerder mr. J.;
b. de belangenbehartiging terstond te beëindigen in procedures die dat op dat moment niet toelieten;
c. onvoldoende resultaten te bereiken in de procedures voor klaagster.
3. Feiten
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Verweerder heeft in vele zaken opgetreden als advocaat van klaagster. In januari 2010 is tussen partijen een vertrouwensprobleem ontstaan. Dit is eind januari 2010 uitgepraat en onderling is besloten dat verweerder de zaken van klaagster zou blijven behandelen. Daarna heeft klaagster een nieuwe zaak aangebracht bij het kantoor van verweerder. Deze zaak werd vanwege het specialistische karakter van de zaak behandeld door een kantoorgenoot van verweerder, mr. J. Tegen deze advocaat heeft klaagster in mei 2010 een klacht ingediend hetgeen voor verweerder aanleiding is geweest om te concluderen tot een definitieve vertrouwensbreuk tussen hem en klaagster. Verweerder heeft aangeboden de zaken van klaagster waar te nemen totdat zij een andere advocaat had gevonden. Hij heeft dit ook als zodanig gedaan.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Bij de beoordeling van de eerste twee klachtonderdelen stelt de raad voorop dat het een advocaat in het algemeen vrij staat de behandeling van een zaak neer te leggen wanneer hij van oordeel is dat de vertrouwensrelatie tussen hem en zijn cliënt is verbroken. Wel moet hij er voor zorgen dat de belangen van zijn cliënt niet onnodig worden geschaad. Met de deken is de raad van oordeel dat het feit dat verweerder een cliënt die een klacht bij de deken heeft ingediend jegens een kantoorgenoot niet langer kan bijstaan vanwege een vertrouwensbreuk niet onjuist is. Daarmee is het neerleggen van de zaken van klaagster door verweerder gerechtvaardigd. Vervolgens dient te worden beoordeeld of verweerder daarbij de belangen van klaagster onnodig heeft geschaad. De raad meent dat hiervan geen sprake is daar verweerder heeft aangeboden de zaken van klaagster te zullen blijven waarnemen totdat zij een nieuwe advocaat zou hebben gevonden. Verweerder heeft klaagster voorts verwezen naar het bureau van de orde van advocaten voor advies tot welke advocaat zij zich het beste zou kunnen wenden. Na een maand heeft verweerder met instemming van klaagster besloten alle werkzaamheden te beëindigen, omdat zijn waarneming in de praktijk voor verwarring zorgde. Verweerder heeft vervolgens alle partijen geïnformeerd dat hij klaagster niet meer bijstond. Ook hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de raad zo zorgvuldig mogelijk gehandeld en valt hem geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. De raad acht de klachtonderdelen a. en b. derhalve ongegrond.
4.2 Met klachtonderdeel c. stelt klaagster dat de bijstand door verweerder aan haar niet goed (genoeg) zou zijn geweest. Klaagster onderbouwt deze klacht verder niet. Bij de beoordeling van klachten over de kwaliteit van dienstverlening staat voorop dat de advocaat een ruime vrijheid toekomt in de wijze waarop hij een zaak voor zijn cliënt behandelt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het is de raad niet gebleken dat verweerder deze norm heeft overschreden. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
BESLISSING:
de raad van discipline:
• Verklaart de klachtonderdelen a, b en c ongegrond.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2011 door mrs. J. Blokland, voorzitter, mrs. B.E. van der Molen, B. Roodveldt, B.J. Sol, M.J. Westhoff leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.
Voorzitter Griffier
Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
• klaagster
• verweerder
• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
• klaagster
• verweerder
• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
• de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076-548 4607.