Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-10-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2049
Zaaknummer
11-058Arn
Zaaknummer
11-059Arn
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocatenkantoor en haar klachtenfunctionarissen over hun handelwijze bij de behandeling van een claim respectievelijk het doorleiden van die claim aan de verzekeraar van het kantoor. Verzet ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 11 oktober 2011
in de zaak 11-058Arn en 11-059Arn
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 28 maart 2011 op de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
1)
2)
3)
v e r w e e r d e r s
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij beschikking van de voorzitter van het hof van discipline van 23 februari 2011, door de raad ontvangen op 24 februari 2011, is de raad van discipline te Amsterdam aangewezen de klacht te behandelen zoals deze door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad ter kennis is gebracht aan de raad van discipline Arnhem op 27 januari 2011.
1.2 Bij beslissing van 28 maart 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 29 maart 2011 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 5 april 2011, door de raad ontvangen op 6 april 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 20 juli 2011, buiten aanwezigheid van partijen. Zowel klager als verweerders hebben de raad vooraf medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 5 april 2011 tezamen met 22 bijlagen;
- de brief van klager aan de raad d.d. 9 april 2011;
- de brief van de raad aan klager d.d. 3 mei 2011;
- de brief van klager aan de raad d.d. 25 mei 2011;
- de brief van klager aan de raad d.d. 13 juli 2011 met twee bijlagen.
2 De klacht/het verzet
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, door hun opstelling jegens klager naar aanleiding van klagers aansprakelijkstelling van verweerster sub 1.
2.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
a) de beslissing van de voorzitter niet is gegeven binnen de termijn van 30 dagen nadat de klacht ter kennis van de raad is gebracht (op grond van artikel 46g lid 1 Advocatenwet);
b) de voorzitter ten onrechte voorbij is gegaan aan de stellingen van klager.
3 Feiten
3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 In 2007 hebben klager en verweerders een schikking getroffen ter beëindiging van een tussen hen bestaand geschil over een vermeende beroepsfout van een aan verweerster sub 1 verbonden advocaat. In dat kader heeft verweerster sub 1 EUR 5.000 aan klager betaald. Verweerders sub 2 en 3 zijn als advocaat verbonden aan verweerster sub 1 en hebben bij deze schikking opgetreden als klachtenfunctionarissen, in welk kader zij namens verweerster sub 1 met klager gesproken en gecorrespondeerd hebben.
3.3 In 2008 heeft klager verweerster sub 1 opnieuw aansprakelijk gesteld ter zake van dezelfde vermeende beroepsfout. Verweerster sub 1 heeft deze aansprakelijkstelling doorgeleid naar haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, die vervolgens aansprakelijkheid heeft afgewezen bij brieven van 21 augustus 2008 en 3 maart 2009. Klager heeft van de verzekeraar begrepen dat verweerders van mening waren dat aansprakelijkheid diende te worden afgewezen.
4 Beoordeling
Verzetgrond a)
4.1 Naar aanleiding van klagers betoog dat de voorzittersbeslissing, waarvan verzet, niet binnen de termijn van artikel 46g Advocatenwet is gewezen overweegt de raad als volgt.
4.2 De klacht is op 24 februari 2011 ter kennis van de raad van discipline Amsterdam is gekomen. Op die dag is de termijn van 30 dagen, in de zin van artikel 46g Advocatenwet gaan lopen. Deze termijn eindigde echter niet op zaterdag 26 maart 2011, maar op de maandag 28 maart 2011. Dit volgt uit artikel 1 van de Algemene termijnenwet, dat bepaalt: "een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is".
4.3 Nu de voorzitterbeslissing is gegeven op 28 maart 2011 is de raad van oordeel dat geen sprake is van overschrijding van de termijn van art. 46 g Advocatenwet. Dat brengt mee dat de voorzittersbeslissing bevoegd is gegeven.en dat deze beslissing van de raad heeft te gelden als een beslissing op het verzet van klager.
4.4 In zoverre kan het betoog van klager derhalve niet leiden tot gegrondverklaring van het verzet.
Verzetgrond b)
4.5 De raad stelt vast dat klager in zijn verzetschrift tegen de voorzittersbeslissing van 28 maart 2011 en in de daarna aan de raad van discipline verzonden brieven geen nieuwe argumenten aanvoert, maar slechts zijn eerdere klacht en de toelichting daarop herhaalt. De raad is van oordeel dat de overwegingen van de voorzitter ten aanzien van deze klacht en de toelichting juist zijn. De raad ziet geen aanleiding hierover anders te oordelen. Reeds daarom moet (ook deze grond voor) het verzet ongegrond worden geacht. Bij deze stand van zaken is verdere behandeling en beoordeling van de klacht niet aan de orde (zie artikel 46h lid 3 Advocatenwet).
4.6 Ten overvloede overweegt de raad nog dat alle advocaten verplicht verzekerd zijn voor beroepsaansprakelijkheidsclaims. Zowel op grond van de voor alle advocaten geldende regelgeving, als op grond van de in de branche gebruikelijke polisvoorwaarden van beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen, zijn advocaten in beginsel verplicht claims van derden te melden aan hun beroepsaansprakelijkheids¬verzekeraar. Die melding dient gepaard te gaan van een toelichting daarop, opdat de beroepsaansprakelijk¬heids¬verzekeraar zich een eigen oordeel kan vellen over de vraag of aansprakelijkheid erkend dan wel afgewezen moet worden.
4.7 Klager kan reeds daarom verweerders niet verwijten dat hij zijn claim niet gehonoreerd heeft gezien door de beroepsaansprakelijk¬heids¬verzekeraar van verweerster sub 1. Verweerders waren immers verplicht deze beroepsaansprakelijk¬heidsverzekeraar van informatie te voorzien over de claim. Bovendien kunnen verweerders niet verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van hun beroepsaansprakelijk¬heids¬verzekeraar jegens klager.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door: mr. J. Blokland, voorzitter, en mr. G. Kaaij, mr. R. Lonterman, mr. A.G. van Marwijk Kooy, mr. M. Pannevis, leden, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2011.
Voorzitter Griffier
Deze beslissing is in afschrift op 11 oktober 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
- de raad van discipline in het ressort Arnhem
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.