Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-06-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1759
Zaaknummer
B 134 - 2010
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door op te treden tegen een voormalige cliënt en beslag te leggen.
Klacht ongegrond.
Uitspraak
B134-2010 Klacht
Raad van Discipline
In het ressort ’s-Hertogenbosch
Beslissing
inzake
A,
klager,
tegen
B,
verweerder,
−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−
1. Verloop van de klachtprocedure.
Bij schrijven van 2 augustus 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 mei 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 2 februari 2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 25 april 2011.
Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen.
2. De feiten
2.1 Het volgende is komen vast te staan:
X is een commanditaire vennoorschap met één beherend vennoot en drie stille vennoten, waaronder klager. Medio 2008 heeft verweerder in opdracht van X werkzaamheden verricht ter incasso van een vordering betreffende „object K.“. Nadat een regeling was getroffen heeft verweerder het dossier gesloten. Over de declaratie van verweerder is onenigheid ontstaan.
Verweerder heeft in opdracht van één van de stille vennoten beslag laten leggen en een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt tegen X en klager.
In het beslagrekest is aangevoerd dat klager inzake de kwestie K. verkeerd heeft gehandeld.
3. De klacht
3 De klacht houdt het volgende in:
Verweerder heeft
1. de erecode gebroken door misbruik te maken van de door cliënte verstrekte informatie
2. de rechtbank misleid om onrechtmatig beslag te kunnen leggen
3. vermoedelijk gewerkt op basis van no cure no pay door deel te nemen in vorderingen
4. onjuist gedeclareerd en opgevraagde informatie geweigerd.
4. Het verweer
4 Het standpunt van verweerder houdt in:
Ad 1:
Eén van de stille vennoten van X was al sinds ongeveer vijf jaar cliënt van verweerder. In 2008 heeft deze cliënt in overleg met de andere vennoten verweerder ingeschakeld voor een incassozaak. In 2009 ontstond een geschil tussen de participanten in X. De cliënt vroeg verweerder hem in dat geschil bij te staan en verweerder zag daarin geen probleem; de man in kwestie was al jaren een cliënt van hem was en tussen verweerder en klager bestond geen cliëntrelatie.. Bij het beslagrekest en in de arbitrale procedure is geen informatie gebruikt die van X afkomstig was. De incasso die verweerder voor X had behandeld speelde hierbij geen enkele rol. Nadat de advocaat van klager verweerder had verzocht zich als advocaat terug te trekken heeft verweerder dat gedaan, maar dat had andere redenen dan de door klager gestelde tegenstrijdigheid van belangen.
Ad 2:
De beslaglegging is gebaseerd op de uitgangspunten die door de cliënt van verweerder aan zijn zaak ten grondslag worden gelegd. Deze uitgangspunten kunnen een advocaat niet worden verweten, behoudens indien en voor zover het hem aanstonds duidelijk kan zijn dat deze punten onjuist zijn. Verweerder betwist dat daarvan sprake is geweest. Het had klager vrij gestaan om in kort geding opheffing van de beslagen te vragen voorzover hij van mening was dat de rechtbank niet juist was geïnformeerd.
Ad 3:
Verweerder betwist ooit op basis van no cure no pay te hebben gewerkt. Klager heeft hierover slechts een vermoeden.
Ad 4:
De declaratie aan X is betaald. Het dossier is ingezien. De cliëntdocumentatie is aan X via de cliënt van verweerder, die gevolmachtigd was, geretourneerd. In januari 2009 is abusievelijk nog een factuur aan X verzonden. Deze betrof werkzaamheden voor de cliënt van verweerder en niet voor X. Toen duidelijk was dat de tijdsregistratie verkeerd was geboekt, is dit gecorrigeerd en de factuur gecrediteerd.
5. Beoordeling van de klacht
5.1 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.
5.2 Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
5.3 De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal dit onderdeel van de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
Klachtonderdeel 1
5.4 De raad overweegt dat het een advocaat niet is toegestaan tegen een voormalige cliënt of een bestaande cliënt van hem of van een kantoorgenoot van hem op te treden tenzij (1) de aan de advocaat toevertrouwde of toe te vertrouwen belangen niet dezelfde kwestie betreffen ten aanzien waarvan de voormalige cliënt of bestaande cliënt werd of wordt bijgestaan door de advocaat of een kantoorgenoot van hem, en (2) de advocaat of zijn kantoorgenoot beschikt over vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook afkomstig van zijn voormalige cliënt of bestaande cliënt, dan wel zaaksgebonden informatie of informatie de persoon dan wel het bedrijf van de voormalige cliënt of de bestaande cliënt betreffende, die van belang kan zijn in de zaak tegen de voormalige cliënt of de bestaande cliënt, en (3) ook overigens niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van de voormalige of de bestaande cliënt of aan de zijde van de partij, die zich met het verzoek tot behartiging van zijn belangen tot de advocaat heeft gewend.
5.5. Niet gesteld nog gebleken is dat van de onder 1 genoemde uitzondering sprake is geweest. Klager heeft gesteld dat verweerder gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke informatie die hem in het kader van de incassozaak ter beschikking is gesteld, doch klager heeft naar het oordeel van de raad niet concreet gemaakt welke informatie dat zou zijn geweest. Voorzover klager doelt op de stelling van de cliënt van verweerder dat door toedoen van klager de vordering niet geheel te incasseren was overweegt de raad dat dit kennelijk een stellingname is van de cliënt van verweerder en dat niet valt in te zien dat die voorkomt uit vertrouwelijke informatie van of over klager.
Ter zake de onder 3 genoemde uitzondering overweegt de raad dat als onweersproken is komen vast te staan dat de heer S., een van de stille vennoten van X, al vóór 2008 een cliënt van hem was, dat hij met klager nooit een cliëntrelatie heeft gehad en dat de heer S. heeft voorgesteld om voor de incassozaak van X verweerder in te schakelen. Uit de urenspecificatie blijkt dat ook de contacten in die incassozaak praktisch bijna allemaal via de heer S. zijn verlopen.
5.7 Op basis van het bovenstaande is de raad van oordeel dat er voor verweerder geen belemmering bestond om voor zijn cliënt tegen klager op te treden. Het eerste onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel 2
5.8 Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënt beslag laten leggen en een arbitrale procedure aanhangig gemaakt. Waar de cliënt van verweerder van mening was op X en/of klager een vordering te hebben, stond het verweerder naar het oordeel van de raad vrij om dit te doen. Beoordeling van de rechtmatigheid van de beslagen is voorbehouden aan de civiele rechter. Indien klager van mening was dat de in het beslagrekest naar voren gebrachte feiten niet juist en onvolledig waren, had klager dit kunnen voorleggen aan de rechter, bijvoorbeeld met een kort geding tot opheffing van het beslag.. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel 3
5.9 Indien en voorzover verweerder op basis van no cure no pay zou hebben gewerkt is niet klager, maar de deken of de cliënt van verweerder belanghebbende. Klager is ter zake dit onderdeel van de klacht geen belanghebbende en moet dus niet-ontvankelijk worden verklaard. Overigens is niet komen vaststaan dat verweerder op basis van no cure no pay heeft gewerkt; hij ontkent dat en klager heeft alleen een vermoeden geuit en geen onderbouwende feiten of omstandigheden genoemd.
Klachtonderdeel 4
5.10 Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager en een van de andere stille vennoten vragen hadden over de declaratie en het dossier ten kantore van verweerder hebben ingezien. Onweersproken staat vast dat de declaratie vervolgens is betaald. Het is al onaannemelijk dat dat gebeurd zou zijn als die declaratie nog onvoldoende inzichtelijk was, maar klager heeft ook niet aangeduid welke informatie verweerder dan geweigerd zou hebben te verstrekken. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.
5.11 De raad komt tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.
6. Beslissing
De raad verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. P.M. Knaapen, voorzitter en mrs. R.F.L.M. van Dooren, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, in tegenwoordigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d.20 juni 2011.
mr. Th.H.G. van de Langenberg, mr. P.M. Knaapen,
griffier. voorzitter.
Verzonden op: 21 juni 2011.
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per Post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.