Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-04-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1539
Zaaknummer
10-337A
Inhoudsindicatie
Verzet deels gegrond, klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond. De stelling van verweerder behelst louter een standpunt van zijn cliënt in het civiele geschil dat klager en zijn wederpartij verdeeld houdt. Het is niet aan de tuchtrechter hierover te oordelen.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 12 april 2011
in de zaak 10-337 A
___________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
De heer mr.
v e r w e e r d e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 14 september 2010, door de raad ontvangen op 16 september 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 11 oktober 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 oktober 2010 aan klager is verzonden.
1.3 Bij brief van 22 oktober 2010, vooraf verzonden per fax en door de raad ontvangen op 22 oktober 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 31 januari 2011. Partijen zijn verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter en van de stukken waarop deze blijkens de tekst daarvan is gewezen en van het verzetschrift van klager van 22 oktober 2010.
2 De klacht/het verzet
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder als advocaat van klagers wederpartij in zijn memorie van antwoord, zoals genomen ter rolzitting van het Gerechtshof te Amsterdam op 18 mei 2010, feitelijke informatie heeft verschaft, waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat die onjuist was. Verweerder heeft daarin, aldus klager, ten onrechte gesteld:
a) dat de onderneming (hierna: "X BV"), die in de plaats is gesteld als huurder van de cliënt van verweerder financieel gezond was, wetende dat deze onderneming niet gezond is en nog nooit financieel gezond is geweest;
b) X BV sinds maart 2006 de huur zou hebben voldaan, wetende dat X BV de huur pas is gaan voldoen per juli 2008;
c) X BV de huur altijd aan klager heeft voldaan, waarmee gesuggereerd wordt dat X BV de huur zou hebben voldaan volgens het huurcontract, wetende dat klager tot tweemaal toe de achterstallige huur binnen een gerechtelijke procedure heeft dienen te vorderen en wetende dat tot tweemaal toe deze vorderingen van klager door de kantorechter zijn toegewezen;
d) dat er geen sprake zou zijn geweest van illegale verbouwingen;
e) dat er tekeningen zijn overgelegd van de nieuwe situatie in tegenstelling tot tekeningen van de bestaande situatie;
f) dat er sprake zou zijn van een "voorgenomen" bouwaanvraag;
g) dat er sprake zou zijn van een bouwaanvraag;
h) dat de niet gedane bouwaanvraag vervolgens zou zijn goedgekeurd;
i) dat de cliënt van verweerder ten aanzien van de door hem verrichte illegale verbouwingen (achteraf) te goeder trouw zou zijn geweest.
2.2 Door aldus te handelen wel na te laten heeft verweerder, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.
2.3 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter de klachten heeft gebagatelliseerd, het door klager hiervoor onder i) genoemde punt niet heeft opgenomen in de beslissing en de klacht gelet op het bepaalde in gedragsregel 30 ten onrechte in alle onderdelen ongegrond heeft verklaard.
3 Feiten
Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.1 Verweerder is de advocaat van een gewezen huurder van klager. Klager en de cliënt van verweerder zijn in verschillende gerechtelijke procedures verwikkeld. Daarbij was onder meer in geschil of er een indeplaatsstellingsovereenkomst tot stand was gekomen, waarbij X BV als huurder in de plaats kwam van de cliënt van verweerder. Tegen het oordeel van de kantonrechter dat een dergelijke overeenkomst tot stand was gekomen, heeft klager hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Verweerder heeft op 18 mei 2010 een memorie van antwoord ingediend en de grieven van klager bestreden.
4 Beoordeling van het verzet/de klacht
4.1 Het verzet c.q. de klacht is gericht tegen het optreden van de advocaat van klagers wederpartij. Gelet hierop, neemt de raad (met de voorzitter) tot uitgangspunt de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid vindt echter onder meer haar begrenzing hierin dat de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder dat daarmee een redelijk doel is gediend. Evenmin mag de advocaat feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen of zich bedienen van onnodig grievende mededelingen. De raad zal het verzet toetsen aan deze maatstaf.
4.2 Met de voorzitter is de raad van oordeel dat de door klager aangehaalde stellingen als hiervoor vermeld onder 2.1 en a) tot en met h) standpunten en interpretaties van feiten bevatten, die nauw verweven zijn met de kern van de geschillen die klager en zijn wederpartij verdeeld houden. Niet valt in te zien dat verweerder met de inhoud en formulering van deze stellingen de tuchtrechtelijke grenzen als hiervoor onder 4.1 bedoeld heeft overschreden. De stellingen zijn geuit in het kader van een civiele procedure. Zoals de voorzitter met juistheid heeft overwogen heeft klager in de civiele procedure de gelegenheid om die stellingen te bestrijden. Het is aan de civiele rechter om een oordeel te vellen over de juistheid van deze stellingen. Ten overvloede contstateert de raad in dit verband met de voorzitter dat de stellingen zoals weergegeven in klachtonderdelen d, f, g en h niet letterlijk zijn terug te vinden in de gewraakte memorie van antwoord.
4.3 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden tegen de beslissing van de voorzitter op de klachtonderdelen a) tot en met h) niet kunnen slagen en dat de voorzitter deze klachtonderdelen terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden. Het verzet moet in zoverre dan ook ongegrond worden verklaard.
4.4 Klachtonderdeel i), waarin verweerder wordt verweten, dat hij in de memorie van antwoord ten onrechte heeft vermeld dat zijn cliënt ten aanzien van de door hem verrichte illegale verbouwingen (achteraf) te goeder trouw is geweest, is - zoals klager terecht heeft opgemerkt - niet opgenomen in de beslissing van de voorzitter. De voorzitter heeft derhalve niet op dit onderdeel van de klacht beslist. Het verzet is in zoverre gegrond. De raad zal dit aspect van de klacht derhalve alsnog beoordelen.
4.5 Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel geldt dat de betreffende stelling van verweerder louter een standpunt behelst van zijn cliënt in het civiele geschil dat klager en zijn wederpartij verdeeld houdt. Klager mag dit standpunt in de civiele procedure bestrijden, waarna het aan de civiele rechter is een oordeel te vellen over de juistheid van dit standpunt. Het is niet aan de tuchtrechter hierover te oordelen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder is - gemeten naar de hiervoor onder 4.1 vermelde maatstaf - geenszins sprake. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond voor zover het de klachtonderdelen a) tot en met h) betreft;
- verklaart het verzet gegrond voor zover het klachtonderdeel i) betreft;
- verklaart klachtonderdeel i) ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, B.E. van der Molen, H.B. de Regt en M.W. Schüller, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 april 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 12 april 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van het gedeelte van deze beslissing waarbij het verzet ongegrond is verklaard kan geen hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline.
Van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076-548 4607