Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-12-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2258

Zaaknummer

11-134A

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht tegen advocaat van wederpartij. Voorzitter heeft terecht overwogen dat niet is gebleken dat verweerder als advocaat van klagers wederpartij bij zijn handelwijze op een onevenredige wijze de belangen van klagers heeft geschaad en feiten en stellingen heeft ingebracht in de procedure waarvan hij moest weten dat deze onjuist zijn. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door te dreigen met het indienen van een klacht tegen de advocaat van klagers, noch door beslag te leggen toen klagers niet vrijwillig voldeden aan het vonnis. Verzet is ongegrond.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 20 december 2011

in de zaak 11-134A

 __________________________________________________________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer  en mevrouw

klagers

tegen:

De heer mr.

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 2 mei 2011, door de raad ontvangen op 5 mei 2011, heeft de deken van de orde van advocaten van arrondissement Amsterdam de klacht tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 20 mei 2011, aan klagers op diezelfde dag verzonden, heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

1.3 Bij brief van 3 juni 2011, op diezelfde dag ontvangen door de raad, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 oktober 2011 in aanwezigheid van beide partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter waarvan verzet en van de stukken   waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-  het verzetschrift van klagers van 3 juni 2011 met bijlagen.

2. Klacht/verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder:

a. onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van klagers en (als bouwrechtadvocaat) doelbewust heeft aangestuurd op een onbevoegd gegeven arbitraal vonnis;

b. verdeeldheid heeft gezaaid tussen klagers en hun belangenbehartiger;

c. de advocaat van klagers heeft bedreigd met een klachtprocedure toen die advocaat klagers vergezelde naar een bezichtiging van gevelpannen in een loods van de wederpartij;

d. onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van klagers toen verweerder namens zijn cliënte liet weten dat deze zich niet gehouden voelde om de gevelpannen van klagers achter te laten bij klagers woning;

e. zich heeft bediend van oneigenlijke middelen die niet in verhouding staan tot het beoogde doel door beslag te leggen op privérekeningen van klagers terwijl er volgens klagers voldoende zekerheid was gesteld;

f. onjuiste informatie heeft verstrekt aan de Raad van Arbitrage (RvA).

2.2 Het verzet houdt in dat de (plaatsvervangend) voorzitter ten onrechte en op onjuiste gronden de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klagers hebben een huis gekocht van de cliënte van verweerder, een bouwmaatschappij. Zij waren niet tevreden over de kleur/afwerking van de gevelpannen. Dit heeft geleid tot een arbitrale procedure voor de RvA. Op 3 juli 2008 heeft de RvA een vonnis in eerste aanleg gewezen. Klagers zijn in deze procedure grotendeels in het ongelijk gesteld. Verweerders cliënte is in eerste aanleg wel veroordeeld tot het vervangen van een aantal gevelpannen aan de woning op straffe van een dwangsom. Dit vonnis was uitvoerbaar bij voorraad. Klagers hebben beroep ingesteld. De appelprocedure ligt al meer dan twee jaar stil.

3.3 Over de juiste uitvoering van de veroordeling door de cliënte van verweerder van het scheidsrechtelijk vonnis in eerste aanleg van 3 juli 2008 verschillen partijen van mening. Klagers dreigden met incasso van de volgens klagers verbeurde dwangsommen en verweerder heeft namens cliënte een spoedprocedure bij de RvA ingesteld. Verweerders cliënte is in deze procedure grotendeels in het gelijk gesteld. De RvA heeft zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van de vordering om de bij het vonnis van 3 juli 2008 opgelegde dwangsom op te heffen of te verminderen, maar heeft voor recht verklaard dat opdrachtgevers (klagers) in schuldeisersverzuim zijn getreden vóór het moment waarop dwangsommen door aanneemster (verweerders cliënte) verbeurd zouden kunnen zijn geraakt, omdat opdrachtgevers aanneemster verhinderen in de nakoming van haar verplichtingen ingevolge het scheidsrechtelijk vonnis van 3 juli 2008 doordat opdrachtgevers in gebreke blijven de voor uitvoering van de verplichting noodzakelijke medewerking te verlenen. Voorts heeft de RvA bepaald dat, indien klagers niet aan de in het vonnis genoemde voorwaarden voldoen, verweerders cliënte zal zijn bevrijd van haar verbintenis en klagers geen executiemaatregelen mogen nemen. Als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij zijn klagers in de proceskosten veroordeeld.

3.4 Daar voldoening door klagers aan laatstgenoemd vonnis uitbleef heeft verweerder vervolgens namens zijn cliënte aan de rechtbank te Amsterdam een exequatur gevraagd en verkregen, waarop verweerder tot tenuitvoerlegging is overgegaan.

3.5 De (plaatsvervangend) voorzitter heeft overwogen dat de klacht van klagers kennelijk ongegrond is.

4. Beoordeling van het verzet

4.1 De (plaatsvervangend) voorzitter heeft naar het oordeel van de raad een juiste maatstaf bij de beoordeling van de klacht tot uitgangspunt genomen nu verweerder advocaat van klagers wederpartij is. Deze maatstaf volgt uit vaste rechtspraak van het hof van discipline, de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht. Tevens is de raad van oordeel dat de (plaatsvervangend) voorzitter deze maatstaf juist heeft toegepast op de klachtonderdelen van klagers.

4.2 De inhoud van het verzetschrift noch het verhandelde ter zitting leidt tot vaststelling van andere feiten, beschouwingen of gevolgtrekkingen dan in de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.

4.3 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat het verzet niet kan slagen en dat de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.

4.4 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, M. Pannevis, G.J.W. Pulles, J.M. van de Laar, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 december 2011.

 

voorzitter             griffier

Deze beslissing is in afschrift op 20 december 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.