Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-10-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2036

Zaaknummer

11-080A

Inhoudsindicatie

 Klacht tegen advocaat wederpartij. Onder de gegeven omstandigheden stond het verweerder vrij om klaagster te benaderen op de voor verweerder bekende emailadressen. Gesteld noch anderszins is gebleken dat verweerder de emails bewust naar het adres bij de werkgever van klaagster heeft gezonden met het kennelijke doel om klaagster bij haar werkgever in diskrediet te brengen. Email is voor mededelingen waarvan het belangrijk is dat de ontvanger die direct of op heel korte termijn ontvangt inmiddels een normaal en veel gebruikt medium. Het staat verweerder vrij kennis te nemen van informatie die de cliënt de advocaat ter beschikking stelt en die informatie te gebruiken als de belangen van de cliënt dat vergen. Klacht ongegrond.

Uitspraak

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 3 oktober 2011

in de zaak 11-080A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 9 maart 2011, bij de raad binnengekomen op 11 maart 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 27 juli 2011. Verweerder is verschenen. Klaagster is zonder bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 12, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet

heeft gehandeld doordat hij:

a) de belangen van klaagster onnodig heeft geschaad door klaagster tot driemaal toe te e-mailen op zowel haar privé-emailadres als het emailadres van haar werkgever;

b) de privacywet Mulder van 1995 ten onrechte niet in acht heeft genomen;

c) ten onrechte gebruik maakt van de inhoud van emails die klaagster privé aan haar ex-partner verzonden heeft.

3 Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.2 Verweerder behartigt de belangen van de ex-partner van klaagster in de (financiële) afwikke-ling van hun affectieve relatie.

3.3 Bij brief van 30 juli 2010 heeft verweerder klaagster namens zijn cliënte aangeschreven. De brief strekt onder andere tot betaling van de gemeenschappelijke hypotheekschuld. Verweer-der heeft de brief op dezelfde datum tevens per email aan klaagster toegezonden.

3.4 Op 10 augustus 2010 te 15:41 uur heeft verweerder klaagster een email gestuurd met de volgende inhoud. De email is zowel naar het werk- als privé-emailadres van klaagster gezon-den.

“ Geachte [klaagster],

Op mijn eerder brief d.d. 30 juli 2010 heb ik helaas niets vernomen. Ook heeft de bank geen betaling van u ontvangen. Bijgaand zend ik u kopie van de incassoaankondiging van de WU Bank. Ik verzoek en voor zover nodig sommeer u de openstaande bedragen per omgaande te voldaan aan de bank, bij gebreke waarvan loonbe-slag zal worden gelegd.

Tevens houd ik u namens cliënt, die wel gewoon aan zijn verplichtingen voldoet, aansprakelijk voor de schade die hij lijdt als gevolg van incassomaatregelen van de bank door uw non-betaling.”

3.5 Klaagster heeft haar ex-partner op 13 augustus 2010 te 12:44 uur per email onder andere als volgt bericht:

“ (…)

Ik wil niet meer lastig gevallen worden door jouw advocaatje op mijn werk omdat mijn werkgever en ik hier beide niet van gediend zijn.

Ik moet het commentaar van jouw advocaatje gaan lezen in mijn werkgever zijn tijd, dus stop hiermee. Ik ga voor deze manier van handelen een klacht indienen bij de Deken. Alle mail die via de werkgever binnenkomt alsmede op mijn hotmailaccount beschouw ik als NIET verzonden.

Op alle verzoeken zal ik daarom ook niet reageren. Alle verzoeken die jouw advocaatje mij aangeeft zal ik niet aan voldoen zolang het geen uitspraak is van de rechter. “

3.6 De cliënt van verweerder heeft de email van klaagster d.d. 13 augustus op dezelfde datum doorgezonden aan verweerder.

3.7 Op 13 augustus te 13:32 uur heeft verweerder klaagster een email gestuurd met de volgende inhoud. De email is zowel naar het werk- als privé-emailadres van klaagster gezonden.

“ Geachte [klaagster],

Onderstaande mail ontving ik van cliënt.

(…)

In de correspondentie zag ik dat u ook zelf vanuit uw werkomgeving met cliënt correspondeert en telefoneert. Het lag dus voor de hand te veronderstellen dat het ontvangen van mails over deze kwestie in uw werkomgeving geen probleem was.

Voorts verzocht u om een afspraak voor dezelfde avond. Per email op uw werk was de enige mogelijkheid om u tijdig te laten weten dat deze afspraak niet door kon gaan.

Ook ben ik niet zeker van uw huidige woon-, of verblijfplaats. Indien u mij uw huidige adresgegevens verstrekt, kan ik er zeker van zijn dat correspondentie aan het juiste adres is gericht en zal ik in het vervolg u per aange-tekende post berichten, om er zeker van te zijn dat de correspondentie u bereikt. Dit komt de snelheid en het gemak van de communicatie echter niet ten goede, zoals u zult begrijpen.

Ondertussen ben ik er door uw reactie in ieder geval wel zeker van dat u op uw werkadres mijn emails wel ontvangt en leest. Dat is prettig te merken, omdat u op mijn eerdere correspondentie nog totaal niet heeft gerea-geerd”.

3.8 Op 13 augustus 2010 te 13:42 heeft verweerder klaagster nog een aanvullende email gestuurd. De email is zowel naar het werk- als privé-emailadres van klaagster gezonden. De inhoud van de email is:

“ Geachte [klaagster],

In vervolg op mijn mail van zojuist, nog even wat ik was vergeten.

1. Het is de wens van cliënt dat alle contact via mij loopt. Het heeft geen zin om cliënt recht-streeks te benaderen. Het is sneller en praktischer dat u verzoeken aan mij richt.

2. Het staat u vrij om ook een adviseur in te schakelen, zodat u van mij geen correspondentie meer ontvangt. Dat is eigenlijk ook wat ik u aanraad, als ik zo vrij mag zijn, omdat ik denk dat dit in het belang is van u zelf en van mijn cliënt.

3. Voor klachten kunt u uiteraard terecht bij de Deken van de Orde van Advocaten te Amsterdam. M.i. bejegen ik u op correcte wijze, maar het staat u natuurlijk te allen tijde vrij dit te laten toetsen door de Deken.”

3.9 Klaagster heeft zich na deze email laten bijstaan door een advocaat. Verweerder heeft verder met deze advocaat gecorrespondeerd.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Klaagster is ondanks behoorlijke oproeping niet ter zitting verschenen. Voorzover klaagster in haar klacht volhardt, oordeelt de raad daarover als volgt. De raad ziet daarbij aanleiding klachtonderdelen a) en b) gezamenlijk te behandelen.

Klachtonderdelen a) en b)

4.2 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klaagsters wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de be-langen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbe-perkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 Verweerder heeft onbetwist aangevoerd dat zijn mededelingen aan klaagster van 30 juli en 10 augustus 2010 urgent waren. De hypotheekbank van partijen had aangegeven dat bij voortdu-rend verzuim incassomaatregelen getroffen zouden worden. De raad ziet die mededeling bevestigd in het klachtdossier op bladzijde 16. Daar is een brief van de hypotheekbank van die strekking opgenomen. Mede onder verwijzing naar zijn email van 13 augustus 2011 te 13:32 uur (feiten onder 3.7) heeft verweerder verder onbetwist aangevoerd niet over een actueel postadres van klaagster te beschikken.  Klaagster heeft tot slot eerst – overigens niet recht-streeks aan verweerder – op 13 augustus 2011 te 12:44 uur medegedeeld geen email op haar werkadres te willen ontvangen noch op haar privé-emailadres.

4.4 Onder de onder 4.3. opgesomde omstandigheden stond het verweerder naar het oordeel van de raad in principe vrij om klaagster te benaderen op de voor hem bekende emailadressen. Daarbij betrekt de raad dat voor mededelingen, waarvan het belangrijk is dat de ontvanger die direct of op heel korte termijn ontvangt, email inmiddels een normaal en veel gebruikt medi-um is. Gesteld noch anderszins gebleken is dat verweerder de emails naar het adres bij de werkgever van klaagster heeft gezonden met het kennelijke doel om klaagster bij haar werkge-ver in diskrediet te brengen. Na de emails van 13 augustus 2010 heeft verweerder klaagster niet meer per email benaderd, maar is de correspondentie via de door klaagster ingeschakelde advocaat verlopen. De klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond. De verwijzing van klaagster naar de privacywetgeving doet daar uit tuchtrechtelijk oogpunt niet aan af.

 

Klachtonderdeel c)

4.5 Het tuchtrecht dient er niet toe om de onder 4.2 door het Hof van Discipline geformuleerde vrijheid van de advocaat te beknotten. Tegen deze achtergrond staat het verweerder in princi-pe vrij kennis te nemen van informatie die de cliënt hem ter beschikking stelt en die informatie te gebruiken als de belangen van verweerders cliënt dat vergen. Gesteld noch anderszins is gebleken dat verweerder de belangen van klaagster daarmee nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschonden. Het klachtonderdeel faalt derhalve.

4.6 De raad komt aldus tot de volgende beslissing.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door Mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, A. de Groot, M.J. Westhoff en B.J. Sol, leden, met bijstand van mr. R.N.E. Visser als griffier en uitgespro-ken ter openbare zitting van 3 oktober 2011.

voorzitter        griffier

Deze beslissing is in afschrift op 3 oktober 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten;

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zeven-voud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC  Prinsenbeek.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan uitslui-tend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.  Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 548 4608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d.  Telefonische informatie:

076 548 4607.