Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-07-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1830

Zaaknummer

10-440A

Inhoudsindicatie

Klacht met betrekking tot vrijheid zich terug te trekken. Klacht ongegrond. Verzet ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 18 juli 2011

in de zaak 10-440A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 9 december 2010, bij de raad binnengekomen op 10 december 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 20 december 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 december 2010 aan klaagster is verzonden.

1.3 Bij brief van 30 december 2010, door de raad ontvangen op 4 januari 2011, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 mei 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die

  beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klaagster bij brief van 30 december 2010, met bijlagen;

- de brief van klaagster van 31 december 2010, met bijlagen;

- de brief van klaagster van 24 april 2011.

 

2 De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster:

a.  een namens haar met klaagster gemaakte afspraak op het laatste moment heeft

  afgezegd;

  b. een namens haar gedane toezegging om nog dezelfde week een nieuwe afspraak te

  maken niet gestand heeft gedaan;

 c. de toezegging om een door klaagster gewenst stuk uit het dossier te zullen

  opzoeken en toesturen evenmin gestand heeft gedaan.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

2.3 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de (plaatsvervangend) voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard door te overwegen dat de gedragingen van verweerster niet tuchtrechtelijk laakbaar zijn.

3 Feiten

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klaagster heeft zich begin 2007 tot het kantoor van verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in een geschil met de VU. Een toenmalige kantoorgenote van verweerster heeft klaagster bij brief van 10 april 2007 laten weten onvoldoende mogelijkheden te zien om de zaak tot een goed einde te brengen omdat volgens haar onvoldoende bewijs voorhanden was.

3.2 Eind 2009 heeft klaagster zich opnieuw tot het kantoor van verweerster gewend. Omdat de kantoorgenote het kantoor inmiddels had verlaten, werd een afspraak voor een intake-/adviesgesprek met verweerster gemaakt. Het gesprek stond gepland op 28 december 2009. Wegens ziekte van verweerster is de afspraak door haar secretaresse kort tevoren telefonisch afgezegd. Op 7 januari 2010 heeft – op initiatief van klaagster – tussen klaagster en verweerster telefonisch contact plaatsgevonden. Verweerster had inmiddels kennis genomen van de in 3.1 genoemde brief van 10 april 2007 van haar voorgangster en tevens had zij haar voorgangster over de zaak gesproken. In dat telefoongesprek heeft verweerster klaagster gezegd eveneens onvoldoende mogelijkheden te zien om een juridische procedure te beginnen. Verweerster heeft klaagster geadviseerd zich door een letselschadeadvocaat te laten bijstaan. Aan het eind van het gesprek heeft klaagster om toezending van stukken verzocht. Verweerster heeft toegezegd daarvoor zorg te dragen. Omdat verweerster niet over het dossier beschikte omdat dat nog onder haar voorgangster berustte, heeft zij haar voorgangster gevraagd het dossier aan klaagster toe te zenden. Haar voorgangster heeft dat toegezegd. Toen uit de klachtbrief van 9 juni 2010 bleek dat haar voorgangster die toezegging niet was nagekomen, heeft verweerster het verzoek om toezending herhaald. Het dossier is uiteindelijk, wegens vakanties verlaat, op 17 augustus 2010 aan klaagster toegezonden. Verweerster heeft klaagster voor deze vertraging excuses aangeboden.

 

4 Beoordeling van de klacht/het verzet

Ad klachtonderdelen a en b

4.1 Naar het oordeel van de raad heeft de (plaatsvervangend) voorzitter terecht overwogen dat het afzeggen van een afspraak wegens ziekte niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Hetzelfde geldt voor het niet nakomen van de (door de secretaresse gedane) toezegging om nog dezelfde week een nieuwe afspraak te maken. Er is immers wel binnen een aanvaardbare termijn, namelijk tien dagen na de oorspronkelijk geplande afspraak, een (telefonisch) gesprek tussen klaagster en verweerster geweest. Dat het klaagster en niet –  zoals de voorzitter per abuis heeft overwogen – verweerster is geweest die dit telefonisch contact tot stand heeft gebracht, maakt dit niet anders. Verweerster heeft in dat telefoongesprek uitgelegd onvoldoende mogelijkheden te zien om een juridische procedure voor haar te beginnen. Het is vaste tuchtrechtspraak dat een advocaat niet kan worden verplicht om een opdracht aan te nemen die hij onhaalbaar acht.

Ad klachtonderdeel c

4.2 Ter zitting heeft de voorgangster van verweerster erkend dat zij heeft toegezegd de gevraagde stukken aan klaagster te zullen toezenden. Naar het oordeel van de raad mocht verweerster van die toezegging uitgaan. Pas door de brief van de deken van 7 juli 2010 raakte verweerster bekend met het feit dat de gevraagde stukken ondanks de toezegging niet aan klaagster waren verstuurd. Zij heeft haar voorgangster toen opnieuw om toezending van de stukken gevraagd maar deze was op dat moment op vakantie. Met enige vertraging als gevolg daarvan heeft verweerster de stukken op 17 augustus 2010 alsnog aan klaagster toegezonden en klaagster haar excuses gemaakt. Gelet op deze gang van zaken heeft de (plaatsvervangend) voorzitter terecht geoordeeld dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.3 Naar het oordeel van de raad had de (plaatsvervangend) voorzitter uit de stukken geen andere conclusie kunnen trekken dan dat de klacht ongegrond is. Het verzet is ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, J.M. van de Laar, M. Pannevis, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juli 2011.

 

voorzitter       griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 juli 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.