Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-04-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1526
Zaaknummer
10-332U
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Voorzitter heeft terecht overwogen dat verweerder als advocaat van klagers wederpartij mocht afgaan op het feitenmateriaal dat zijn cliënte had verschaft en dat er geen reden was voor verweerder de juistheid daarvan te verifiëren. Verzet is ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 4 april 2011
in de zaak 10-332U
___________________________________________________________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer drs.
klager
tegen:
De heer mr.
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 13 september 2010, ontvangen door de raad op 14 september 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 30 september 2010 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde dag aan klager verzonden.
1.3 Bij brief van 12 oktober 2010, ontvangen door de raad op 14 oktober 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2011 in aanwezigheid van klager. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Verweerder heeft bij brief d.d. 13 januari 2011 bericht niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn. Van voormelde zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van:
- de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het op 14 oktober 2010 ontvangen verzetschrift van klager gedateerd 12 oktober 2010;
2. Klacht/verzet
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder onjuiste uitlatingen heeft gedaan over klager in zijn brieven van 4 en 5 maart 2010 aan klagers advocaat en dat verweerder ten onrechte niet is nagegaan of de betreffende mededelingen juist waren
2.1 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de (plaatsvervangend) voorzitter ten onrechte en op onjuiste gronden de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard.
3. Feiten
3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Verweerder is de advocaat van de ex-echtgenote van klager. Bij brief van 25 januari 2010 heeft verweerder aan de advocaat van klager gevraagd waarover klager in het bijzonder door zijn ex-echtgenote geïnformeerd wenste te worden. Verweerder heeft hieraan toegevoegd dat de ex-echtgenote van klager eerder aan klager verslag had gedaan van het overlijden van het konijn van de kinderen, maar dat klager daarover niet geïnformeerd wenste te worden.
3.3 Bij brief van 4 maart 2010 heeft verweerder aan de advocaat van klager onder meer geschreven:
"Volgens zeggen van cliënte liet uw cliënt bij de mediationbijeenkomst op 19 februari jl. in uw bijzijn weten dat hij weigerde de betreffende brief aan de bank te ondertekenen, zolang cliënte niet het adres van de kinderen prijsgeeft!"
Verweerder heeft de advocaat van klager in deze brief verder verzocht om te bevorderen dat klager de brief aan de bank alsnog zou ondertekenen en aan de bank verzenden, en stelde dat hij opdracht had om rechtsmaatregelen tegen klager te treffen voor het geval klager dat niet zou doen.
3.4 Bij brief van 5 maart 2010 heeft verweerder aan de advocaat van klager geschreven:
"Bij deze bevestig ik u (…) de inhoud van ons telefoongesprek van vanmiddag, waarbij ik u mededeelde dat er in mijn brief van 4 maart jl. een storende fout is geslopen aangaande de weigering van uw cliënt de betreffende brief aan de bank te ondertekenen (…), zolang cliënte niet het adres van de kinderen prijsgeeft. Zoals gezegd, ontving cliënte deze informatie van [de bank] en niet van uw cliënt tijdens de forensische mediation."
3.5 De (plaatsvervangend) voorzitter heeft overwogen dat de klacht van klager kennelijk ongegrond is omdat niet is gebleken dat verweerder wist of behoorde te weten dat hij een onjuiste mededeling deed over de betrokkenheid van klager bij het overlijden van het konijn en evenmin dat verweerder daarmee een onnodig of onevenredig grievende uitlating heeft gedaan. Voor zover de klacht betrekking heeft op een foutieve beeldvorming naar derden toe waardoor klager zou zijn beschadigd, heeft de (plaatsvervangend) voorzitter geoordeeld dat deze klacht geen doel treft omdat verweerder zijn mededelingen niet aan derden maar aan de advocaat van klager heeft gedaan. Tot slot trof ook de stelling van klager dat verweerder de bestreden uitlatingen in de brieven van 4 en 5 maart 2010 van te voren had moeten verifiëren volgens de (plaatsvervangend) voorzitter geen doel, omdat een advocaat nu eenmaal in het algemeen mag afgaan op het feitenmateriaal dat zijn cliënt verschaft en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Een dergelijk uitzonderingsgeval doet zich hier niet voor, aldus de (plaatsvervangend) voorzitter.
4. Beoordeling van het verzet
4.1 De (plaatsvervangend) voorzitter heeft naar het oordeel van de raad een juiste maatstaf bij de beoordeling van de klacht tot uitgangspunt genomen nu verweerder advocaat van klagers wederpartij is. De inhoud van het verzetschrift noch het verhandelde ter zitting leidt niet tot vaststelling van andere feiten, beschouwingen of gevolgtrekkingen dan in de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.
4.2 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat het verzet niet kan slagen en dat de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door Mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, L.D.H. Hamer, D.J.S. Voorhoeve, mr. S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 april 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.