Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-01-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1340

Zaaknummer

H78-2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerder mocht, alvorens klager te dagvaarden, geen genoegen nemen met het bericht van de gemeente dat klager naar Duitsland was vertrokken zonder opgave van een nieuw adres in Duitsland. Verweerder had moeten trachten de nieuwe adresgegevens van klager te verkrijgen.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

 

H 78-2010 klacht

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van:

 

de heer ing. X

klager,

 

tegen

 

de heer mr. Y

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 15 april 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement 's-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 7 september 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 18 oktober 2010.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen.

 

2.         De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

            Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager. Bij brief d.d. 27 augustus           2003 heeft verweerder schriftelijk aan de advocaat van klager laten weten tot  dagvaarding te zullen overgaan. Verweerder is vervolgens in maart 2005 tot dagvaarding overgegaan. Uit de informatie die verweerder van de gemeente ontving             bleek dat klager per 11 februari 2004 naar A was vertrokken. Een nieuw adres        werd daarbij niet aangegeven.

 

2.2       Klager is bij verstek veroordeeld en verweerder heeft het verstekvonnis aan klager             doen betekenen waarna klager verzet heeft ingesteld en zijn advocaat alsnog namens           hem verweer heeft gevoerd. De procedure is uiteindelijk geëindigd doordat tussen    partijen een regeling in der minne tot stand is gekomen. In maart 2010 heeft klager een tuchtklacht ingediend tegen verweerder.

 

           

3.         De klacht

 

3.1       De klacht houdt het volgende in:

            Verweerder heeft klager benadeeld door tegen klager een procedure te starten zonder        zijn advocaat daarvan in kennis te stellen en door ten onrechte op basis van onjuiste         althans onvolledige informatie van de gemeente B in die procedure aan te geven dat  klager geen bekende woon- of verblijfplaats had.

 

 

4.         Het verweer

 

4.1       Het standpunt van verweerder houdt in:       

De klacht is tardief, althans voor verweerder was er geen verplichting om de advocaat       van klager in 2005 in kennis te stellen van het starten van een procedure; van benadeling van klager is geen sprake: na gedaan verzet is in de procedure in januari 2009 een regeling in der minne bereikt.

 

 

 

5.         Beoordeling van de klacht

 

5.1       Verweerder heeft gesteld dat klager niet ontvankelijk is in zijn klacht omdat klager de       klacht te laat heeft ingediend, namelijk vijf jaar nadat het door klager gewraakte           verstekvonnis is verwezen. De raad verwerpt dit verweer. Klager heeft gesteld dat hij,             alvorens een klacht in te dienen, eerst de uitkomst van de gerechtelijke procedure        wilde afwachten. De raad acht het voorstelbaar en niet in strijd met de eisen van    rechtszekerheid dat klager met het indienen van de     klacht heeft gewacht totdat de           uitkomst van de gerechtelijke procedure bekend was. Verweerder is voorts, ook naar eigen zeggen, niet in zijn verdediging geschaad.

 

5.2       Het geschil is middels het treffen van een minnelijke regeling geëindigd op de       comparitie van partijen op 14 januari 2009. In maart 2010, derhalve anderhalf jaar        later, heeft klager de klacht ingediend. Het verstrijken van deze periode van veertien            maanden leidt naar het oordeel van de raad niet tot de conclusie dat de klacht te laat is           ingediend. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn klacht.

 

5.3       De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling    van een dergelijke klacht behoort ervan te worden uitgegaan dat aan die advocaat een             grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een             wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij        worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden             geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.         

5.4       De raad is van oordeel dat verweerder, alvorens klager te dagvaarden, geen genoegen        had mogen nemen met het bericht van de gemeente dat klager naar A was         vertrokken zonder opgave van een nieuw adres in A. Nu klager naar eigen       zeggen bekend was met de militaire functie van klager en wist door welke advocaat          klager (in het verleden) in het betreffende geschil werd bijgestaan, had het naar het oordeel van de raad op de weg gelegen van verweerder om via de advocaat van klager of op andere wijze te trachten de nieuwe adresgegevens van klager te verkrijgen. Door zulks na te laten heeft verweerder naar het oordeel van de raad niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt.

 

5.5       De raad is op basis van het bovenstaande van oordeel dat de klacht gegrond is. De raad    acht een enkele waarschuwing een passende maatregel.

 

 

6.         Beslissing

 

De raad verklaart gegrond en legt ter zake aan verweerder op een enkele waarschuwing.

 

 

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, H.C.M. Schaeken, L.G.J. de Haas, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 10 januari 2011.

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                                voorzitter.

 

 

Verzonden op: 14 januari 2011.

  

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.