Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-01-2011
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1390
Zaaknummer
5900
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft onjuist ingevulde piketformulieren ingediend. Gegrond. 3 maanden onvoorwaardelijke schorsing.
Uitspraak
10 januari 2011
No. 5900
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het hoger beroep van
de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement 's-Hertogenbosch,
de deken,
tegen:
verweerder.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort 's Hertogenbosch (verder: de raad) van 4 oktober 2010, onder nummer H176 2010, aan partijen gezonden op 5 oktober 2010, waarbij van een bezwaar van de deken tegen verweerder onderdeel g ongegrond is verklaard en de onderdelen a tot en met f gegrond zijn verklaard en de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden is opgelegd.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij de deken van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 oktober 2010 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 november 2010, waar de deken en verweerder zijn verschenen.
3. Het bezwaar
De raad heeft het bezwaar van de deken als volgt omschreven:
Naar het oordeel van de deken heeft verweerder zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het dekenbezwaar bestaat uit de volgende onderdelen:
a. verweerder heeft de deken en de Raad van Discipline misleid door op 26 april 2010 mee te delen dat hij nimmer eerder dan rond oktober 2009 in het kader van de piketdienst in verzekering gestelden tijdens de piketdienst vaker dan eenmaal heeft bezocht;
Toelichting:
Tijdens de zitting op 26 april 2010 heeft verweerder uitdrukkelijk gesteld dat hij nooit eerder in verzekering gestelde verdachten meer dan eenmaal in het kader van de piketdienst heeft bezocht. Hij stelde dat slechts de piketdienst die hij had op 11 oktober 2009 voor hem aanleiding was in verzekering gestelden vaker te bezoeken. Deze mededeling was onjuist.
b. verweerder heeft vergoeding verzocht en verkregen, terwijl van beweerdelijk bezoek aan in verzekering gestelden niet is gebleken;
Toelichting:
Verweerder heeft in de periode 2006-2009 verscheidene malen, in ieder geval acht maal, om piketvergoedingen verzocht terwijl uit het systeem van de politie blijkt dat in die gevallen geen bezoek heeft plaatsgevonden.
c. verweerder heeft in verzekering gestelden meermalen bezocht terwijl hij daarvoor – in strijd met de vigerende regelgeving – ook aparte vergoedingen heeft verzocht en verkregen;
Toelichting:
In de periode 2006-2009 heeft verweerder verscheidene malen, in ieder geval twaalf maal, in verzekering gestelden tweemaal bezocht en ook twee bezoeken gedeclareerd, terwijl in het kader van de vigerende regelgeving maar één bezoek gedeclareerd had mogen worden.
d. verweerder heeft verdachten, aan wie hij al was toegevoegd, bezocht en daarvoor in het kader van de piketdienst vergoedingen verzocht en verkregen;
Toelichting:
In de periode 2007-2009 heeft verweerder verscheidene malen, in ieder geval vier maal, piketformulieren gebruikt voor bezoeken die vielen onder het bereik van een toevoeging.
e. verweerder heeft vergoeding verzocht en verkregen voor reizen die hij niet heeft gemaakt.;
Toelichting:
Verweerder heeft in 2006-2007 verscheidene malen, in ieder geval vier maal, reiskosten in rekening gebracht terwijl hij die reis maar eenmaal heeft verricht omdat het gelet op de tijdstippen van de door verweerder aan de verdachten gebrachte bezoeken niet mogelijk kan zijn dat tussen de door verweerder aan de verdachten gebrachte bezoeken verweerder op en neer naar Veldhoven is gereden vanuit het politiebureau te Eindhoven.
f. verweerder heeft een piketvergoeding verzocht en verkregen voor een bezoek in het kader van de vreemdelingenpiketdienst, waartoe verweerder in het geheel niet gerechtigd was;
Toelichting:
Verweerder is niet toegelaten tot de vreemdelingenpiketdienst. Als hij dan al vreemdelingen bezoekt die krachtens de vreemdelingenwet gedetineerd zijn, mag hij daarvoor geen declaratie indienen. Verweerder heeft echter een bezoek aan een vreemdeling gedeclareerd in het kader van zijn strafpiketdienst.
g. verweerder heeft op een zodanige wijze rechtsbijstand verleend dat in redelijkheid niet gezegd kan worden dat die rechtsbijstand zo adequaat was als gelet op de omstandigheden van die rechtsbijstand mocht worden verwacht.
Toelichting:
Uit brieven van de plaatsvervangend fungerend Hoofdofficier van Justitie blijkt dat de piketbezoeken, waarbij verweerder geacht wordt rechtsbijstand te verlenen, in een aantal gevallen die kwalificatie niet kunnen dragen.
4. De grieven
De deken heeft de volgende grieven aangevoerd:
1. Ten onrechte heeft de raad het dekenbezwaar op onderdeel g ongegrond verklaard.
2. De door de raad opgelegde schorsing voor de duur van drie maanden is niet overeenkomstig de ernst van de gedragingen van verweerder.
5. De feiten
5.1 Verweerder heeft in het kader van zijn strafpiketdienst in verzekering gestelde verdachten rechtsbijstand verleend en voor zijn verrichtingen en reiskosten vergoedingen bij de Raad voor Rechtsbijstand gevraagd en verkregen.
5.2 Verweerder heeft met ingang van 1 november 2010 zijn praktijk als advocaat neergelegd.
6. De beoordeling
6.1 De raad heeft het bezwaar van de deken op de onderdelen a tot en met f gegrond verklaard en op onderdeel g ongegrond verklaard.
6.2 Grief 1 is gericht tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar op onderdeel g. Het hof is met de raad van oordeel dat het enkele feit dat de onderhavige piketbezoeken niet langer dan vijf à zes minuten hebben geduurd niet zonder meer medebrengt dat de verleende rechtsbijstand inadequaat is geweest.
Feiten of omstandigheden die medebrengen dat de rechtsbijstand van verweerder in casu onder de maat was, zijn ook in hoger beroep niet gesteld of gebleken.
Dit brengt mede dat grief 1 faalt.
6.3 Grief 2 heeft betrekking op de opgelegde maatregel: de deken heeft aangevoerd dat de raad de schrapping van verweerder van het tableau had moeten uitspreken. Het hof is van oordeel dat voor de feiten die tot de gegrondverklaring van het bezwaar op de onderdelen a tot en met f hebben geleid, de opgelegde maatregel van een schorsing voor de duur van drie maanden passend en geboden is. Naar het oordeel van het hof is een zwaardere maatregel niet gerechtvaardigd. Mitsdien faalt ook grief 2.
6.4 Nu de grieven niet tot de vernietiging van de bestreden beslissing kunnen leiden, zal die beslissing worden bekrachtigd.
6.5 Nu verweerder zijn praktijk als advocaat inmiddels heeft neergelegd en niet meer is ingeschreven op het tableau, zal het hof bepalen dat de opgelegde maatregel zal ingaan wanneer verweerder (eventueel) weer zal zijn ingeschreven als advocaat.
6.6 Het is het hof ambtshalve bekend dat aan verweerder bij beslissing van het hof van heden (zaak 5817) eveneens de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van drie maanden is opgelegd. Het hof zal bepalen dat de in deze zaak opgelegde schorsing zal ingaan op de dag nadat de in zaak 5817 opgelegde schorsing zal zijn geëindigd.
7. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort 's Hertogenbosch van 4 oktober 2010;
- bepaalt dat de door de raad opgelegde maatregel van schorsing zal ingaan wanneer verweerder (eventueel) weer zal zijn ingeschreven als advocaat en wel op de dag nadat de in zaak 5817 door het hof opgelegde schorsing zal zijn geëindigd.
Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs R.W. de Ruuk, W.M. Poelmann, H. van Loo en G.J. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2011.