Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-12-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2245
Zaaknummer
11-102A
Zaaknummer
11-103A
Zaaknummer
11-104A
Zaaknummer
11-105A
Inhoudsindicatie
Verzetzaken. Klager beklaagt zich mede in verband met een huurgeschil over het handelen van verweerder. In verzet voert klager onder andere aan dat art. 6 EVRM is geschonden, omdat de beslissingen niet in het openbaar zijn uitgesproken, deze beslissingen zijn genomen zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden en er geen sprake is van een onpartijdige en onafhankelijke instantie. Naar het oordeel van de raad is er geen sprake van schending van art. 6 EVRM. Klager voert dit ook geenszins met feiten en argumenten onderbouwd aan. Nu ook overigens het verzet geen nieuwe gezichtspunten oplevert wordt het verzet ongegrond verklaard.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 19 december 2011
in de zaken 11-102A, 11-103A, 11-104A, 11-105A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klachten van:
De heer mr.
k l a g e r
tegen:
Mr.
v e r w e e r der
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brieven van 30 maart 2011, bij de raad binnengekomen op 1 april 2011, heeft de waarnemend deken van de Orde van Advocaten van het arrondissement Amsterdam de klachten ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissingen van 27 april 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klachten kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissingen op 27 april 2011 aan klager zijn verzonden.
1.3 Bij brieven van 11 mei 2011, door de raad eveneens ontvangen op 11 mei 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissingen van de voorzitter.
1.4 Het verzet tegen de beslissingen is behandeld ter zitting van de raad van 11 oktober 2011 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van
- de beslissingen van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die
beslissingen blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzet van klager bij brieven van 11 mei 2011.
2 De klachten
2.1 De klacht 11-102A houdt zakelijk weergegeven in:
a) dat verweerder klager de huur onrechtmatig heeft opgezegd;
b) dat verweerder hem met pesterijen en bedreigingen zijn praktijkuitoefening onmogelijk maakte, dan wel frustreerde, met het doel klager te bewegen te vertrekken.
2.2 De klacht 11-103A houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder onrechtmatig klagers privacy heeft geschonden door als advocaat een onderzoek naar klager in persoon te doen instellen door een informatie/recherchebureau.
2.3 De klacht 11-104A houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder jegens klager een valse aangifte van bedreiging heeft gedaan.
2.4 De klacht 11-105A houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:
een e-mail aan klager de dato 12 april 2010, waarin onjuistheden/insinuaties staan die klager en/of zijn praktijk in een kwaad daglicht stellen, in een kort gedingprocedure, door verweerder tegen klager aangespannen, heeft overgelegd.
Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
3. Het verzet
3.1 De verzetgronden in de vier verzetschriften lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte de klachten kennelijk ongegrond heeft verklaard doordat:
1. de beslissingen in strijd met art. 6 EVRM niet in het openbaar zijn uitgesproken, noch aangekondigd op welke datum/zitting uitspraak gedaan zou worden, terwijl
in deze zaken burgerlijke rechten van klager, zoals zijn eigendom en zijn kantoor,
in het geding zijn;
2. de beslissingen in strijd met art. 6 EVRM zijn genomen zonder dat een zitting heeft plaatsgevonden terwijl in deze zaken burgerlijke rechten van klager, zoals zijn eigendom en zijn kantoor, in het geding zijn;
3. de beslissingen in strijd met art. 6 EVRM zijn genomen door een plaatsvervangend voorzitter die onder de toenmalige voorzitter van de raad valt, waarmee klager een geschil heeft en die afkomstig is uit het Amsterdamse milieu, zodat er van een echte onafhankelijke en/of onpartijdige rechter geen sprake is;
4. de voorzitter in de beslissingen ten onrechte heeft vastgesteld dat de onderhuurovereenkomst zou zijn opgezegd toen de verhouding tussen partijen verstoord was en dat de voorzitter er ten onrechte vanuit is gegaan dat bemiddeling niet van de grond zou zijn gekomen omdat er een meningsverschil bestond over de wijze van afdoening;
5. in de beslissing 11-102A de voorzitter ten onrechte heeft beslist dat de gedragingen waarover klager zich beklaagt niet-beroepsmatige privé-gedragingen zijn die niet door het advocatentuchtrecht worden beheerst;
6. in de beslissing 11-102A de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat de deken enig onderzoek zou hebben verricht;
7. de beslissing 11-103A in strijd met artikel 6 EVRM niet is gemotiveerd, terwijl in deze zaken burgerlijke rechten van klager, zoals zijn eigendom en zijn kantoor, in het geding zijn;
8. in de beslissing 11-104A de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat klager zich ten onrechte beklaagt over de aangifte van verweerder;
9. in de beslissing 11-105A de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat klager zijn klacht niet toereikend heeft onderbouwd.
4 Feiten
Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klachten kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, worden uitgegaan van de in de beslissingen vastgestelde feiten.
5 Beoordeling van het verzet
Gronden 1 en 2
5.1 Klager heeft als gronden van verzet aangevoerd dat artikel 6 EVRM is geschonden omdat de beslissingen niet in het openbaar zijn uitgesproken en omdat deze beslissingen zijn genomen zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden.
5.2 Artikel 46g Advocatenwet biedt de voorzitter de mogelijkheid onder andere kennelijk niet-ontvankelijke en kennelijk ongegronde klachten schriftelijk af te wijzen, zonder dat hiervoor een zitting heeft plaatsgevonden. Klager heeft niet onderbouwd uiteengezet waarom deze wettelijke bepaling strijdig zou zijn met artikel 6 EVRM. Tegen de beslissing van de voorzitter kunnen de klager en de deken immers op grond van artikel 46h, eerste lid, Advocatenwet binnen veertien dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij de raad van discipline. In dat geval wordt de zaak in verzet door de raad van discipline behandeld op een (openbare) zitting, zoals dit ook in de zaken van klager op 11 oktober 2011 is gebeurd. Op het verzet wordt vervolgens beslist in een uitspraak die in het openbaar wordt uitgesproken. De gronden kunnen derhalve niet slagen.
Grond 3
5.3 Klager heeft voorts aangevoerd dat artikel 6 EVRM is geschonden nu er geen sprake is van een onpartijdige en onafhankelijke instantie:
- omdat de plaatsvervangend voorzitter onder de toenmalige voorzitter van de raad valt met wie klager een geschil heeft, en
- omdat de plaatsvervangend voorzitter afkomstig is uit het Amsterdamse milieu.
5.4 De stelling van klager dat er geen sprake is van een onpartijdige en onafhankelijke instantie, omdat de plaatsvervangend voorzitter onder de toenmalige voorzitter van de raad valt, met wie klager een geschil heeft, leidt zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – niet tot het oordeel dat sprake is van schending van artikel 6 EVRM.Bovendien zijn de plaatsvervangend voorzitters van de raad benoemde onafhankelijke rechters (EHRM 16 december 2008, 53025/99 Frankowicz v. Poland). De stelling van klager over “het Amsterdamse milieu” waaruit de plaatsvervangend voorzitter afkomstig zou zijn en wat tot zijn partijdigheid zou leiden, is evenmin onderbouwd. Het Hof van Discipline heeft in zijn beslissing van 18 april 2011 No. 6012 in een door klager tegen de deken ingediende klacht geoordeeld over een zelfde opmerking over “het Amsterdamse milieu”. De ongefundeerde opmerking van klager over “het Amsterdamse milieu” is volgens het hof een advocaat bepaald niet waardig en in hoge mate krenkend. De grond kan derhalve niet slagen.
Grond 4
5.5 Klager heeft voorts aangevoerd dat de voorzitter in de beslissingen ten onrechte heeft vastgesteld dat de onderhuurovereenkomst zou zijn opgezegd toen de verhouding tussen partijen verstoord was en dat de voorzitter er ten onrechte vanuit is gegaan dat bemiddeling niet van de grond zou zijn gekomen omdat er een meningsverschil bestond over de wijze van afdoening. De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden heeft geoordeeld dat klager zijn klacht niet toereikend heeft onderbouwd. Klager licht op geen enkele, deugdelijk onderbouwde, wijze toe waarom deze beslissing onjuist zou zijn, zodat de grond niet kan slagen.
Grond 5
5.6 Klager heeft aangevoerd dat de voorzitter in de beslissing 11-102A ten onrechte heeft beslist dat de gedragingen waarover klager zich beklaagt niet-beroepsmatige privé-gedragingen zijn die niet door het advocatentuchtrecht worden beheerst. Klager beklaagt zich over gedragingen van verweerder als onderverhuurder van een kantoorgedeelte. Naar het oordeel van de raad zijn er geen aanknopingspunten om aan te nemen dat deze verhouding onder de genoemde omstandigheden door het tuchtrecht wordt beheerst, zodat deze grond niet kan slagen.
Grond 6
5.7 Klager heeft aangevoerd dat de voorzitter in de beslissing 11-102A ten onrechte heeft overwogen dat de deken enig onderzoek zou hebben verricht. De voorzitter heeft evenwel niet geoordeeld dat de deken enig onderzoek zou hebben verricht, maar dat klager het onderzoek van de deken naar zijn klacht niet heeft willen afwachten, zodat de grond niet kan slagen.
Grond 7
5.8 Klager heeft ook aangevoerd dat de beslissing 11-103A in strijd met artikel 6 EVRM niet is gemotiveerd, terwijl in deze zaken burgerlijke rechten van klager, zoals zijn eigendom en zijn kantoor, in het geding zijn. Naar het oordeel van de raad licht klager op geen enkele, deugdelijk onderbouwde, wijze toe waarom van een schending van artikel 6 EVRM sprake zou zijn. Uit de beslissing blijkt dat de klachtonderdelen door de voorzitter uitvoerig zijn beoordeeld, waarbij dragende argumenten en relevante feiten en omstandigheden zijn betrokken. De grond kan derhalve niet slagen.
Grond 8
5.9 Klager heeft aangevoerd dat in de beslissing 11-104A de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat klager zich ten onrechte beklaagt over de aangifte van verweerder. De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden heeft bevonden dat klager zich ten onrechte beklaagt over de aangifte van verweerder. Klager licht op geen enkele, deugdelijk onderbouwde, wijze toe waarom deze beslissing onjuist zou zijn. De grond kan derhalve niet slagen.
Grond 9
5.10 Klager heeft tot slot aangevoerd dat in de beslissing 11-105A de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat klager zijn klacht niet toereikend heeft onderbouwd. De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden heeft bevonden dat klager zijn klacht niet toereikend heeft onderbouwd. Klager licht op geen enkele, deugdelijk onderbouwde, wijze toe waarom deze beslissing onjuist zou zijn. Ook geeft hij in zijn verzetschrift geen toereikende onderbouwing. De grond kan derhalve niet slagen.
5.11 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden niet kunnen slagen en dat de plaatsvervangend voorzitter de klachten terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden. Nu het verzet van de klager tegen de beslissingen van de plaatsvervangend voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, is het verzet ongegrond.
6 Verzoeken
6.1 Het verzoek tot het oproepen en horen van getuigen wijst de raad af, aangezien niet valt in te zien tot welke andere beslissing verklaringen van getuigen zouden kunnen leiden. Klager heeft dat ook niet onderbouwd aangevoerd. Bovendien heeft klager in een aantal zaken het onderzoek van de deken niet willen afwachten, zodat het verzoek getuigen te horen moet worden afgewezen. De wetgever heeft het onderzoek naar klachten tegen advocaten aan de deken opgedragen. Wie zonder grond dat onderzoek frustreert, zoals klager in dit geval heeft gedaan, kan niet aanspraak maken op het doen horen van getuigen door de raad.
6.2 Het verzoek van klager om een onafhankelijk college ex artikel 6 EVRM samen te doen stellen van advocaten die niet onder het tuchtrecht ressorteren van de deken of de toenmalige voorzitter van de raad, wordt niet gehonoreerd, nu daar geen reden toe is. De raad heeft geen schending van artikel 6 EVRM kunnen vaststellen en klager voert daarvoor ook geen deugdelijk toegelichte stellingen aan.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet tegen de beslissingen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs A. de Groot, R. Lonterman, B.J. Sol, J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 december 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 19 december 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.