Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-09-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1944

Zaaknummer

10-242Alk

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft in een echtscheidingsprocedure waarin hij de vrouw bijstond een derde aangeschreven met het verzoek informatie te verschaffen betreffende de banden van (het bedrijf van) de man met die derde, welke informatie verweerder kennelijk relevant acht voor de juridische positie van de vrouw. Verweerder verwijst voor dit verzoek naar de Wet Openbaarheid van Bestuur. Een advocaat dient zich te onthouden van het benaderen van een juridisch ongeschoolde derde, niet zijnde een van de partijen in het geschil, met het kennelijke doel die derde met evident onhoudbare juridische argumenten te bewegen tot iets waarop de advocaat namens zijn cliënt beslist geen aanspraak kan maken, terwijl die derde, als hij zou zwichten voor die (onhoudbare) argumenten, mogelijk schade zal lijden. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 5 september 2011

in de zaak 10-242 Alk

_________________________

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

k l a a g s t e r

tegen

de heer mr.

v e r w e e r d e r

 

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 23 juni 2010, door de raad ontvangen op 25 juni  2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 21 juni 2011. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Zowel klaagster als verweerder is verschenen.

1.3. De raad heeft kennisgenomen van:

de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en van de stukken genummerd 1 t/m 6, genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. Klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet heeft geschonden en heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt, door te trachten via misleiding informatie van klaagster over een wederpartij te verkrijgen, te weten door een brief aan klaagster te richten, waarin onder verwijzing naar de Wet Openbaarheid van Bestuur aan klaagster wordt verzocht voor een bepaalde datum bepaalde informatie over die wederpartij te verstrekken, terwijl verweerder wist dat deze wettelijke regeling in de onderhavige situatie niet van toepassing was.

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerder is de advocaat van een vrouw in een echtscheidingsprocedure. Klaagster is een zakenrelatie van het bedrijf van de man in de echtscheidingsprocedure. Verweerder heeft klaagster op 19 januari 2010 aangeschreven met het verzoek een aantal concrete vragen te beantwoorden over de beëindiging van een inhuurovereenkomst tussen het bedrijf van de man en klaagster. Verweerder heeft bij het verzoek om informatie te verstrekken verwezen naar de Wet Openbaarheid van Bestuur.

3.2 Klaagster heeft verweerder schriftelijk gevraagd op grond van welke wetsartikelen in de Wet Openbaarheid van Bestuur of jurisprudentie daaromtrent zij een wettelijk plicht zou hebben om aan de verzoeken van verweerder te voldoen. Na ontvangst van een tweede brief van klaagster, waarin klaagster verweerder aansprakelijk stelt voor mogelijke schade van zijn handelen, heeft verweerder zijn verzoek om informatie schriftelijk ingetrokken.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat het tuchtrecht er niet toe dient een advocaat te beknotten in zijn vrijheid om zijn cliënten bij te staan op de wijze die hem goed dunkt. Die vrijheid is echter niet onbeperkt en vindt onder meer haar begrenzing in de plicht van de advocaat om zich te onthouden van het benaderen van juridisch ongeschoolde derden, niet zijnde een van de partijen in het geschil, met het kennelijke doel die derde met evident onhoudbare juridische argumenten te bewegen tot iets waarop de advocaat namens zijn cliënt beslist geen aanspraak kan maken, terwijl die derde, als hij zou zwichten voor die (onhoudbare) argumenten, mogelijk nadeel zal ondervinden. Aan de hand van deze maatstaf zal de onderhavige klacht worden beoordeeld.

4.2 Verweerder stelt dat hij in zijn brief aan klaagster abusievelijk heeft ver¬we¬zen naar de Wet Openbaarheid van Bestuur en dat hij zich daarvoor in zijn brief d.d. 19 februari 2010 aan de deken heeft verontschuldigd. De raad hecht geen doorslaggevende waarde aan de stelling dat de verwijzing naar de Wet Openbaarheid van Bestuur per abuis in de brief aan klaagster terecht is gekomen. Verweerder heeft, naar ter zitting is gebleken, aan een andere relatie van zijn wederpartij ook een brief gestuurd met een verzoek om informatie dat eveneens met een onjuiste verwijzing naar de Wet Open¬baarheid van Bestuur kracht is bijgezet. Die tweede brief bevat niet dezelfde tekst als de eerste brief, zodat het ervoor moet worden gehouden dat verweerder de verwijzing niet per ongeluk in zijn brief heeft opge¬nomen.

4.3 Door in een brief naar een juridisch ongeschoolde derde te suggereren dat deze derde op grond van een wettelijke verplichting gehouden zou zijn informatie aan deze advocaat te verschaffen over een zakelijke relatie heeft verweerder druk uitgeoefend op die derde, terwijl hij wist of behoorde te weten dat zijn suggestie niet juist was. Een dergelijke handelwijze past een advocaat niet. Immers, het onwenselijke gevolg van de brief van verweerder had kunnen zijn – naar verweerder zich had dienen te realiseren – dat klaagster in strijd met een andere wettelijke norm of in strijd met de tussen klaagster en de wederpartij geldende overeenkomst dan wel op andere wijze jegens die wederpartij onrechtmatige wijze informatie aan verweerder had verstrekt of dat de verhouding tussen klaagster en haar zakenrelatie zou zijn geschaad.

4.4 Volgens de raad heeft verweerder de in 4.1 neergelegde norm met zijn handelwijze overschreden. Bovendien heeft verweerder met zijn handelwijze meer in het algemeen het vertrouwen in de advocatuur geschaad. De raad acht dit jegens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar en de klacht is daarmee gegrond.

5. Maatregel

Verweerder heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt. Gelet op alle omstandigheden van het geval acht de raad de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING:

de raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt op aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing.         

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 5 september 2011 door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, H.C.M.J. Karskens, R.P.F. van der Mark, H.B. de Regt, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.

 

Voorzitter       Griffier

Deze beslissing is in afschrift op 5 september 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

• klaagster

• verweerder

• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar

• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

• verweerder

• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

 076-548 4607.