Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-01-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1436

Zaaknummer

10-119

Inhoudsindicatie

Klager heeft klachten over de wijze waarop hij is bijgestaan.

Inhoudsindicatie

Het cliënt juist adviseren over de beroepsmogelijkheden behoort tot de werkzaamheden van een advocaat, die een cliënt terzijde heeft gestaan in een procedure.

Inhoudsindicatie

Het op de derdengeldrekening laten staan een voor een cliënt geïnd bedrag mag alleen als dat de instemming van de cliënt heeft. Een dergelijke afspraak dient ingevolge gedragsregel 8 schriftelijk te worden vastgelegd.

Uitspraak

10-119

 BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 20 augustus 2010 heeft mr. A.P.J.M. de Bruyn, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:

klager

wonende te [woonplaats]

tegen: verweerster

advocaat te [plaats]

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 29 november 2010.

Klager en verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. [X], zijn

verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling:

mr. M.J. Blaisse, voorzitter, en mrs. E. Bige, F. Klemann, E.J. Verster en P.R.M.

Noppen, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. A. Huber.

2.

Klager verwijt verweerster dat zij hem onjuist heeft geadviseerd en zijn zaak onvoldoende zorgvuldig heeft behandeld.

De klacht valt in de volgende onderdelen uiteen:

a. verweerster heeft ondanks zijn uitdrukkelijk verzoek in reconventie de kosten die hij in de daaraan voorafgaande periode heeft moeten maken, niet aan zijn vordering toegevoegd

b. verweerster heeft hem ten onrechte geadviseerd cassatie aan te tekenen tegen het verzetvonnis

c. verweerster heeft na het verzetvonnis haar dossier gesloten en zij was niet bereid hem nog langer te vertegenwoordigen

d. verweerster heeft ten onrechte het verstekvonnis niet ten uitvoer gelegd.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Verweerster heeft klager bijgestaan in een procedure bij de rechtbank [plaats], sector Kanton, locatie [plaats], tegen een zorgverzekeraar strekkende tot betaling van niet vergoede ziektekosten ad € 1.292,35 en € 124,40 vermeerderd met € 357,- als vergoeding van buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente over € 1.416,75. Tevens is gevorderd dat de Kantonrechter voor recht verklaart dat klager in de periode van [….] 2004 tot [….] 2005 ten onrechte was uitgeschreven als verzekerde bij de zorgverzekeraar.

In deze procedure is een verstekvonnis gewezen op [….] 2008, waarbij de vorderingen van klager zijn toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Op [….] 2008 is het verstekvonnis aan de zorgverzekeraar betekend waarna de zorgverzekeraar verzet heeft aangetekend.

Vervolgens is op [….] 2009 het verzetvonnis gewezen. In dit vonnis is de zorgverzekeraar in het gelijk gesteld en zijn de vorderingen van klager alsnog afgewezen met veroordeling van hem in de kosten van de verzetprocedure.

Bij brief van [….] 2009 heeft verweerster het vonnis aan klager toegestuurd en heeft zij hem gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep aan te tekenen tegen het verzetvonnis. Voorts heeft zij klager gewezen op de risico’s van het aantekenen van hoger beroep en heeft zij klager meegedeeld dat zij bereid is hierover met hem te overleggen.

Bij brief van [….] 2009 heeft klager verweerster gevraagd beroep in te stellen tegen het verzetvonnis.

Op [….] 2009 heeft een bespreking tussen klager en verweerster plaatsgevonden.

Bij brief van [….] 2009 heeft verweerster hetgeen zij met klager besproken heeft aan hem bevestigd en schrijft zij hem onder meer dat zij geen mogelijkheid ziet tegen het vonnis van [….] 2009 op te komen en dat hoger beroep niet mogelijk is. Voorts schrijft zij dat zij op korte termijn het dossier zal sluiten. Ook schrijft zij dat klager mogelijk cassatie kan aantekenen tegen het verzetvonnis en wijst zij klager erop dat hij daarvoor een cassatieadvocaat moet inschakelen.

4.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

Of hij eiser of gedaagde is doet er niet toe. Het gaat hem niet alleen om immateriële schade die hij vergoed wenste te zien, maar ook om administratiekosten, reiskosten en tijd die hij heeft moeten investeren gedurende een periode van vijf jaar. Verweerster had voor deze kosten een bedrag moeten vorderen. Zij heeft hem meegedeeld dat er geen reconventionele vordering kon worden ingesteld en dat die vordering ook geen kans van slagen had. Op haar advies heeft hij er in berust dat in de dagvaarding geen aanspraak werd gemaakt op vergoeding van deze kosten. Achteraf is hem gebleken dat verweerster hem op dit punt onjuist heeft geadviseerd.

Hij heeft tijdens de laatste bespreking met verweerster aan haar laten weten dat hij van haar verwachtte dat zij hem zou blijven bijstaan.

Het verstekvonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis had ten uitvoer moeten worden gelegd en het door verweerster ontvangen bedrag had niet op haar derdengeldrekening moeten blijven staan maar aan hem doorbetaald moeten worden.

5.

Verweerster heeft het volgende tot haar verweer aangevoerd:

Klager was de eisende partij in de procedure die zij voor hem heeft gevoerd. Daarom kon er geen sprake zijn van een eis in reconventie.

Voordat zij de dagvaarding heeft uitgebracht, heeft klager haar laten weten dat hij aanspraak wenste te maken op immateriële schadevergoeding voor de vijf jaar durende ellende die hij heeft ondervonden van onder meer de procedure die de apotheek tegen hem heeft aangespannen en dat hij in verband hiermee administratiekosten heeft moeten maken. Zij was van mening dat er geen wettelijke grondslag is op grond waarvan vergoeding van deze kosten van de verzekeraar kon worden gevorderd. Zij heeft dit met klager besproken en hij heeft ermee ingestemd deze kosten niet in de procedure te betrekken.

Zij heeft de door haar opgestelde dagvaarding in concept aan klager toegestuurd. Klager heeft ermee ingestemd dat deze dagvaarding in de opgestelde vorm werd uitgebracht.

Zij heeft klager niet geadviseerd in cassatie te gaan. Het uitbrengen van een dergelijk advies viel buiten haar opdracht, namelijk om klager bij te staan in de procedure tegen de zorgverzekeraar. Zij heeft hem enkel gewezen op de mogelijkheid om in cassatie te gaan en hem aangeraden om daar desgewenst nadere informatie over in te winnen.

Het is juist dat zij na het vonnis van [….] 2009 haar werkzaamheden voor klager heeft beëindigd. Zij heeft haar werkzaamheden voor klager verricht op basis van een toevoeging. De toevoeging is aan haar verleend uitsluitend voor de procedure tegen de zorgverzekeraar bij de sector Kanton van de rechtbank. Omdat een einde was gekomen aan deze procedure was er tevens een einde gekomen aan haar werkzaamheden voor klager.

De zorgverzekeraar heeft haar, nadat het verstekvonnis was gewezen, bericht bereid te zijn om in afwachting van de verzetprocedure te voldoen aan het verstekvonnis door overmaking van het verschuldigde bedrag naar haar derdengeldrekening. In verband met het restitutierisico was zij van mening dat het het beste was dat het geld op de derdengeldrekening van haar kantoor zou blijven staan. Het verstekvonnis is aldus ten uitvoer gelegd.

Zij heeft klager naar behoren bijgestaan.

6.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Klager heeft aangevoerd dat verweerster ondanks zijn uitdrukkelijk verzoek geen immateriële schadevergoeding en vergoeding van andere schadeposten voor hem heeft willen vorderen.

De raad begrijpt de klacht aldus dat klager had gewenst dat verweerster een hoger bedrag voor hem zou hebben gevorderd in de dagvaarding of dat zij nadien de vordering zou hebben vermeerderd.

Verweerster heeft klager op het punt van de immateriële schadevergoeding en de overige door klager gestelde schadeposten geadviseerd.

Klager heeft in dit advies berust door in te stemmen met de conceptdagvaarding die verweerster aan hem heeft voorgelegd voordat die werd uitgebracht.

Klager heeft gesteld dat hem achteraf is gebleken dat verweerster hem op dit punt onjuist heeft geadviseerd zonder toe te lichten waarom sprake is van een onjuist advies. Aldus heeft klager zijn klacht onvoldoende onderbouwd. Daarom is dit klachtonderdeel ongegrond.

Klager verwijt verweerster dat zij hem ten onrechte heeft geadviseerd cassatie aan te tekenen tegen het verzetvonnis.

De raad stelt voorop dat verweerster de opdracht heeft aanvaard om klager terzijde te staan in een procedure tegen zijn zorgverzekeraar. Als gevolg van deze door verweerster aanvaarde opdracht behoorde zij klager correct te informeren over de beroepsmogelijkheden tegen het verzetvonnis. Dit geldt zowel voor zaken die op basis van een toevoeging worden behandeld als voor betalende zaken.

Vast staat dat verweerster klager eerst heeft meegedeeld dat hij hoger beroep kan aantekenen tegen het verzetvonnis en vervolgens dat hij (uitsluitend) in cassatie kan gaan. Omdat slechts één van deze twee mogelijkheden juist is, heeft verweerster klager op dit punt niet correct geïnformeerd en is dit onderdeel van de klacht gegrond.

Dat verweerster nadat het verzetvonnis was gewezen haar dossier heeft gesloten en klager niet langer vertegenwoordigde, is niet juist. Vast staat dat klager en verweerster nadat het verzetvonnis was gewezen nog een bespreking hebben gevoerd en dat zij nog hebben gecorrespondeerd. Ook was verweerster bereid contact te onderhouden met de deurwaarder – naar de raad aanneemt over de executie van het verzetvonnis – maar klager gaf er de voorkeur aan hierover zelf rechtstreeks met de deurwaarder te communiceren en heeft dat ook aan verweerster gemeld.

Voor zover klager bedoelt er over te klagen dat verweerster hem niet terzijde heeft willen staan in hoger beroep of in cassatie, merkt de raad op dat verweerster daartoe niet verplicht was. Zij mocht haar werkzaamheden beëindigen. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

De raad begrijpt het vierde onderdeel van de klacht van klager aldus dat verweerster – naar de mening van klager – ten onrechte het door haar geïnde bedrag op haar derdengeldrekening heeft laten staan en niet aan hem heeft doorbetaald.

Verweerster heeft aangevoerd dat zij dit om praktische en procestechnische redenen heeft gedaan en om, kort gezegd, klager te behoeden voor een restitutieprobleem.

Verweerster had aan klager moeten voorleggen of hij ermee instemde dat het door haar geïnde bedrag in afwachting van de verzetprocedure op haar derdengeldrekening zou blijven staan en zij had de hierover gemaakte afspraken schriftelijk aan klager moeten bevestigen. Immers ingevolge gedragsregel 8 dient een advocaat ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil belangrijke afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

Omdat gesteld noch gebleken is dat klager ermee heeft ingestemd dat het door verweerster voor hem geïnde geldbedrag op haar derdengeldrekening bleef staan, is dit klachtonderdeel gegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Het tweede en vierde onderdeel van de klacht van klager tegen verweerster zijn gegrond. Het eerste en derde onderdeel van de klacht van klager tegen verweerster zijn ongegrond.

Aan verweerster wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling op 17 januari 2011.

griffier     voorzitter