Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-08-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1989
Zaaknummer
R. 3551/10.181
Inhoudsindicatie
Uitgangspunt in de relatie advocaat-wederpartij is steeds dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mat niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Daarvan is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat verweerster bij het optreden namens haar cliënt over de schreef is gegaan. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 29 maart 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 26 oktober 2010 ontvangen door de Raad.
1.2 Bij beslissing van 15 november 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 18 november 2010.
1.3 Bij brief gedateerd 25 november 2010, ingekomen ter griffie 30 november 2010, heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing. Bij brief van 31 mei 2011 heeft klager zijn verzetschrift aangevuld.
1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.
1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 20 juni 2011. Ter zitting zijn klager en verweerster verschenen.
2. DE KLACHT EN HET VERZET
2.1 Klager verwijt verweerster als advocaat van de voormalige echtgenote van klager een onbehoorlijke handelwijze in de echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft verkeerde adviezen gegeven en nodeloze stappen gezet en klager daarmee op kosten gejaagd. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:
a de rechter heeft misleid;
b feiten en cijfers heeft verdraaid;
c de echtscheidingsprocedure kunstmatig heeft gerekt door het zetten
van nodeloze stappen;
d haar machtspositie en haar grote vrijheid als advocaat heeft misbruikt;
e ongegronde aantijgingen heeft geponeerd en beschuldigingen aan het
adres van klager heeft geuit.
De gronden van het verzet
Klager heeft als grond voor zijn verzet aangevoerd dat de plaatsvervangend voorzitter van de Raad in zijn beslissing slechts op twee van de vijf klachtonderdelen is ingegaan. Hij wenst het oordeel van de Raad ten aanzien van klachtonderdelen a, d en e.
3. VERWEER
3.1 Verweerster heeft tot haar verweer -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat haar tuchtrechtelijk niets te verwijten valt. Zij stelt naar aanleiding van de
klachtonderdelen a tot en met e:
a en b dat zij noch in de voorlopige voorzieningenprocedure, noch in de echt- scheidingsprocedure de rechter heeft misleid en/of feiten en cijfers
heeft verdraaid;
c dat de procedures weliswaar veel tijd in beslag hebben genomen maar
dat dit noch aan haar noch aan haar cliënte te wijten is. Het feit dat
haar cliënte in die procedure(s) niet volledig in het gelijk is gesteld
betekent volgens haar niet dat de procedure(s) als zodanig onnodig
was/waren;
d dat zij geen misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie;
e dat zij geen ongegronde aantijgingen en valse beschuldigingen aan het
adres van klager heeft geuit.
4. BEOORDELING VAN HET VERZET
4.1 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de Raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter van 15 november 2010.
4.2 Aan de advocaat komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van een (processuele) wederpartij, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Daarvan is niet gebleken.
4.3 Hetgeen door klager in het verzet is aangevoerd, is een uitwerking en een herhaling van de eerdere klacht en de Raad komt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter op 15 november 2010 heeft gegeven. De Raad overweegt nog als volgt.
Ad klachtonderdeel a en b
4.4 In zijn algemeenheid geldt dat een advocaat mag afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn/haar cliënt hem/haar verschaft en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is niet van een dergelijke situatie gebleken. Misleiding van de rechter of verdraaiing van de feiten door verweerster is niet aannemelijk gemaakt. De stelling van klager dat verweerster een uitspraak van de rechter naast zich heeft neergelegd, is onjuist. Hetgeen klager stelt onder 2 van zijn verzet ziet niet op hetgeen de rechter met betrekking tot de echtelijke woning heeft beslist.
Ad klachtonderdeel c
4.5 De Raad is met verweerster van oordeel dat het feit dat een procespartij in een procedure – al dan niet deels – in het ongelijk wordt gesteld nog niet betekent dat die procedure nodeloos is gevoerd. De keuze om al dan niet te procederen behoort tot de vrijheid van de advocaat. Uit het dossier noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat met de procedures de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad.
Ad klachtonderdeel d
4.6 Zoals hiervoor al werd overwogen, mag de vrijheid van de advocaat niet ten gunste van de processuele wederpartij worden beknot tenzij aldus de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze zouden worden geschaad. Daarvan is uit het dossier noch uit het verhandelde ter zitting gebleken.
Ad klachtonderdeel e
4.7 Tot slot is de Raad evenmin gebleken dat verweerster onterechte
beschuldigingen en aantijgingen jegens klager heeft geuit. Zij is bij het opstellen van haar brief d.d. 5 augustus 2009 afgegaan op de informatie die zij van haar cliënte kreeg en mocht daar ook op afgaan. Ook hiervoor geldt hetgeen onder 4.4 is overwogen.
5. BESLISSING
De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, en mrs. W.P. Brussaard, A.J.N. van Stigt, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2011.
griffier voorzitter