Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-03-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1475

Zaaknummer

10-179A

Inhoudsindicatie

Gegronde klacht tegen advocaat die niet reageerde op strafpiketmelding. Uit uitdraai van telefoonprovider van piketcentrale blijkt dat telefonisch contact is geweest met mobiele telefoon van de advocaat. Berisping.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 28 maart 2011

in de zaak 10-179A

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 12 mei 2010 binnengekomen klacht van:

mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 11 mei 2010, bij de raad binnengekomen op 12 mei 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht. De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 17 november 2010 in aanwezigheid van klaagster, vergezeld door haar raadsvrouwe mr. Stork, en verweerder.

1.2 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt, dat tevens de tussenbeslissing van de raad d.d. 13 december 2010 bevat. Hierin heeft de raad nader onderzoek gelast naar de gang van zaken rond de piketmelding op zondag 24 januari 2010 en daarna. De raad heeft bepaald dat partijen opnieuw ter zitting worden opgeroepen, op welke zitting tevens getuigen kunnen worden gehoord.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, de stukken genummerd 1 tot en met 11 zoals opgenomen in de bij die brief gevoegde inventarislijst;

- de brief van klaagster d.d. 3 november 2010 aan de raad met daarbij twee bijlagen;

- de brief van verweerder d.d. 15 november 2010 aan de raad met een bijlage;

- het proces-verbaal tevens houdende tussenbeslissing d.d. 13 december 2010 van de raad;

- de faxbrief van klaagster aan de raad d.d. 5 januari 2011;

- de faxbrief van klaagster aan de raad d.d. 7 januari 2011 met drie bijlagen;

- de brief van de griffier van de raad aan verweerder d.d. 15 februari 2011;

- de brief van verweerder aan de raad d.d. 17 februari 2011;

- de brief van klaagster aan de raad d.d. 28 februari 2011;

2 De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder, als dienstdoend piketadvocaat, klaagster niet de bijstand en ondersteuning heeft gegeven waarom zij heeft gevraagd en die zij nodig had tijdens haar verblijf in een politiecel op zondag 24 januari 2010 van 11.00 uur tot 17.30 uur.

2.2 Door aldus te handelen heeft verweerder, volgens klaagster, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klaagster is op zondag 24 januari 2010 om 11.00 uur 's-ochtends door de politie meegenomen naar het bureau, omdat klaagsters echtgenoot aangifte tegen haar had gedaan wegens huiselijk geweld. De politie heeft klaagster aangeraden zich met het oog op haar verhoor juridisch te laten bijstaan.

3.3 De politie heeft om 12.56 uur een strafpiketmelding voor klaagster doen uitgaan naar de piketcentrale. De piketcentrale heeft de melding op 13.25 uur per fax aan verweerder -op die dag ingedeeld op het piketrooster voor straf- doorgegeven.

3.4 Blijkens een uitdraai van Mind CTI, de telefoonprovider van de piketcentrale, heeft op 25 januari 2010 om 13.21 uur een telefoongesprek van 12 seconden plaatsgevonden naar het mobiele nummer van verweerder. De telefoonprovider heeft voor dit gesprek EUR 0,06 in rekening gebracht aan de piketcentrale.

3.5 De piketcentrale heeft op 25 januari 2010 geen andere advocaat op de reservelijst van het piketrooster benaderd.

3.6 Klaagster heeft in de avond van 25 januari 2010 een verklaring afgelegd aan de politie, zonder dat zij over juridische bijstand beschikte. Klaagster is vervolgens heengezonden. Op dezelfde dag heeft de burgemeester klaagster een huisverbod voor tien dagen opgelegd.

3.7 Verweerder ontkent op 25 januari 2010 een telefoongesprek gevoerd te hebben met de piketcentrale. Hij heeft de fax van de piketcentrale van 25 januari 2010 eerst gezien op maandag 26 januari 2010. Op maandag 26 januari en dinsdag 27 januari 2010 heeft klaagster diverse malen het kantoor van verweerder gebeld met een terugbelverzoek. Verweerder nam op dinsdag 27 januari 2010 om 18.00 uur telefonisch contact op met klaagster.

3.8 Op woensdag 28 januari 2010 heeft klaagster een andere advocaat gevonden. Deze advocaat heeft beroep ingesteld tegen het huisverbod, welk beroep succesvol is geweest.

4 Beoordeling van de klacht

4.1 Naar aanleiding van de brieven van partijen aan de raad en de daarbij gevoegde stukken heeft de raad reeds nader onderzoek kunnen doen naar de gang van zaken rond de piketmelding van 24 januari 2010 en daarna. De raad ziet daarom niet langer aanleiding of noodzaak om partijen opnieuw ter zitting op te roepen en op deze zitting getuigen te horen. De raad zal daarom in deze beslissing uitspraak doen over de klacht.

4.2 De raad overweegt dat een advocaat tijdens zijn piketdienst alert moet zijn op piketmeldingen en naar aanleiding van elke piketmelding voortvarend contact moet opnemen met de piketcentrale respectievelijk het politiebureau dat de piketmelding heeft gedaan. Dit volgt ook uit de op 24 januari 2010 toepasselijke Interim-regeling strafpiket (vervat in het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand d.d. 22 september 2009, hierna "de interim-regeling"). Artikel 1 lid 4 en 5 van de interim-regeling bepaalt dat een dienstdoend piketadvocaat tussen 08.00 en 20.00 uur voortdurend bereikbaar moet zijn om meldingen (per fax en telefoon) te ontvangen van de piketcentrale.

4.3 In de interim-regeling is voorts vastgelegd dat de dienstdoende piketadvocaat de verdachte behoort te bezoeken binnen vier uur na het tijdstip waarop de politie de melding uit heeft laten gaan, welke termijn begint te lopen op het moment van de verzending van de melding door de politie aan de piketcentrale. Tevens bepaalt de interim-regeling dat de piketcentrale slechts eenmaal een melding doet aan de dienstdoende piketadvocaat en dat die binnen een uur op de melding moet reageren (aldus artikel 1 lid 9, waarin wordt herhaald "van de piketadvocaat wordt immers verwacht dat hij op de piketdag volledig beschikbaar en bereikbaar is"). Artikel 1 lid 10 van de interim-regeling bepaalt vervolgens "indien blijkt dat de piketadvocaat niet bereikbaar is en niet reageert, dan vervalt voor hem de piketmelding en dan gaat de melding over naar de reserve, tweede op de lijst en zo verder".

4.4 De raad zal de klacht mede aan de hand van deze interim-regeling beoordelen. Daartoe zal de raad eerst, aan de hand van de stellingen over en weer en de in het geding gebrachte stukken, de vraag beantwoorden of er op zondag 24 januari 2010 een melding aan verweerder, als dienstdoende piketadvocaat, is gedaan.

4.5 De raad is van oordeel dat op 24 januari 2010 sprake is geweest van een melding door de piketcentrale aan verweerder in de zin van artikel 1 lid 9 van de interim-regeling. Vaststaat dat naar aanleiding van de strafpiketmelding door het politiebureau aan de piketcentrale, deze om 13.25 uur de melding via de fax heeft doorgestuurd aan verweerder. Ook staat vast dat om 13.21 uur gedurende 12 seconden telefonisch contact is geweest tussen de piketcentrale en de mobiele telefoon van verweerder, zo blijkt uit de door klaagster overgelegde uitdraai van de telefoonprovider van de piketcentrale.

4.6 De raad leidt hieruit af dat de piketcentrale haar gebruikelijke wijze van piketmelding op grond van artikel 1 lid 2 uit de interim-regeling heeft gevolgd, te weten het verzenden van een fax en het leggen van telefonisch contact. Uit het feit dat, zoals blijkt uit de uitdraai van de telefoonprovider, er een telefoongesprek van 12 seconden heeft plaatsgevonden waarvoor EUR 0,06 in rekening is gebracht, maakt de raad op dat er een telefoongesprek is geweest tussen de piketecentrale en verweerder, dan wel dat de piketcentrale een voicemailbericht heeft achtergelaten op het mobiele nummer van verweerder. De raad gaat daarom voorbij aan de (niet onderbouwde) ontkenning door verweerder dat een telefoongesprek heeft plaatsgevonden. De raad is dan ook van oordeel dat de vraag of er telefonisch contact is geweest tussen de piketcentrale en verweerder bevestigend moet worden beantwoord.

4.7 Vervolgens beoordeelt de raad de handelwijze van verweerder naar aanleiding van dit telefonisch contact. Bij deze beoordeling hecht de raad belang aan het feit dat verweerder op 24 januari 2010 piketdienst had en daarom de gehele dag beschikbaar moest zijn voor eventuele piketmeldingen, per telefoon dan wel per fax gedaan. Dit maakt dat verweerder alert had moeten zijn op eventuele telefonische piketmeldingen. Zijn verweer dat hij op zondag zijn mobiele telefoon "niet altijd op zak draag(t)" duidt op onvoldoende alertheid. Dit klemt te meer nu verweerder die dag (kennelijk) niet op zijn kantoor aanwezig was en dus geen piketmeldingen per fax kon ontvangen.

4.8 Voor het geval verweerder een telefonische piketmelding zou hebben gemist, dan impliceert zijn piketdienst ook dat hij regelmatig moet nagaan of hij een voicemailbericht heeft ontvangen. Het verweer dat het telefoonnummer van de piketcentrale afgeschermd is en verweerder niet op ditzelfde nummer heeft kunnen terugbellen, laat onverlet dat verweerder tijdens zijn piketdienst heeft nagelaten (voldoende regelmatig) te controleren of hij voicemailberichten heeft ontvangen.

4.9 Op grond van voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen als dienstdoend piketadvocaat. Daardoor heeft hij de piketmelding vanuit de piketcentrale (per telefoon gedaan op 13.21 uur en per fax om 13.25 uur) op zondag 24 januari 2010 ten onrechte gemist en heeft hij klaagster rechtsbijstand onthouden tijdens haar verblijf in een politiecel gedurende die dag. Op grond van het voorgaande oordeelt de raad dat verweerder daarmee de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet heeft overtreden

4.10 Ten overvloede: aan het voorgaande doet niet af dat de piketcentrale naar aanleiding van de telefoonoproep en de fax aan verweerder op 24 januari 2010 kennelijk niet haar gebruikelijke, en in artikel 1 lid 10 van de interim-regeling omschreven, procedure heeft gevolgd (onder meer inhoudende het doen van een melding aan de op de reservelijst staande piketadvocaat, wanneer de dienstdoend piketadvocaat niet binnen een uur op de piketmelding reageert). Had de piketcentrale de werkwijze uit de interim-regeling gevolgd, dan was klaagster op 24 januari 2010 niet geheel verstoken gebleven van bijstand van een piketadvocaat.

5 Maatregel

5.1 De raad ziet aanleiding om verweerder een maatregel op te leggen. Op grond van het voorgaande en met inachtneming van eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen van verweerder, acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING:

De Raad van Discipline

- verklaart de klacht gegrond;

- legt verweerder de maatregel op van berisping.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Roëll, voorzitter, en mr. L.D.H. Hamer, mr. P.W.M. Huisman, mr. M.W. Schüller en mr. D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2011.

Voorzitter      Griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 maart 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroep¬schrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipli¬ne. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet moge¬lijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van

 het hof.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.