Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-05-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1644
Zaaknummer
M 205-2010
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Het staat een advocaat vrij een voorschotbetaling te verlangen alvorens hij met zijn werkzaamheden aanvangt. De advocaat dient zijn cliënt hierover wel duidelijkheid te verschaffen.
Inhoudsindicatie
Aan een advocaat komt voor het te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toe. Het is de taak van een advocaat de haalbaarheid van een door zijn cliënt gewenste procedure te toetsen. Het staat een advocaat vrij hiertoe door hem noodzakelijk geoordeelde bewijsstukken op te vragen.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
klacht ongegrond
Uitspraak
M205-2010
Raad van Discipline
in het ressort ’s Hertogenbosch
Beslissing
inzake
de klacht van
klager
tegen
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 13 oktober 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klager op 16 mei 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.
1.3 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 21 maart 2011.
Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen.
2. De feiten
2.1 Op 19 maart 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerder.
Klager had zich tot verweerder gewend in verband met een vordering op zijn ex-partner ter zake van door hem gemaakte kosten verband houdende met een verbouwing aan de woning van zijn ex-partner. Klager wenste conservatoir beslag te leggen bij de wederpartij ter zake van zijn vordering ad. € 65.000, -.
2.2. Verweerder heeft op 22 maart 2010 een schriftelijke opdrachtbevestiging aan klager verzonden, vergezeld van een voorschotdeclaratie.
2.3. Verweerder heeft op 9 april 2010, nadat het depotbedrag op 8 april 2010 was betaald, aan klager bericht dat hij de komende week met zijn werkzaamheden zou beginnen. Op 13 april 2010 heeft verweerder inhoudelijk op de zaak gereageerd en om nadere bewijsstukken gevraagd. Klager heeft hierop per e-mail dd. 14 april 2010 gereageerd. Klager wenste dat verweerder tot actie overging, terwijl verweerder de zaak nog nader wenste te toetsen op haalbaarheid.
2.4. Verweerder heeft klager per e-mail dd. 16 april 2010 bericht dat er wat hem betreft, gelet op de toonzetting van diens e-mail dd. 14 april 2010 en de kritische houding van klager sprake was van een vertrouwensbreuk. Verweerder heeft een einddeclaratie opgesteld en zijn kosten in mindering gebracht op het door klager betaalde depotbedrag. Klager wenst terugbetaling van het volledig bedrag van het door hem betaalde depot.
3. De klacht
3.1 De klacht luidt als volgt:
Verweerder heeft aan de zaak van klager een uiterst lage prioriteit toegekend en telkens oneigenlijke argumenten aangevoerd, waaronder – anders dan overeengekomen – voorafgaande betaling van een depotbedrag. Hij heeft niet, of met vertraging gereageerd. Klagers wens om tot beslaglegging over te gaan is genegeerd; verweerder koos voor een heel andere handelwijze. Toen klager daartegen bezwaar maakte, gooide verweerder het bijltje erbij neer.
4. Het verweer
4.1 Verweerder heeft klager direct tijdens het eerste gesprek bericht dat hij eerst een depotbedrag aan het kantoor diende te betalen, voordat verweerder inhoudelijk voor hem aan de slag kon gaan. Verweerder zou in afwachting van de door klager aan te leveren stukken een kort jurisprudentieonderzoek doen. Aangezien geen betaling volgende, heeft verweerder geen aanvullende werkzaamheden verricht. Verweerder heeft dit per e-mail dd. 8 april 2010 nogmaals aan klager bevestigd.
4.2. Nadat klager op 8 april 2010 het depotbedrag had betaald is verweerder met zijn werkzaamheden begonnen. Per e-mail dd. 13 april 2010 heeft verweerder zijn juridisch oordeel gegeven. Klager heeft hierop gereageerd per e-mail dd. 14 april 2010.
4.3. Verweerder heeft klager per e-mail dd. 16 april 2010 bericht zijn werkzaamheden te beëindigen nu blijkens de e-mail dd. 14 april 2010 van klager aan verweerder er geen sprake was van een vertrouwensrelatie. De door verweerder tot dat moment gewerkte uren en kosten dienen door klager te worden voldaan en zijn door verweerder in mindering gebracht op het door klager betaalde depot.
5. Beoordeling van de klacht
5.1. Het staat een advocaat vrij een voorschotbetaling te verlangen alvorens hij met zijn werkzaamheden aanvangt. De advocaat dient dit wel aan zijn cliënt duidelijk te maken. Als door klager ter zitting erkend staat vast dat verweerder op 22 maart 2010 een schriftelijke opdrachtbevestiging aan klager heeft verzonden, vergezeld van een voorschotdeclaratie. Op grond hiervan had het voor klager duidelijk moeten zijn dat hij eerst een voorschotdeclaratie diende te betalen voordat verweerder aan zijn werkzaamheden zou beginnen.
5.2. Klager stelt dat tijdens het gesprek op 19 maart 2010 is afgesproken dat verweerder binnen enkele dagen zou reageren. Verweerder heeft in zijn verweer aan de deken gesteld dat hij in afwachting van de door klager aan te leveren stukken reeds een kort jurisprudentieonderzoek zou doen. Verweerder schreef, anders dan hij ter zitting stelde, aan de deken dat zijn e-mail dd. 25 maart 2010 in dit licht diende te worden gezien. Na het intakegesprek werd de betaling van het depot als voorwaarde gesteld voordat enige werkzaamheid zou worden verricht. Hoewel het op de weg van verweerder had gelegen vanaf het begin duidelijkheid te scheppen, dat hij in het geheel geen werkzaamheden zou verrichten voordat het depot was betaald, staat vast dat klager in ieder geval vanaf 22 maart 2010 wist dat hij een depot diende te betalen. Klager heeft pas op 8 april 2010 voldaan aan het herhaald verzoek om tot betaling van het depot over te gaan. Klager heeft aldus zelf van 22 maart 2020 tot 8 april 2010 gewacht met betaling van de voorschotdeclaratie, zodat hij verweerder niet kan verwijten dat deze hem gedurende deze periode aan het lijntje zou hebben gehouden. Nadat klager het depot had betaald heeft verweerder binnen 5 dagen zijn advies gegeven. Verweerder heeft aldus binnen een redelijke termijn na de betaling van de voorschotdeclaratie zijn advies aan klager gegeven.
5.5. Klager en verweerder waren het klaarblijkelijk niet eens over de verdere aanpak van de zaak. Aan een advocaat komt voor het te voeren beleid een ruime vrijheid toe. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas dan geïndiceerd zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt dan wel adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Verweerder wenste pas tot actie over te gaan nadat de haalbaarheid van de door klager vermeende vordering voldoende was getoetst. Hiervan valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het is immers de taak van verweerder de haalbaarheid van de door klager gewenste procedure te toetsen. Het stond verweerder vrij door hem nodig geoordeelde onderliggende bewijsstukken op te vragen alvorens tot het schrijven van een sommatiebrief over te gaan.
5.6. In de relatie tussen een advocaat en zijn cliënt is het bestaan van wederzijds vertrouwen essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening. Dat brengt met zich mee dat ieder der partijen de vrijheid moet hebben aan de relatie een einde te maken, zij het dat de advocaat zich niet op een ongelegen moment mag terugtrekken en zorgvuldig te werk moet gaan teneinde de belangen van zijn cliënt niet te schaden. Verweerder heeft zich niet op een ongelegen moment teruggetrokken en de belangen van klager zijn door het terugtrekken van verweerder niet geschaad. Het stond klager vrij zich tot een andere advocaat te wenden met het verzoek direct tot actie jegens de wederpartij over te gaan.
5.7. Op grond van het bovenstaande komt de raad tot het oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. De raad zal de klacht dan ook als ongegrond afwijzen.
6. Beslissing
De raad wijst de klacht als ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, M.B. Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2011.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 10 mei 2011
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
Per post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.