Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-05-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1627

Zaaknummer

10-154H

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij wegens het zich rechtstreeks wenden tot de cliënten van klaagster. Klacht gegrond verklaard onder oplegging maatregel van enkele waarschuwing.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 2 mei 2011

in de zaak 10-154H

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 29 april 2010 binnengekomen klacht van:

Mevrouw mr.

k l a a g s t e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 27 april 2010, bij de raad binnengekomen op 29 april 2010 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 23 november 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 23 in de bij die brief gevoegde inventarislijst, van de brief met bijlage van de zijde van verweerder d.d. 18 november 2010 alsmede van de brief met bijlage van klaagster d.d. 22 november 2010.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder zich bij brief van 23 februari 2009 rechtstreeks tot de cliënten van klaagster heeft gewend, terwijl de brief niet als een aanzegging met rechtsgevolg kan worden aangemerkt.   

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Tussen de cliënten van klaagster enerzijds en de cliënten van verweerder anderzijds bestaat een geschil over de levering van perceel grond te Aalsmeer. Het geschil spitst zich toe op de verplichting van de cliënten van verweerder een schone grond verklaring aan de cliënten van klaagster over te leggen.

3.2 Klaagster en verweerder corresponderen en procederen hierover vanaf medio 2008.

3.3 Bij brief van 23 februari 2009 aan de cliënten van klaagster gewend heeft verweerder onder meer geschreven:

“Bij gelegenheid van de mogelijkheid die de President van de rechtbank Amsterdam in kortgeding aan partijen heeft geboden op de gang overleg te voeren over een oplossing, heb ik u voorgesteld (…). U heeft daar echter niet mee ingestemd op de enkele grond dat u “niets meer met A te maken wenste te hebben.

Wij hebben vervolgens opdracht verstrekt aan [A] om haar eerdere bevindingen met betrekking tot de geconstateerde vervuiling nader te onderzoeken. (…)

 Inmiddels ontving ik van de gemeente deze verklaring in de vorm van de brief d.d. 18 februari 2009, die u als bijlage bij deze brief aantreft. De slotsom is dat geen saneringsnoodzaak aanwezig is en dat tegen het verlenen van de bouwvergunning uit oogpunt van bodemkwaliteit geen bezwaren bestaan.

 Tot op dusverre heeft u geen enkele constructieve medewerking willen verlenen bij de oplossing van dit geschil. Derhalve sommeer ik u thans om binnen één week na dagtekening dezes uw verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst met cliënten na te komen. (…) Het is mij bekend dat u een claim pretendeert uit hoofde van artikel 4 en 12 van de koopovereenkomst maar die claim wordt door de heer [X] hoogst betwist. Bovendien heeft u kennis kunnen nemen van het voorlopige oordeel van de President dat in dat geval inhouding van het bedrag ad € 50.000,= in depot op een escrow-rekening van de notaris een toereikende oplossing zou zijn. (…) Aangezien u tot op dusverre ieder redelijk overleg uit de weg bent gegaan, acht cliënt zich thans niet gehouden om dienaangaande enig voorstel te doen. Indien u meent dat u uw niet redelijke aanspraken kunt handhaven, ligt het op uw weg deze ter beoordeling aan de rechter voor te leggen. (…)”

 

3.4 De brief is tegelijkertijd in kopie aan klaagster toegestuurd. Verweerder heeft de betreffende brief ingebracht in een door zijn cliënten bij dagvaarding van 26 maart 2009 aanhangig gemaakte kortgeding procedure tegen de cliënten van klaagster.

4 Beoordeling

Ad klachtonderdeel a

4.1  De raad onderschrijft dat een advocaat van de wederpartij deze wederpartij rechtstreeks mag aanschrijven, ook als deze een eigen advocaat heeft, als het gaat om een sommatie met rechtsgevolg. Een en ander is in overeenstemming gedragsregel 18.

 

4.2 De raad is van oordeel dat de inhoud van verweerders brief van 23 februari 2009 het begrip “sommatie”, zoals bedoeld in gedragsregel 18, te buiten gaat. Niet alleen acht de raad het voor de sommatie die verweerder heeft gedaan niet noodzakelijk om een dergelijke uitgebreide uiteenzetting van door hem genoemde feiten te vermelden, maar tevens passen in een dergelijke sommatie niet alinea’s zoals:

“U heeft daar echter niet mee ingestemd op de enkele grond dat u “niets meer met [A] te maken wenste te hebben”.”

en

 “Tot op dusverre heeft u geen enkele constructieve medewerking willen verlenen bij de oplossing van dit geschil. (…) Het is mij bekend dat u een claim pretendeert uit hoofde van artikel 4 en 12 van de koopovereenkomst maar die claim wordt door de heer [X] hoogst betwist.”

en

 “Aangezien u tot op dusverre ieder redelijk overleg uit de weg bent gegaan, acht cliënt zich thans niet gehouden op die nagaande enig voorstel te doen.”

 De hiervoor genoemde alinea’s uit de brief van 23 februari 2009 gaan naar het oordeel van de raad het karakter van een sommatiebrief zoals bedoeld in gedragsregel 18 dan ook te buiten.

4.3 Verweerder heeft door de brief van 23 februari 2009 rechtstreeks aan de cliënten van klaagster te sturen, de tussen advocaten geldende gedragsregel dat confraternele correspondentie niet in een procedure mag worden overgelegd, omzeild. Nu de door verweerder gestuurde brief niet valt onder de uitzonderingen als genoemd in gedragsregel 18 lid 2, en de brief derhalve gestuurd had moeten worden aan klaagster, stond het verweerder niet vrij de betreffende brief over te leggen in de kort nadien aanhangig gemaakte procedure. Uit de toelichting die verweerder ter zitting heeftgegeven valt niet anders te concluderen dan dat verweerder zich bewust rechtstreeks tot de cliënten van klaagster heeft gewend met de bedoeling om deze brief over te leggen aan de voorzieningenrechter. Daarbij komt dat verweerder heeft erkend dat hij hoopte en verwachtte dat hij zonder tussenkomst van klaagster beter tot zaken met haar cliënten had kunnen komen.

4.4 Door de brief rechtstreeks aan de cliënten van klaagster te zenden en bovendien over te leggen in een procedure, heeft verweerder gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat niet betaamt, zodat de klacht gegrond is.

5 Maatregel

5.1 De raad weegt bij het opleggen van een maatregel mee dat verweerder ter zitting geen blijk heeft gegeven in te zien dat hij klachtwaardig heeft gehandeld. De raad acht na te nemen maatregel passend en geboden.

 

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregen van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, A. de Groot,

M. Pannevis, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 mei 2011.

 

voorzitter       griffier

Bij afwezigheid van de voorzitter mr. D.J. Markx is deze beslissing in haar opdracht getekend door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op   mei 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.