Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-04-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1570
Zaaknummer
R. 3500/10.130
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Bij de behandeling van een zaak heeft de advocaat de leiding en dient hij vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas geïndiceerd zijn, indien en voorzover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden of kunnen worden geschaad. Daarvan is voor wat betreft de gestelde onjuiste bejegening van klaagster niet gebleken. Wel ten aanzien van het door verweerder namens klaagster ingediende verweerschrift. Dat verweerschrift is maar een pagina lang, terwijl daarin zes taal- en/of andere fouten voorkomen. Dat is teveel om zorgvuldig te kunnen zijn. Klacht in zoverre ongegrond. Enkele waarschuwing.
Uitspraak
1. PROCEDUREVERLOOP
1.1 Bij brief van 6 november 2009 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder, toen nog werkzaam in het arrondissement Arnhem. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door eerst de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem en later door de Deken bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is door de Raad ontvangen op 17 augustus 2010.
1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 28 februari 2010. Ter zitting is verweerder verschenen. Klaagster is niet verschenen.
2. FEITEN
2.1 Verweerder heeft klaagster begin 2008 als advocaat bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. In die procedure is door hem namens klaagster een verweerschrift ingediend.
3. KLACHT
3.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij nooit aanwezig was als zij langs kwam, haar nooit terugbelde en haar aan haar lot overliet. Verweerder zou voorts nalatig zijn geweest ten aanzien van het verweerschrift inzake alimentatie. Hij was de Nederlandse taal onvoldoende machtig en heeft het verweerschrift niet aan haar in concept toegezonden. Inhoudelijk zijn door hem ook de nodige fouten gemaakt.
4. VERWEER
4.1 Verweerder heeft inhoudelijk verweer gevoerd. Hij stelt dat hij klaagster wel degelijk een kopie van het verweerschrift heeft gezonden, haar altijd netjes te woord heeft gestaan en behandeld. Ten aanzien van de inhoud van het verweerschrift geeft hij aan dat de strekking daarvan duidelijk is. Er zijn wat onzorgvuldigheden ingeslopen waarvoor hij zijn excuses heeft aangeboden, maar klaagster is daardoor niet in haar belangen geschaad, aldus verweerder.
5. BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Wel dient de advocaat zijn cliënt steeds naar behoren te informeren en duidelijk te maken hoe hij te werk wil gaan.
5.2 In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas geïndiceerd zijn, indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Daarbij is tevens van belang dat in het kader van een tuchtrechtprocedure geen inhoudelijke beoordeling plaatsvindt van de door de advocaat verrichte werkzaamheden, tenzij uit het dossier aanstonds blijkt dat de advocaat tekort is geschoten.
5.3 Op basis van de tegenstrijdige verklaringen die klaagster en verweerder over de feitelijke gang van zaken afleggen kan de Raad niet vaststellen of verweerder klaagster onjuist heeft bejegend in de zin als door klaagster gesteld. De Raad acht de klacht in zoverre ongegrond.
5.4 Ten aanzien van de inhoud van het verweerschrift acht de Raad de klacht wel gegrond. In het kader van een klachtenprocedure vindt geen inhoudelijke beoordeling van de werkzaamheden van de advocaat plaats, tenzij uit het dossier aanstonds blijkt dat de advocaat tekort is geschoten. Een dergelijke situatie doet zich hier voor. Naar het oordeel van de Raad is verweerder tekort geschoten in de zorgvuldigheid waarmee hij het verweerschrift heeft opgesteld. Het verweerschrift is maar een pagina lang, terwijl daarin zes taal- en/of andere fouten voorkomen. Dat is teveel om zorgvuldig te kunnen zijn. Verder heeft verweerder geen voorinzage gegeven aan klaagster van het door hem namens haar in te dienen verweerschrift.
6. MAATREGEL
6.1 Alles overwegend acht de Raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.
7. BESLISSING
De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart de klacht gegrond voor zover die ziet op het door verweerder opgestelde verweerschrift;
- legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven voorzitter, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. P.C.M. van Schijndel, mr. G.J. Schipper en mr. J.C. van den Dries, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2011.
griffier voorzitter
Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.
U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.
Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.