Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-06-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1690
Zaaknummer
10-361A
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij in langdurig (huur)geschil. Gedurende dit geschil heeft klager in andere kwestie bijstand gevraagd van kantoorgenoot van verweerster, terwijl hij wist van doorlopende bijstand aan zijn wederpartij. In die situatie kan klager zich niet beroepen op belangenverstrengeling. Klacht ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 6 juni 2011
in de zaak 10-361A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 6 oktober 2010 binnengekomen klacht van:
de heer
p/a de heer mr.
k l a g e r
tegen:
mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 5 oktober 2010, bij de raad binnengekomen op 6 oktober 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht. De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 28 maart 2011 in aanwezigheid van klagers raadsman, mr. D. Peters, en verweerster (bijgestaan door mr. M.H.D. Vergouwen).
1.2 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van:
- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad;
- de stukken genummerd 1 tot en met 8 zoals opgenomen in de bij die brief gevoegde inventarislijst;
2 De klacht
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster:
a. zich schuldig maakt aan tegenstrijdige belangenbehartiging door tegen klager op te treden in een huurzaak, terwijl klager in het verleden is bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerster in een kwestie omtrent de omgang met zijn kind.
b. in de ontruimingsprocedure tegen klager gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke informatie over klager.
c. heeft verzuimd klager naar een huurrechtadvocaat te verwijzen, terwijl haar duidelijk was, c.q. had moeten zijn, dat klager juridische bijstand nodig had in de huurkwestie, waarin de verhuurder van klager ontruiming van de door klager gehuurde woning vorderde.
2.2 Door aldus te handelen heeft verweerster, volgens klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet, overschreden.
3 Feiten
3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Verweerster treedt sinds 2004 op voor de (professionele) verhuurder van het woonhuis van klager. Sinds 2004 heeft verweerster diverse malen incassotrajecten namens de verhuurder opgestart tegen klager, in verband met diens achterstanden in de betaling van de huurpenningen.
3.3 In oktober 2007 heeft klager een kantoorgenoot van verweerster benaderd met het verzoek om zijn belangen te behartigen in een geschil betreffende de omgang met zijn kind. Deze kantoorgenoot heeft klager zowel mondeling als schriftelijk bericht dat hij de omgangskwestie niet voor hem in behandeling kon nemen vanwege het feit dat verweerster optrad voor de verhuurder van klager. Daarop heeft klager deze kantoorgenoot bericht dat hij desalniettemin wilde dat deze kantoorgenoot de omgangskwestie in behandeling nam. In de omgangszaak heeft deze kantoorgenoot voor klager opgetreden. De omgangszaak is in augustus 2008 afgesloten. Een half jaar nadien heeft de kantoorgenoot het kantoor van verweerster verlaten, met medeneming van het dossier.
3.4 Ten tijde van de omgangskwestie liepen er incassotrajecten tussen de verhuurder en klager, waarin verweerster de verhuurder bijstond. Ook nadien liepen regelmatig incassotrajecten tegen klager.
3.5 In april 2010 heeft de verhuurder verweerster opnieuw verzocht om een incassotraject jegens klager op te starten en, indien betaling van de achterstallige huurpenningen uitbleef, een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te entameren. Deze bodemprocedure heeft geleid tot een ontruimingsvonnis (bij verstek) d.d. 15 juni 2010.
3.6 Op 17 juni 2010 heeft klager telefonisch contact opgenomen met verweerster om te vragen of hij een betalingsregeling kon treffen. Verweerster heeft klager toen medegedeeld dat de verhuurder de ontruiming door wilde zetten, gezien de lange historie van huurachterstanden. Op 28 juni 2010 heeft een telefoongesprek tussen mr. Peters en verweerster plaatsgevonden. Op 29 juni 2010 is de woning van klager door de deurwaarder ontruimd. Klager heeft nadien verzet aangetekend tegen het ontruimingsvonnis, bijgestaan door mr. Peters. Verweerster heeft ook in de verzetprocedure opgetreden voor de verhuurder. Het verzet van klager is inmiddels afgewezen.
3.7 Klager heeft zich niet eerder beroepen op belangenverstrengeling door (het kantoor van) verweerster, totdat zijn huidige raadsman bij de voorbereiding van de verzetprocedure hem hierop heeft gewezen.
4 Beoordeling van de klacht
Ad klachtonderdeel (a)
4.1 Bij de beoordeling van het eerste klachtonderdeel stelt de raad voorop dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hemzelf of van een kantoorgenoot. Een advocaat dient te vermijden dat hij in een belangenconflict zou kunnen geraken ten koste van de voormalige cliënt, terwijl deze ervan moet kunnen uitgaan dat vertrouwelijke informatie over hemzelf en de voor hem behandelde zaak niet tegen hem zal worden gebruikt. Dit laatste vloeit reeds voort uit de op elke advocaat rustende verplichting tot geheimhouding. Of een advocaat in een bepaald geval tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op treden tegen een voormalig cliënt van hem of van een kantoorgenoot, moet worden beoordeeld aan de hand van de contrete omstandigheden van het geval.
4.2 In deze zaak staat verweerster sinds jaar en dag de verhuurder van klager bij in het nagenoeg doorlopende geschil tussen de verhuurder en klager, in verband met huurachterstanden van klager. De raad is daarom van oordeel dat het verweerster vrij stond en nog steeds vrij staat om in de huurzaak voor de verhuurder op te treden tegen klager. De huurzaak hield of houdt immers geen verband met de kwestie van de omgangsregeling, waarin de voormalige kantoorgenoot van verweerster klager heeft bijgestaan. Evenmin is aannemelijk dat ontwikkelingen voortvloeiend uit de kwestie van de omgangsregeling gevolgen hadden of hebben voor de huurzaak.
4.3 De raad constateert dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerster, dankzij het feit dat haar voormalige kantoorgenoot voor klager de omgangszaak heeft behandeld, kan beschikken over (vertrouwelijke) informatie die van belang kan zijn bij de behandeling van de huurzaak. Dat verweerster op 28 juni 2010 in een gesprek met de huidige raadsman van klager bleek te weten dat klager veelvuldig in India verbleef, kan niet worden toegeschreven aan de behandeling van de omgangszaak door de kantoorgenoot, alleen al omdat klager zelf in zijn telefoongesprekken met verweerster op 17 en 24 juni 2010 daarover heeft gesproken.
4.4 Tenslotte hecht de raad belang aan het feit dat het klager was die bijstand van de voormalige kantoorgenoot van verweerster heeft gevraagd in de omgangszaak, terwijl hij wist dat verweerster in het verleden had opgetreden en ook op dat moment tegen hem optrad in de huurzaak. Daar komt bij dat klager op dat moment, noch nadien bezwaar heeft gemaakt tegen het feit dat verweerster tegen hem optrad in de huurzaak, todat zijn huidige raadsman hem medio 2010 attent heeft gemaakt op de thans gestelde belangenverstrengeling.
4.5 De raad verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad klachtonderdeel (b)
4.6 De door klager genoemde vertrouwelijke informatie over hem, welke verweerster zou hebben gebruikt bij de behandeling van de huurzaak, bestempelt de raad niet als vertrouwelijk, althans als niet verkregen in het kader van de behandeling van de omgangszaak door de voormalige kantoorgenoot van verweerster. Daarbij is de raad niet gebleken dat verweerster van die informatie gebruik heeft gemaakt in de ontruimingsprocedure.
4.7 Dit maakt dat de raad ook klachtonderdeel b ongegrond verklaart.
Ad klachtonderdeel (c)
4.8 In eerdere fases van het huurgeschil tussen verhuurder en klager (vanaf 2004) heeft klager zich regelmatig laten bijstaan door een andere raadsman, mr. D. Daarom is de raad van oordeel dat er geen aanleiding, laat staan verplichting, voor verweerster bestond om tijdens de ontruimingsprocedure in 2010 klager naar een andere advocaat te verwijzen, danwel hem te adviseren daarvoor de deken te raadplegen.
4.9 Ook klachtonderdeel c verklaart de raad derhalve ongegrond.
BESLISSING:
De Raad van Discipline
- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, en mr. H. Dulack, mr. H.B. de Regt, mr. M.W. Schüller en mr. J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2011.
Voorzitter Griffier
Mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding heeft deze uitspraak bij afwezigheid van mr. Rammeloo in haar opdracht ondertekend.
Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroep¬schrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipli¬ne. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet moge¬lijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van
het hof.
d. Telefonische informatie
076 - 548 4607.