Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-05-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1620

Zaaknummer

10-278A

Inhoudsindicatie

De klacht heeft betrekking op de afhandeling van een letselschadezaak. Klager was eerst advocaat van het slachtoffer, welke zaak later door een ander is overgenomen. Klager heeft een aantal malen om informatie gevraagd over de vraag of een regeling was bereikt, en kreeg daarop geen antwoord. De raad oordeelt dat geen informatieverplichting ten opzichte van klager bestond. Het klachtonderdeel dat verweerder geen opdracht had van het slachtoffer om een klacht tegen klagen in te dienen, is feitelijk niet komen vast te staan.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 2 mei 2011

in de zaak 10-278A

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 16 juli 2010 binnengekomen klacht van:

de heer mr.

advocaat

 

klager

tegen:

de heer mr.

 

v e r w e e r d e r 

1.   Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 15 juli 2010, door de raad ontvangen op 16 juli 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 februari 2011 in aanwezigheid van klager. Verweerder heeft de griffie van de raad laten weten niet aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 

1.3. De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 10 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 15 juli 2010 genoemde inventarislijst.

2.   De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

a. niet afdoende heeft gereageerd op klagers fax van 23 september 2009, in welk bericht klager informeerde of de letselschadezaak inmiddels is afgewikkeld en zo ja, tegen welk bedrag, of de openstaande declaratie van klager bij de afwikkeling is betrokken en hoeveel de aansprakelijke wederpartij ter zake buitengerechtelijke kosten in totaal heeft voldaan;

b. geen opdracht had van mevrouw B. voor het indienen van de klacht van 5 augustus 2008 tegen klager;

c. geen gevolg heeft gegeven aan de voorwaarden voor overdracht van het dossier, zoals vastgesteld door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht in zijn brief van 19 januari 2009 en dat hij zodoende het oordeel van de deken in de wind heeft geslagen terwijl het juist verweerder was die zich tot de deken had gewend;

d. ten overstaan van de Raad van Discipline op 6 juli 2009 desgevraagd heeft medegedeeld dat er een regeling tot stand was gekomen, inhoudende betaling van een totale schadevergoeding aan mevrouw B. van € 45.000,-, terwijl verweerder bij faxbericht van 7 juli 2009 aan klager heeft meegedeeld dat er geen sprake was van een definitieve regeling.

2.2 Klager heeft klachtonderdeel c. ter zitting ingetrokken.

3.    Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klager heeft begin 2003 de inmiddels overleden echtgenoot van mevrouw B. bijgestaan in een letselschadezaak tegen een ziekenhuis (“ziekenhuis”). Bij brief van 20 augustus 2007 heeft de belangenbehartiger van het ziekenhuis de aansprakelijkheid erkend. Daarna hebben onderhandelingen plaatsgevonden over de hoogte van de schade die het ziekenhuis bereid zou zijn te vergoeden.

3.3 Klager heeft met betrekking tot deze zaak de kosten van rechtsbijstand gedeclareerd. Deze kosten bedroegen in totaal, inclusief de nota van de medisch adviseur, € 14.490,31. De aansprakelijkheidsverzekeraar heeft klager een bedrag van € 7.000,- voldaan, zodat een bedrag van € 7.490,31 resteerde. Het ziekenhuis heeft toegezegd het openstaande bedrag te voldoen indien mevrouw B. akkoord zou gaan met de aangeboden schadevergoeding van € 30.000,-. Voordat daarover overeenstemming werd bereikt, heeft X Letselschade de belangenbehartiging van klager overgenomen.

3.4 Mevrouw B. en X Letselschade hebben zich vervolgens tot verweerder gewend met het verzoek namens hen een klacht in te dienen tegen klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht. De klacht hield in dat sprake was van een niet toelaatbare honorariumafspraak, excessief declareren en het stellen van onacceptabele eisen in verband met het overdragen van het dossier op basis van het retentierecht van klager.

3.5 Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht die tegen klager was ingediend, heeft klager de vraag opgeworpen of verweerder opdracht had van mevrouw B. voor het indienen van de klacht tegen klager. Verweerder heeft hierop geantwoord dat hij “als advocaat op zijn woord dient te worden geloofd”. In de beslissing van de raad van discipline is geen aandacht besteed aan dit aspect. Tijdens deze mondelinge behandeling is voorts gesproken over de hoogte van de door mevrouw B. te ontvangen schadevergoeding. Klager meent dat tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is geweest dat een definitieve regeling was getroffen voor een bedrag van € 45.000,-. Verweerder heeft bij faxbrief van 7 juli 2009 aan klager het volgende hierover laten weten (p. 33 van het dossier):

“Ik moet echter ontkennen dat tussen partijen reeds een vaststellingsovereenkomst is gesloten. De schadevergoeding is weliswaar op een hoger niveau vastgesteld dan als gevolg van uw bemoeienissen, maar een definitieve regeling is pas mogelijk na ommekomst van de tuchtprocedure, de begrotingsprocedure en, niet uit te sluiten, een civiele procedure.”

3.6 Klager heeft verweerder bij faxbericht van 23 september 2009 verzocht om uitsluitsel te geven over de afhandeling van de letselschadezaak. In dit faxbericht heeft klager verzocht geïnformeerd te worden of de zaak inmiddels is afgewikkeld, en zo ja tegen welk bedrag, of zijn openstaande declaratie bij de afwikkeling is betrokken en hoeveel de aansprakelijke wederpartij ter zake van buitengerechtelijke kosten in totaal heeft voldaan. Verweerder heeft niet op dit faxbericht gereageerd.

4.    Beoordeling van de klacht

4.1 De klachtonderdelen zullen hierna afzonderlijk worden behandeld. 

Klachtonderdeel a

4.2 De raad dient de vraag te beantwoorden of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet te antwoorden op de vragen van klager, zoals verwoord in zijn faxbericht van 23 september 2009. Hoewel het beantwoorden van correspondentie in beginsel regel behoort te zijn, is de raad in dit geval van oordeel dat op verweerder niet de verplichting rustte de vragen van klager te beantwoorden. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel b

4.3 Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht die tegen klager was ingediend, heeft verweerder op de vraag of hij opdracht had van mevrouw B. om deze klacht in te dienen, geantwoord dat hij als advocaat op zijn woord dient te worden geloofd. De raad van discipline heeft zich op dit punt niet uitgelaten in de beslissing. De raad is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is aangezien feitelijk niet is komen vast te staan dat verweerder geen opdracht had van mevrouw B.

Klachtonderdeel d

4.4 Dit klachtonderdeel heeft betrekking op de door klager ingenomen stelling inhoudende dat verweerder tijdens de mondelinge behandeling van de raad van discipline in de klachtzaak tegen klager heeft gezegd dat een definitieve regeling was getroffen met het ziekenhuis voor een bedrag van € 45.000,-. Uit de hiervoor onder 3.5 geciteerde faxbrief van verweerder aan klager leidt de raad af dat verweerder het bedrag wel heeft genoemd, maar dat partijen van mening verschillen over de vraag of het bedrag slechts is genoemd, dan wel of het bedrag is genoemd als uitkomst van een definitieve regeling. Nu dit klachtonderdeel feitelijk niet is komen vast te staan, en de inhoud van de fax van verweerder van 7 juli 2009 in de ogen van de raad duidelijk is, is dit klachtonderdeel ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. H.B. de Regt, mr. M.W. Schüller,

mr. M.L.F.J. Schyns, mr. M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier

en uitgesproken ter openbare zitting van 2 mei 2011.

 

voorzitter           griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 mei 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep

zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van

de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.