Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-01-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1316

Zaaknummer

10-140A

Inhoudsindicatie

Klachten tegen eigen advocaat niet tardief, maar ongegrond. Verweerster heeft tegenover de verwijten van klagers dat zij de administratie uit 1995 van verkopers niet heeft veiliggesteld uiteengezet waarom zij de zaak heeft aangepakt zoals zij heeft gedaan en dat gelet op de insteek van de zaak beslag op de administratie of het anderszins veiligstellen daarvan niet aan de orde was. Deze aanpak komt de raad niet kennelijk onjuist voor. Voorts is genoegzaam gebleken dat verweerster veelvuldig en adequaat met klagers heeft gecommuniceerd over de zaak.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 26 januari 2011

in de zaak 10-140 A

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding de op 22 april 2010 binnengekomen klacht van:

1. De heer

2. De heer

k l a g e r s

tegen:

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r 

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 20 april 2010, door de raad ontvangen op 22 april 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 november 2010 in aanwezigheid van klagers, bijgestaan door hun advocaat mevrouw mr. T.J. Hidding, en verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. F.M. Oudolf. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 21, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat:

a) verweerster niet alles in het werk heeft gesteld om de stelling dat klagers schade hebben geleden te onderbouwen. In het bijzonder heeft zij de administratie uit 1995 van de wederpartijen van klagers, ondanks aandringen van klagers daartoe, niet veiliggesteld;

b) verweerster niet of nauwelijks reageerde op brieven en e-mails van klagers, terwijl zij klagers bovendien het gevoel gaf dat niet naar hen werd geluisterd.

2.2 Door aldus te handelen of na te laten heeft verweerster, aldus klagers, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft zij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3 Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Klagers hebben in 1996 bij wijze van beleggingsobject recreatiebungalows gekocht. De bungalows bleken na levering aan klagers minder huuropbrengsten te generen dan bij de verkoop was voorgespiegeld.

3.2 Verweerster heeft  klagers vanaf 2002 (na vertrek van een kantoorgenoot die de zaak vanaf 1999 in behandeling had) bijgestaan in een civiele procedure tegen de verkopers. Inzet van de procedure was het verkrijgen van schadevergoeding op grond van wanprestatie. Aangevoerd is dat de bungalows, gelet op de door klagers gerealiseerde huuropbrengsten in de jaren na koop en levering afgezet tegen de geprognotiseerde opbrengsten, niet aan de overeenkomst beantwoordden.

3.3 Nadat de vordering in eerste aanleg door de rechtbank was afgewezen, heeft verweerster hoger beroep ingesteld. Bij tussenarrest van 14 maart 2006 heeft het gerechtshof klagers in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de door verkopers verschafte cijfers over het jaar 1995 onjuist waren. Daarbij heeft het hof bepaald dat een deskundige diende te worden benoemd om te onderzoeken welke in het jaar 1995 de gemiddelde bruto huuropbrengst en netto exploitatieopbrengst van de betreffende bungalows zijn geweest. Vervolgens is een deskundige benoemd, die heeft geconstateerd dat de administratie over 1995 niet meer aanwezig was. Na tussenarrest van 22 juli 2008 heeft een deskundigenverhoor plaatsgevonden. De deskundige heeft ter zitting nader verklaard dat hem door de wederpartijen een aantal vuilniszakken is aangewezen met daarin papieren in ongeordende toestand, welke niet bruikbaar waren voor zijn onderzoek.

3.4 Bij eindarrest van 21 april 2009 is het vonnis in eerste aanleg bekrachtigd.

4 Beoordeling van de klacht

4.1 Verweerster heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de klacht te laat is ingediend en dat klagers derhalve niet-ontvankelijk zijn in hun klacht.

4.2 De raad overweegt dat in verband daarmee twee belangen tegen elkaar dienen te worden overwogen: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de deken en bij de tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Niet op voorhand kan worden gezegd welk tijdverloop moet worden aangehouden maar dit zal van geval tot geval aan de hand van de concrete omstandigheden moeten worden bepaald.

4.3 Verweerster heeft haar verweer ter zitting niet nader toegelicht, zodat de raad dit verweer dient te beoordelen op basis van de stukken uit het klachtdossier. Deze stukken bieden de raad onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de klacht tardief is ingesteld. Het eindarrest in de appelprocedure waarin verweerster klagers bijstond dateert van januari 2009. Weliswaar heeft het meer dan een jaar geduurd alvorens klagers vervolgens een tuchtklacht hebben ingediend, maar dit tijdsverloop is niet zo lang dat verweerster redelijkerwijs geen rekening meer behoefde te houden met een klacht over haar optreden. Voorts is niet gesteld of gebleken dat verweerster door dit tijdsverloop in een nadeliger bewijspositie is gebracht.

4.4 De raad is derhalve van oordeel dat klagers ontvankelijk zijn in hun klacht.

Klachtonderdeel a)

4.5 Nu de klacht de (voormalig) advocaat van klagers betreft, stelt de raad voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.6 Klagers hebben ter onderbouwing van dit klachtonderdeel o.m. aangevoerd dat zij verweerster op 5 juli 2004 twee maal een brief hebben gestuurd. De brieven zijn identiek, met dien verstande dat in de tweede brief uitdrukkelijk wordt verzocht beslag te leggen op de cijfers van 1995, hetgeen verweerster niet heeft gedaan. Verweerster heeft gemotiveerd betwist dat zij de tweede herziene brief heeft ontvangen, zodat de raad niet kan vaststellen dat die brief verweerster heeft bereikt.

4.7 In dit verband overweegt de raad - ten overvloede - dat klagers in de veronderstelling lijken te leven dat een advocaat alles moet doen wat de cliënt hem of haar opdraagt. Die veronderstelling is niet juist. De advocaat heeft, zoals hierboven overwogen, een eigen verantwoordelijkheid om de zaak correct te behandelen en màg zich zelfs niet verschuilen achter de opdracht van zijn cliënt. Dit betekent dat ook indien vast zou staan dat klagers het bewuste verzoek aan verweerster hebben gedaan en verweerster aan een dergelijk verzoek geen gehoor heeft gegeven, dit - gezien haar eigen verantwoordelijkheid als advocaat - niet direct tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert.

4.8 Verweerster heeft tegenover de verwijten van klagers dat zij de administratie uit 1995 van verkopers niet heeft veiliggesteld uiteengezet waarom zij de zaak heeft aangepakt zoals zij heeft gedaan en dat gelet op de insteek van de zaak (een vordering gebaseerd op non-conformiteit) beslag op de administratie of het anderszins veiligstellen daarvan niet aan de orde was. Deze aanpak komt de raad niet kennelijk onjuist voor. Bovendien heeft verweerster blijkens de stukken van het klachtdossier die aanpak in de correspondentie en besprekingen met klagers uiteengezet en voorts de processtukken, waaruit die aanpak blijkt, in concept aan klagers toegestuurd.

4.9 Uit de stukken blijkt, dat verweerster in de memorie van grieven d.d. 3 februari 2004 het hof namens haar cliënten had verzocht de wederpartij te bevelen de administratie over te leggen of ter griffie te deponeren. De wederpartij heeft bij akte d.d. 20 juni 2006, nadat het hof bij tussenarrest d.d. 14 maart 2006 een deskundigenbericht had gelast, aangegeven, dat de administratie beschikbaar was. Naar het oordeel van de raad behoefde verweerster er geen rekening mee te houden, dat de wederpartij de administratie daarna zou laten verdwijnen. Daarbij betrekt de raad dat onduidelijk is of de administratie in 2006 in een andere toestand verkeerde, dan die waarin de deskundige de stukken in 2007 aantrof.

4.10 De raad begrijpt tot slot dat klagers teleurgesteld zijn over het feit dat het hoger beroep niet is geslaagd. Het enkele feit dat een zaak niet wordt gewonnen betekent echter nog niet, dat de advocaat zijn werk niet goed heeft gedaan.

4.11 Gelet op het voorgaande valt verweerster naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt te maken en is het klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.12 Uit de stukken in het klachtdossier is de raad genoegzaam gebleken dat verweerster veelvuldig en adequaat met klagers heeft gecommuniceerd over de zaak. Verweerster heeft afdoende gereageerd op berichten van klagers, klagers op de hoogte gehouden van de voortgang van de zaak en de te nemen (procedurele) stappen met klagers besproken. Voorts heeft verweerster de processtukken in concept aan klagers toegezonden, alvorens tot indiening daarvan over te gaan. Dit klachtonderdeel mist derhalve feitelijke grondslag en is mitsdien ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. H. Dulack, J.M. van de Laar, R.P.F. van der Mark en M.L.F.J. Schyns, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2011.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 26 januari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

 Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607