Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-07-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1861
Zaaknummer
10-329A
Inhoudsindicatie
Klacht tegen deken. Grote eigen vrijheid deken in kader klachtonderzoek. Niet gebleken van gestelde opzettelijke nalatigheid dan wel schending hoor/wederhoor door deken bij onderzoek naar klacht tegen advocaat wederpartij. Klacht ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 27 juli 2011
in de zaak 10-329A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 2 september 2010 binnengekomen klacht van:
mevrouw
klaagster
tegen:
de heer mr. S.H.K.M. Linthorst
deken van de orde van advocaten
in het arrondissement Haarlem,
Postbus 5495
2000 GL HAARLEM
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 2 september 2010, door de raad ontvangen op 2 september 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 mei 2011. Klaagster en verweerder zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
a. de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 12 in de in die brief genoemde inventarislijst;
b. de aanvullende toelichting met bijlagen die klaagster op 12 mei 2011 aan de raad heeft toegezonden.
2. Klacht
2.1 De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat
a. verweerder heeft geweigerd een faxbrief van mr. D van 18 maart 2010 aan klaagster toe te sturen, om welke faxbrief klaagster bij fax van 14 april 2010 had gevraagd;
b. verweerder op het verzoek van klaagster een onderzoek in te stellen naar mr. D of zijn kantoor, klaagster heeft laten weten dat zij een advocaat in de arm diende te nemen. Volgens klaagster heeft verweerder geen gehoor gegeven aan het verzoek een onderzoek in te stellen.
2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder volgens klaagster de norm, vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet, overtreden en heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.
3. Feiten
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.1 Mr. D heeft klaagster op 19 november 2009 aangeschreven met – in de kern – de mededeling dat zijn cliënte, de vereniging X, geen klacht betreffende haar college van toezicht in behandeling kan nemen, en klaagster verzocht en voor zover nodig gesommeerd zich te onthouden van het benaderen van de leden van X. Vervolgens heeft klaagster mr. D bij brief van 21 december 2009 verzocht om haar bewijsstukken en documenten ten aanzien van het door hem namens zijn cliënte(n) gestelde te verschaffen. Mr. D heeft klaagster laten weten dat hij zich gelet op zijn geheimhoudingsplicht niet gehouden achtte aan dit verzoek gevolg te geven. Mr. D heeft klaagster op verzoek van X en de heer Y verzocht zich te onthouden van lasterlijke uitlatingen. Klaagster heeft mr. D wederom gevraagd om haar documenten te verstrekken die het standpunt van zijn cliënten zouden staven. Mr. D heeft zich wederom beroepen op zijn geheimhoudingsplicht. Klaagster heeft zich op 18 januari 2010 over mr. D beklaagd bij verweerder in zijn hoedanigheid van deken.
3.2 In reactie op die klacht heeft verweerder klaagster op 29 januari 2010 bericht dat mr. D als advocaat van klaagsters wederpartij er niet toe gehouden is de door klaagster verzochte documenten aan klaagster toe te zenden, en dat mr. D ook niet verplicht is de door klaagster aan hem over zijn cliënten gestelde vragen te beantwoorden. Verweerder heeft klaagster laten weten dat hij daarom geen gevolg zou geven aan het verzoek van klaagster om een onderzoek in te stellen naar mr. D of zijn kantoor. Daarbij heeft verweerder klaagster voorgehouden dat zij, als zij de door haar gevraagde informatie alsnog van mr. D wenste te ontvangen, zich daartoe tot een advocaat diende te wenden.
3.3 Mr. D heeft bij faxbrief van 18 maart 2010 aan verweerder geantwoord op de klacht van klaagster van 18 januari 2010. Verweerder heeft klaagster van de reactie van mr. D geen kopie gestuurd. Op een verzoek van klaagster, gedaan bij e-mail van 14 april 2010 om haar een afschrift toe te zenden van die reactie, heeft de adjunct-secretaris van verweerder klaagster telefonisch en schriftelijk bericht dat het klachtdossier betreffende mr. D inmiddels naar de raad van discipline was opgestuurd en dat verweerder daarom niet meer over de genoemde fax beschikte. De adjunct-secretaris heeft klaagster voorts geadviseerd de fax op te vragen bij de raad van discipline.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 De raad stelt vast dat de klacht zich richt op het handelen dan wel nalaten van verweerder in de hoedanigheid van deken. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van die functie op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
klachtonderdeel a:
4.2 Vast staat dat verweerder niet voldaan heeft aan het verzoek van klaagster haar een faxbrief van mr. D van 18 maart 2010 toe te sturen. Verweerder heeft toegelicht dat hij op het moment dat klaagster daarom verzocht niet meer over deze fax beschikte, omdat deze toen reeds aan de raad van discipline was toegezonden. Naar oordeel van de raad is – naar verweerder ook zelf heeft erkend – weliswaar sprake geweest van een omissie, maar levert deze niet, gemeten naar de in 4.1 genoemde maatstaf, tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. Klaagster meent dat verweerder opzettelijk nalatig is geweest. Voor die stelling ziet de raad geen enkel aanknopingspunt. Verder is van belang dat klaagster niet van de medewerking van verweerder afhankelijk was om alsnog een kopie van de bewuste fax te ontvangen. Zij kon de fax zelf – naar haar ook namens verweerder is medegedeeld – bij de raad opvragen. De raad oordeelt klachtonderdeel a derhalve ongegrond.
klachtonderdeel b:
4.3 De raad overweegt als volgt. Artikel 46c lid 2 Advocatenwet bepaalt dat de deken een onderzoek instelt naar elke bij hem ingediende klacht. Hoe dit onderzoek dient plaats te vinden is niet nader geregeld. De deken komt een grote vrijheid toe in de inrichting van dat onderzoek en bij het bepalen van de reikwijdte ervan. De deken heeft voorts in beginsel een discretionaire vrijheid om te bepalen wanneer er reden is om een onderzoek naar de praktijkvoering van een bepaalde advocaat te doen.
4.4 Anders dan klaagster is de raad van oordeel dat verweerder bij de klacht van klaagster van 18 januari 2010 over de in onderdeel 3.1 omschreven handelwijze van mr. D het beginsel van hoor en wederhoor niet heeft geschonden door klaagster reeds op 29 januari 2010 te berichten zoals in 3.2 omschreven. In dit geval kon verweerder reeds op grond van hetgeen klaagster in haar klachtbrief van 18 januari 2010 stelde tot het oordeel komen dat bij haar sprake was van een onjuiste opvatting over de plicht van een advocaat om informatie aan zijn wederpartij te verstrekken en mocht hij klaagster dienovereenkomstig berichten. Ook mocht hij klaagster reeds toen laten weten in hetgeen zij aanvoerde geen reden te zien om een onderzoek naar mr. D of diens praktijk te starten. Nadien heeft verweerder mr. D nog in de gelegenheid gesteld om te antwoorden op de klacht en heeft hij de klacht doorgestuurd naar de raad van discipline. Voor zover klaagster wil betogen dat verweerder haar nog in de gelegenheid had behoren te stellen zich nader uit te laten over het standpunt van mr. D, gaat dat betoog niet op. Gezien de onder 4.3 genoemde grote eigen vrijheid die de deken in het kader van het klachtonderzoek toekomt, kan niet worden gezegd dat verweerder ertoe verplicht was beide partijen de gelegenheid te geven hun standpunten in de bedoelde klachtprocedure nogmaals toe te lichten. Ook klachtonderdeel b is daarmee ongegrond.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mr. H. Dulack, mr. R.P.F. van der Mark, mr. H.B. de Regt, mr. S. Wieberdink, leden met bijstand van mr. F.A. Chorus als griffier en uitsproken ter openbare zitting van 27 juli 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is op 27 juli 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster;
- verweerder;
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam;
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster;
- verweerder;
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam;
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076-548 4607