Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-08-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1929

Zaaknummer

M 48 - 2011

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Een advocaat dient met zijn cliënt te overleggen of er termen aanwezig zijn om te trachten in aanmerking te komen voor gefinancierde rechtshulp. Voor zover mondelinge mededelingen tijdens een eerste gesprek voor de advocaat aanleiding vormen aan te nemen dat zijn cliënt niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking zal komen, dient hij dit aan zijn cliënt voor te leggen en schriftelijk vast te leggen.

Inhoudsindicatie

klacht gegrond; enkele waarschuwing

Uitspraak

 

M 48 - 2011

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

 

X,

verder te noemen: klager

 

tegen

 

Y,

advocaat,

verder te noemen: verweerder

 

 

1. Verloop van de procedure

 

1.1       Bij brief van 2 maart 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klager op 3 december 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de brief van de deken dd. 10 maart 2011, met bijlage.

 

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 20 juni 2011.

Ter zitting zijn klager (vergezeld door zijn partner) en verweerder verschenen.

 

2. De feiten

 

2.1.      Verweerder heeft klager in de periode van 14 november 2008 tot en met januari 2009

bijgestaan inzake de naleving van een echtscheidingsconvenant en de ontbinding van de vennootschap Z.

 

2.2.      Op 14 november 2008 heeft de eerste bespreking plaatsgevonden tussen klager en verweerder. Verweerder heeft bij brief dd. 17 november 2008 een schriftelijke bevestiging van de opdracht aan klager verzonden, met vermelding van het tussen partijen afgesproken uurtarief van verweerder.

 

 

 

 

3. De klacht

 

3.1       De klacht luidt als volgt:

Verweerder heeft klager niet geïnformeerd over de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp in het kader van een echtscheiding en ontbinding van een vennootschap onder firma, hoewel klager daarvoor mogelijk wel – althans voorlopig – in aanmerking zou zijn gekomen.

 

3.2       Ter toelichting van de klacht is door klager het navolgende aangevoerd:

Omdat klager nauwelijks inkomen had, heeft hij verweerder gevraagd of hij in aanmerking kwam voor een toevoeging. Verweerder heeft hierop ontkennend geantwoord. Bij de mondelinge behandeling heeft klager meegedeeld dat - anders dan zijn klachtbrief suggereerde – dit niet bij het eerste gesprek aan de orde is gekomen, maar in een later gesprek. Het was de plicht van verweerder om klager in het eerste gesprek te wijzen op de mogelijkheid van een toevoeging. Indien verweerder klager direct op die mogelijkheid had gewezen en zou hebben meegedeeld dat hij geen werkzaamheden op basis van een toefvoeging verrichtte, dan was de keuze aan klager geweest. Verweerder heeft klager deze keuze ontnomen.

 

4. Het verweer

 

4.1       Klager heeft tijdens het intakegesprek in november 2008 niet gevraagd of hij in aanmerking kwam voor een toevoeging. Als hij dat zou hebben gedaan, dan zou verweerder hem erop hebben gewezen dat hij geen rechtsbijstand verleent op basis van een toevoeging. Er is niet gesproken over rechtsbijstand op basis van een bewijs van onvermogen. Klager heeft dit niet aan de orde gesteld en verweerder heeft in hetgeen klager hem vertelde geen enkele aanleiding gevonden uit te gaan van een financiële situatie die het nodig maakte zelfs maar het begrip toevoeging aan de orde te stellen. Er is wel gesproken over het uurtarief dat verweerder voor zijn werkzaamheden in rekening zou brengen. Verweerder heeft dit bij brief dd. 17 november 2008 schriftelijk bevestigd.

 

4.2.      Klager had zich tot verweerder gewend met het verzoek om hem bij te staan bij de afwikkeling van de in een echtscheidingsconvenant vastgelegde afspraken ten aanzien van de beëindiging per 31 december 2008 van de vennootschap onder firma waarvan zijn ex-echtgenote en hij de enige vennoten waren. Klager verwachtte problemen bij de afwikkeling.

 

4.3.      Omdat er door toedoen van de ex-echtgenote van klager een liquiditeitsprobleem voor klager ontstond heeft verweerder klager later gewezen op de mogelijkheid van een (voorwaardelijke) toevoeging. Hij heeft er toen direct bij gezegd dat hij zich dan tot een andere advocaat diende te wenden. Klager voelde er echter niets voor om van advocaat te wisselen. Later heeft verweerder klager nogmaals op de mogelijkheid van een toevoeging gewezen.

 

5. Beoordeling van de klacht

 

5.1       Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt te bespreken. Een advocaat dient bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, met zijn cliënt te overleggen of er termen aanwezig zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen, tenzij hij goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor gefinancierde rechtshulp. Wanneer de cliënt mogelijk in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp en niettemin verkiest om daarvan geen gebruik te maken, dient de advocaat dat, ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil schriftelijk vast te leggen.

 

5.2.      Op 14 november 2008 heeft een eerste gesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden over te verwachten perikelen bij de ontbinding van de vennootschap onder firma, waarvan klager samen met zijn ex-echtgenote vennoot was. .

 

5.3.      Verweerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij tijdens het eerste gesprek op 14 november 2008 is afgegaan op mondelinge mededelingen van klager over de winstcijfers, dat hij het convenant en de jaarstukken van de onderneming later heeft ontvangen en dat deze stukken bevestigden wat klager hem mondeling over de jaarcijfers had medegedeeld. Klager betwist de winstcijfers mondeling te hebben medegedeeld, want die waren bij hem op dat moment niet bekend.

 

5.4.      Vast staat dat verweerder tijdens het eerste gesprek niet beschikte over jaarstukken van de onderneming dan wel over andere schriftelijke stukken betreffende de financiële positie van klager. Het had daarom op de weg van verweerder gelegen met klager te overleggen of er termen aanwezig waren om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. Voor zover mondelinge mededelingen van klager voor verweerder aanleiding vormden om er van uit te gaan dat deze niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam, had het op de weg van verweerder gelegen dit aan klager voor te leggen. Voorts had het op de weg van verweerder gelegen ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil de afspraken betreffende de financiering van de rechtshulpverlening schriftelijk vast te leggen.

           

5.5       Verweerder heeft aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door :

-           niet bij aanvang van zijn werkzaamheden met klager te overleggen of deze in aanmerking zou kunnen komen voor een toevoeging;

-           klager er niet op te wijzen dat, indien hij voor een toevoeging in aanmerking kwam en hij daarvan gebruik wenste te maken, hij zich tot een andere advocaat diende te wenden omdat verweerder geen werkzaamheden op basis van een toevoeging verleent;

-           de (on)mogelijkheid van een toevoeging en de afspraken betreffende de financiering van de rechtshulpverlening niet schriftelijk vast te leggen.

 

5.6.      Op grond van het bovenstaande zal de raad de klacht gegrond verklaren. De raad acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

 

6. Beslissing

 

De raad verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder ter zake de maatregel van enkele waarschuwing op.

 

 

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2011.

 

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

Verzonden op: 30 augustus 2011

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.