Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2099

Zaaknummer

R. 3591/10.221

Inhoudsindicatie

Verweerder was werkzaam als advocaat-medewerker op het kantoor van klaagster. Voorafgaande aan beoogd vertrek om voor zichzelf te beginnen heeft verweerder met cliënten in de door hem behandelde dossiers en met andere cliënten van kantoor contact opgenomen om hen te informeren over zijn aanstaande vertrek. Ook zijn dossiers meegenomen dan wel kopieën gemaakt. Verweerder heeft gehandeld buiten klaagster om. Na confrontatie is verweerder op staande voet ontslagen. Vertrouwen van klaagster ernstig geschonden. Voor tuchtrechtelijke beoordeling voldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening. Klacht, gebaseerd op gedragsregel 17 juncto art. 46 Aw, op één onderdeel na gegrond. Berisping

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 25 maart 2009 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 16 december 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 5 september 2011, alwaar klaagster en verweerder zijn verschenen.

 

FEITEN

2.1 Verweerder is werkzaam geweest als advocaat ten kantore van klaagster op basis van een arbeidsovereenkomst. Op 23 maart 2009 heeft klaagster aan verweerder ontslag op staande voet verleend. De redenen voor het ontslag zijn

vermeld in de brief die op dezelfde datum aangetekend aan verweerder is verzonden.

De gronden voor het ontslag komen er – kort gezegd – op neer dat verweerder zonder toestemming van klaagster kopieën heeft gemaakt van verschillende dossiers en documenten, dat hij de relaties die zijn gekoppeld aan de dossiers actief heeft geïnformeerd over zijn vertrek bij klaagster en dat hij eigener beweging heeft getracht die relaties naar zijn nieuwe kantoor te doen overgaan.

Verweerder werd in die brief tevens gesommeerd om de in zijn bezit zijnde dossiers en documenten weer in bezit van klaagster te stellen.

Als bijlage bij de brief is een overzicht gevoegd van dossiers waarop verweerder volgens klaagster heeft aangegeven welke relaties behorende bij de bij verweerder in behandeling zijnde zaken nog niet door hem benaderd waren.

2.2 Verweerder heeft tegen het ontslag op staande voet geprotesteerd en aanspraak gemaakt op de wettelijke schadevergoeding.

2.3 Klaagster heeft in verband met voormelde verwikkelingen de bemiddeling van de deken ingeroepen alvorens de klacht tegen verweerder in te dienen.

2.4 Verweerder is op of omstreeks 1 mei 2009 met twee andere advocaten een eigen kantoor begonnen.

 

KLACHT

3.1 De klacht behelst de volgende verwijten:

a. verweerder heeft zonder toestemming kopieën gemaakt van verschillende dossiers en documenten en heeft dossiers en kantooreigendommen meegenomen;

b. verweerder heeft zonder overleg nagenoeg al zijn cliënten actief geïnformeerd over zijn vertrek van het kantoor;

c. verweerder heeft zonder overleg getracht genoemde cliënten te binden aan zijn nieuwe kantoor;

d. verweerder heeft in werktijd activiteiten ontplooid ten behoeve van het starten van het eigen kantoor en in verband daarmee onjuiste informatie in de agenda opgenomen.

 

VERWEER

4. Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Verweerder heeft aangevoerd dat de tussen hem en klaagster ontstane perikelen dienen te worden aangemerkt als een conflict tussen werkgever en werknemer. Verweerder meent dat het tuchtrecht daarvoor in beginsel niet geschikt is.

5.2 De Raad honoreert dit verweer niet. De advocaten zijn aan het tuchtrecht onderworpen terzake van – onder meer – elk handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. In de onderhavige zaak heeft het handelen van verweerder, gelet op de hierna te bespreken gebeurtenissen, zodanige aanknopingspunten met de praktijkoefening dat het tuchtrecht van toepassing is.

5.3 Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat de advocaten ingevolge gedragsregel 17 moeten streven naar een onderlinge verhouding welke berust op welwillendheid en vertrouwen.

5.4 In de kern komt de klacht neer op het verwijt dat verweerder achter de rug van klaagster om cliënten heeft benaderd teneinde hen te informeren over zijn overstap naar een door hem op te richten kantoor en daarbij heeft getracht hen te binden aan zijn nieuwe kantoor. Onder klaagster dienen in dit verband mede te worden verstaan de vennoten die de maatschap van klaagster vormen.

5.5 Verweerder was ten tijde van het gewraakte handelen als medewerker in loondienst van klaagster. Gebruikelijk is dat dossiers die in behandeling zijn bij advocaten in loondienst bij het einde van het dienstverband niet worden meegenomen naar een nieuw kantoor zonder dat uitdrukkelijk overeenstemming is bereikt met de betrokken advocaat-werkgever. In een dergelijke situatie dient de advocaat die dossiers wenst mee te nemen daarover overleg te plegen met zijn werkgever.

Hieraan doet niet af dat het uiteindelijk de cliënt is die bepaalt aan welke advocaat hij zijn belangenbehartiging wil toevertrouwen.

5.6 Verweerder heeft bevestigd dat hij in de periode voordat hij zijn vertrek bij de vennoten van de maatschap bekend maakte, met cliënten in de door hem behandelde dossiers dan wel met andere cliënten van het kantoor contact heeft opgenomen teneinde deze cliënten te informeren over zijn aanstaande vertrek en het feit dat hij een eigen kantoor zou beginnen. Verweerder heeft ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat hij eerst de klanten wenste te informeren om daarna in gesprek met klaagster te gaan. Eerst nadat verweerder op 23 maart 2009 door een vennoot van klaagster ter verantwoording was geroepen, heeft verweerder openheid van zaken gegeven, onder meer door op het hem voorgelegde overzicht van dossiers aan te geven welke relaties hij op dat moment nog niet had benaderd.

5.7 Het voorgaande handelen van verweerder kan naar het oordeel van de Raad niet anders worden uitgelegd dan dat verweerder heeft getracht buiten klaagster om klanten van het kantoor aan zich te binden teneinde te bevorderen dat zij zouden meegaan naar zijn nieuwe kantoor.

Door aldus te handelen heeft verweerder zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Hij heeft in ernstige mate het vertrouwen geschonden dat klaagster in hem stelde.

5.8 Verweerder heeft voorts bevestigd dat hij, hoewel niet in kantoortijd, in de voorafgaande periode bezig is geweest B.V.’s op te richten, naar de Raad begrijpt met het oog op het starten van zijn eigen kantoor.

Ook heeft verweerder bevestigd dat hij op verzoek van een cliënt een aantal dossiers heeft meegenomen met daarin originele stukken en deze aan de cliënt heeft afgegeven, alsmede dat hij, in verband met de te verwachten reactie van klaagster, van relevante stukken kopieën heeft gemaakt om te voorkomen dat de behandeling van dossiers in gevaar zou komen.

In dit verband heeft verweerder aangevoerd dat hij van mening is dat dossiers niet aan kantoor zouden behoren maar aan de betrokken cliënten. Dit argument treft geen doel, daar het kantoor de dossiers vormt en ook een bewaarplicht terzake heeft.

5.9 Gesteld noch gebleken is dat verweerder voor het maken van kopieën en het meenemen van dossiers van cliënten toestemming van klaagster heeft verkregen.

5.10 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de klachtonderdelen a, b en c gegrond zijn.

5.11 Tegenover het verweer van verweerder heeft klaagster niet dan wel onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verweerder in werktijd de activiteiten ten behoeve van het starten van zijn eigen kantoor heeft ondernomen of dat in verband daarmee onjuiste informatie in de agenda is gezet.

Klachtonderdeel d is derhalve ongegrond.

 

MAATREGEL

6.1 Bij het bepalen van de maatregel neemt de Raad in aanmerking dat verweerder zich aan ernstige overtreding van de gedragsregels heeft schuldig gemaakt. Hij heeft het vertrouwen in de relatie met zijn werkgever ernstig geschaad en door de wijze waarop hij heeft geopereerd ook het vertrouwen in zijn eigen beroepsuitoefening. Van de advocaat wordt immers verwacht dat hij eerlijk en met open vizier handelt.

Weliswaar heeft verweerder ter zitting desgevraagd verklaard dat zijn handelen “niet de schoonheidsprijs verdient”, maar hij heeft er geen blijk van gegeven dat hij het onbetamelijke van zijn handelen onderkent. De Raad is daarom van oordeel dat de navolgende maatregel passend en geboden is.

 

BESLISSING

7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klachtonderdelen a, b en c gegrond;

 legt als maatregel op een berisping;

 verklaart klachtonderdeel d ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. E. van der Wilk, mr. J.P. Heinrich, mr. P.S. Kamminga, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2011.

griffier          voorzitter

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.