Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-07-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1764
Zaaknummer
M 227 - 2010, M 22 - 2011 en M 62-2011
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Het betaamt een behoorlijk advocaat niet om zijn visie op een uitspraak van de raad van discipline in de pers weer te geven op een wijze en in bewoordingen zoals door verweerder gedaan. Een advocaat dient zich te onthouden van nodeloos grievende uitlatingen jegens een ex-client. Het staan een advocaat niet vrij in een televisie-uitzending mededelingen te doen over de aard van een strafzaak waarvoor zijn ex-client zich destijds tot hem had gewend. Gehandeld in strijd met geheimhoudingsplicht.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klachten gegrond; berisping
Inhoudsindicatie
Uitspraak
M 227 – 2010, M 22 – 2011 en M 62- 2011
Raad van Discipline
in het ressort ’s Hertogenbosch
Beslissing
inzake
de klacht van
klager,
tegen
verweerder,
1. Verloop van de procedures
1.1 M 227 – 2010:
Bij brief van 3 november 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klager op 29 september 2010 ingediende en bij brief dd. 8 oktober 2010 uitgebreide klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.
M 22 – 2011:
Bij brief van 24 januari 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klager op 15 december 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.
M 62 – 2011:
Bij brief van 15 maart 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klager op 31 januari 2011 ingediende en bij brief dd. 1 februari 2011 aangevulde klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.
1.2 De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:
- brief dd. 9 november 2010 van de gemachtigde van verweerder;
- brief dd. 23 november 2010, met bijlagen, van de gemachtigde van verweerder;
- brief dd. 29 november 2010, met bijlage, van klager;
- brief dd. 2 februari 2011 van de deken;
- brief dd.3 februari 2011 van de gemachtigde van verweerder, met bijlagen;
- brief dd.7 april 2011 van klager, met bijlagen;
- brief dd. 1 mei 2011 van klager.
1.3 De klachten zijn behandeld ter openbare zitting van de raad van 16 mei 2011.
Ter zitting zijn verschenen: klager en diens gemachtigde, verweerder en diens gemachtigde.
2. De feiten
2.1. De raad van discipline heeft de onderdelen 2 en 4 van de klacht van klager in de bij de raad onder nummer M 56 – 2010 bekende klachtzaak in beide onderdelen gegrond verklaard en ter zake aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk opgelegd voor de duur van twee weken.
2.2. De raad overwoog in voormelde beslissing onder meer dat verweerder, nadat hem bekend was geworden dat deze cliënt van zijn kantoor was geweest, grote terughoudendheid had dienen te betrachten in het doen van publieke uitlatingen aan het adres van klager. De raad achtte het ongepast dat verweerder zich op de aangegeven wijze had uitgelaten over diens gewezen cliënt.
2.3. Op 28 september 2010 heeft verweerder in Dagblad X klager opnieuw als onbetrouwbaar sujet gekwalificeerd en gesteld dit te zullen blijven doen. Tijdens de televisie-uitzending “A” op 28 september 2010 heeft verweerder klager bij herhaling als onbetrouwbaar sujet aangeduid alsmede als addergebroed. Verweerder heeft tevens medegedeeld dat de raad van discipline van oordeel was dat hij zich ongepast had uitgelaten tegen een voormalig cliënt van hem die vast zat voor een oplichtingsakkefietje en dat klager toen twee maal door een kantoorgenoot van hem was bezocht.
2.4. Klager heeft op 29 september 2010 over het optreden van verweerder in de uitzending bij “A” op 28 september 2010 een klacht bij de deken ingediend, welke klacht bij brief dd. 8 oktober 2010 is uitgebreid. Deze klacht is door de deken bij brief dd. 3 november 2010 aan de raad doorgezonden en is bij de raad bekend onder nummer M 227 – 2010.
2.5 Verweerder heeft in klachtzaak M 56-2010 op 26 oktober 2010 appel ingesteld tegen de beslissing van de raad van discipline dd. 27 september 2010.
2.6. De Voorzieningenrechter heeft verweerder bij vonnis dd. 6 december 2010, op straffe van een dwangsom, verboden zich publiekelijk en/of in de media onheus of diskwalificerend over klager uit te laten. Op 7 december 2010 werd verweerder in een artikel in Dagblad X als volgt geciteerd:
“Schrijf maar op: mijn minachting voor deze modelburger is inmiddels in brede kring bekend dus dat vonnis doet me geen pijn meer.
Nou, mijn particulier belang is al gediend; mijn diepe minachting voor deze man is bekend.
Hoe heb je dat nou opgeschreven? Nee, maak er maar van dat ik een diep achting heb voor deze modelburger. Anders ziet hij weer een gaatje waar hij me op kan pakken.”
Klager heeft op 15 december 2010 een klacht over deze uitlatingen bij de deken ingediend. Deze klacht is door de deken bij brief dd. 24 januari 2011 aan de raad doorgezonden en is bij de raad bekend onder nummer M 22 – 2011.
2.7. In artikelen in Dagblad X dd. 31 januari 2011 en Dagblad Y dd. 1 februari 2011 werd verweerder als volgt geciteerd:
“De klaagziekte van deze man is chronisch. Hij kan zijn tenten beter opslaan op de stoep voor de deken.”
Over deze uitlatingen heeft klager op 31 januari/1 februari 2011 een klacht bij de deken ingediend. Deze klacht is door de deken bij brief dd. 15 maart 2011 aan de raad doorgezonden en is bij de raad bekend onder nummer M 62 – 2011.
2.8. Het Hof van Discipline heeft bij beslissing dd. 14 maart 2011 de beslissing van de raad in klachtzaak M 56-2010, waarbij aan verweerder een schorsing van 2 weken was opgelegd, bekrachtigd en bepaald dat de schorsing in werking trad op 15 april 2011.
3. De klachten
De klachten luiden als volgt:
In klachtzaak M 227 - 2010:
Verweerder heeft zich blijkens een artikel in het Dagblad X van 28 september 2010 wederom nodeloos grievend jegens klager uitgelaten door hem wederom als een onbetrouwbaar sujet aan te duiden. Verweerder stelde dit te zullen blijven herhalen;
Verweerder heeft zich ook in een uitzending van A dd. 28 september 2010 nodeloos grievend jegens klager uitgelaten door hem 4x een stuk addergebroed en 4x een onbetrouwbaar sujet te noemen;
Verweerder heeft zijn beroepsgeheim geschonden door publiekelijk te verkondigen wat de aard van de verdenking tegen klager was en hoe vaak klager door een kantoorgenoot was bezocht.
In klachtzaak M 22-2011:
Verweerder heeft zich in een op 7 december 2010 in het Dagblad X gepubliceerd interview als volgt nodeloos grievend jegens klager uitgelaten:
“ Mijn minachting voor deze modelburger is inmiddels in brede kring bekend, dus dat vonnis doet mij geen pijn meer.
Nou mijn particuliere belang is al gediend: mijn diepe minachting voor deze man is al lang bekend.”
In klachtzaak M 62 – 2011:
Verweerder heeft zich in een op 31 januari 2011 in het Dagblad X en op 1 februari 2011 gepubliceerd interview als volgt nodeloos grievend jegens klager uitgelaten:
“De klaagziekte van deze man is chronisch. Hij kan zijn tenten beter opslaan op de stoep voor de Deken.”
4. Het verweer
4.1. De inhoud van de klachten, bij de raad bekend onder nummers M 227 – 2010 en M 22 2011 waren bij het Hof van Discipline bij de behandeling van het appel in klachtzaak M 56-2010 bekend. Deze zijn door de gemachtigde van klager naar voren gebracht. Nu de inhoud van deze klachten bij de beoordeling van het appel in klachtzaak M 56-2010 reeds is meegenomen, dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in de klachten M 227-2010 en M 22-2010.
4.2. De publicatie van de onvoorwaardelijke schorsing in klachtzaak M 56-2010 in de pers noopte verweerder tot een publiekelijke feitelijke uitleg/rechtvaardiging van zijn gedragingen. Het publiek had recht op zijn visie op de zaak om te voorkomen dat er een ‘smoezelige sfeer’ rondom zijn persoon of praktijk zou blijven hangen. Als verweerder na de uitspraak van de raad van discipline was blijven zwijgen over de uitspraak en de hem daarbij opgelegde maatregel van onvoorwaardelijke schorsing, dan zou dat een schuldbekentenis zijn geweest. Verweerder was en is van mening dat hij de gebezigde kwalificaties had mogen uiten.
4.3. Klager entameerde en regisseerde steeds situaties, waarbinnen het verweerder vrij stond om een weerwoord te geven. Het was immers klager die de pers steeds van informatie voorzag. Verweerder dient tegen dit soort acties in bescherming te worden genomen. De uitlatingen van verweerder waren niet beledigend.
5. Beoordeling van de klachten
5.1 Gelet op de aard en de samenhang van de feiten in de klachtzaken M 227-2010; M 22-2011 en M 62-2011, acht de raad het geboden deze zaken gevoegd te behandelen en te beoordelen.
5.2. De raad volgt verweerder niet in zijn verweer dat de klachten die door klager in de klachtzaken M 227 – 2010 en M 22 – 2011 naar voren zijn gebracht door het Hof van Discipline zijn meegenomen bij de beoordeling van het appel in klachtzaak M 56-2011. Niet gebleken is dat het Hof van Discipline bij zijn uitspraak dd. 14 maart 2011 de inhoud van de klachten in klachtzaken M 227-2010 en M 22-2011 heeft meegewogen bij de beoordeling van het appel in klachtzaak M 56-2010. Het Hof van Discipline verwijst in zijn uitspraak uitsluitend naar feiten die betrekking hebben op klachtzaak M 56-2010 en is op grond daarvan tot het oordeel gekomen dat de beslissing van de raad, waarbij aan verweerder twee weken schorsing was opgelegd, diende te worden bekrachtigd. Het beroep op niet-ontvankelijkheid in klachtzaken
M 277-2010 en M22-2011 faalt.
5.3. De door klager gestelde feiten zijn -als door verweerder onbetwist- komen vast te staan. De klachten hebben betrekking op uitlatingen van verweerder jegens een ex-client. De raad is van oordeel dat het een behoorlijk advocaat niet betaamt om zich over een ex-client uit te laten op een wijze zoals door verweerder is gedaan in de dagbladen X en Y evenals tijdens de televisie-uitzending “A”. De door verweerder weergegeven omstandigheden maken dit niet anders. Indien een advocaat het niet eens is met een beslissing van de raad van discipline staat het hem vrij om bij het Hof van Discipline appel in te stellen en in die appelprocedure ter verdediging datgene naar voren te brengen wat hij noodzakelijk acht. Hiervoor is de appelprocedure bedoeld. Het betaamt een behoorlijk advocaat niet om zijn visie op een uitspraak van de raad van discipline in de pers weer te geven op een wijze en in bewoordingen zoals door verweerder is gedaan. Een advocaat dient zich te onthouden van nodeloos grievende uitlatingen jegens een ex-client. Wat er ook zij van het voorval op 5 september 2009 ten kantore van verweerder, klager was en is een ex-client van het kantoor van verweerder. Verweerder had zich hiervan steeds bewust behoren te zijn.
De raad acht de onderdelen 1 en 2 van klachtzaak M 227-2010 gegrond.
5.4. Een advocaat is verplicht tot geheimhouding; hij dient te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen. De geheimhoudingsplicht duurt voort na de beëindiging van de relatie met de cliënt. Gebleken is dat verweerder tijdens de uitzending van “A” melding heeft gemaakt van de omstandigheid dat klager had vastgezeten in verband met een oplichtingsakkefietje en dat hij twee maal door een kantoorgenoot was bezocht. Verweerder heeft aldus gehandeld in strijd met de geheimhoudingsplicht die hij tot opzichte van klager als ex-client van zijn kantoor in acht had behoren te nemen. Het stond verweerder niet vrij mededelingen te doen over de aard van de strafzaak waarvoor klager door het kantoor van verweerder was bijgestaan.
De raad acht onderdeel 3 van klachtzaak M 227-2010 eveneens gegrond.
5.5. In het licht van voormelde voorgeschiedenis, valt het verweerder tuchtrechtelijk te verwijten dat hij zich na de beslissing van de voorzieningenrechter in kort geding op 6 december 2010 wederom in negatieve bewoordingen jegens klager in de pers heeft uitgelaten. Verweerder had zich er als professional van bewust horen te zijn dat, gelet op de voorgeschiedenis, al zijn uitlatingen breed uitgemeten in de pers zouden worden weergegeven. Het had op de weg van verweerder gelegen zich tegenover de pers terughoudend uit te laten en zich in ieder geval te onthouden van negatieve uitlatingen jegens klager. De door verweerder weergegeven omstandigheid dat de pers door klager op de hoogte was gesteld van de inhoud van het vonnis van de voorzieningenrechter maakt dit niet anders. Dit geldt eveneens voor de uitlatingen van verweerder richting de pers naar aanleiding van het feit dat klager een klacht had ingediend over diens uitlatingen in Dagblad X op 7 december 2010.
De raad acht de klachten in klachtzaak M 22-2011 en M 62-2011 eveneens gegrond.
6. Op te leggen maatregel.
Het valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten dat hij zich, bij herhaling, in de pers en in de media nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten, alsmede dat hij in de media mededeling heeft gedaan betreffende de aard van de zaak waarvoor klager zich in het verleden tot het kantoor van verweerder had gewend.
Nu klager ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij inmiddels heeft begrepen dat hij zich niet in de door hem gebruikte formuleringen over klager had moeten uitlaten en gelet op de omstandigheid dat verweerder vanaf de betekening van het vonnis in kort geding tot op heden zich niet meer publiekelijk en/of in de media onheus of diskwalificerend over klager heeft uitgelaten, is de raad van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen van de maatregel van berisping.
7. Beslissing
De raad verklaart de in klachtzaak M 227 – 2010 weergegeven klacht in alle onderdelen gegrond, evenals de in de klachtzaken M 22-2011 en M 62-2011 weergegeven klachten, en legt verweerder ter zake op de maatregel van berisping.
Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, P.A.M. van Hoef, R.G.A.M. Theunissen en L.R.G.M. Spronken, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2011.
griffier voorzitter
Verzonden op: 5 juli 2011
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
Per post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.