Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-03-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1589

Zaaknummer

R. 3521/10.151

Inhoudsindicatie

Indien in een bepaalde kwestie de gedachte kan ontstaan dat een advocaat een zodanig eigen belang heeft dat zijn onafhankelijkheid in het geding komt, dient een advocaat meer dan normale zorg te betrachten bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden teneinde te laten zien dat hij in staat is de vereiste onafhankelijkheid ten opzichte van de zaak te betrachten. In dat soort gevallen heeft hij zorg te dragen voor een duidelijke schriftelijke vastlegging van de feiten en omstandigheden. De Raad is van oordeel dat verweerder daarin tekort is geschoten.  Verweerder heeft voorts onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de wederpartij.

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 26 april 2010 heeft de gemachtigde van klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is door de Raad ontvangen op 15 september 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 17 januari 2011.

Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen. Verweerder werd ter zitting bijgestaan door mr. J.F.P.M. van Helvoort, advocaat te Best.

 

FEITEN

2.1 Vanaf 2001 woonde de vader van klager in een aanleunwoning bij een verzorgingstehuis aan het adres RKstraat 1.

2.2 Sinds 22 augustus 2002 is klager notarieel gevolmachtigde van zijn vader

2.3 De vader van klager is op 28 augustus 2002 wegens een herseninfarct opgenomen in het ziekenhuis te ’s-Hertogenbosch. Deze opname heeft tot 7 oktober 2002 geduurd.

2.4 In een vaststellingsovereenkomst gedateerd 31 augustus 2002 met als partijen de vader van klager en de echtgenote van verweerder, is als adres van wijlen de vader van klager opgenomen RKstraat 79.

2.5 Verweerder is als gemachtigde van zijn echtgenote opgetreden.

2.6 In de vaststellingsovereenkomst is, onder meer, opgenomen dat de vader van klager vanwege seksueel misbruik van diens dochter in het verleden een symbolische schadevergoeding ad € 150.000,00 aan zijn dochter zal betalen op uiterlijk 9 september 2002 en te verhogen met de wettelijke rente.

2.7 Op 6 april 2004 is de vader van klager verhuisd naar een gesloten verpleegafdeling binnen het verpleeghuis met het adres RKstraat 79.

2.8 De overeenkomst van 31 augustus 2002 is op 30 maart 2007 geregistreerd bij de belastingdienst.

2.9 Klager heeft een voorlopig getuigenverhoor geëntameerd om vast te stellen wat zich nu precies heeft afgespeeld en of de bescheiden waarop door verweerder een beroep werd gedaan wel correct tot stand zijn gekomen.

2.10 Op of omstreeks 19 mei 2009 heeft wijlen de vader van klager een aangetekende brief van verweerder ontvangen waarin hij in zijn hoedanigheid van advocaat van zijn echtgenote, de vader van klager heeft gesommeerd te betalen een bedrag van € 150.000,-- te vermeerderen met incassokosten en wettelijke rente uit hoofde van een vaststellingsovereenkomst van 31 augustus 2002.

2.11 Op 14 augustus 2009 is door de gemachtigde van klager een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend.

2.12 Bij faxbrief van 8 oktober 2009 heeft mr. S. de behandeling van de zaak overgenomen van verweerder.

2.13 Op 13 april 2010 heeft het voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden ter gelegenheid waarvan verweerder en zijn echtgenote als getuigen zijn gehoord.

2.14 De vader van klager is hangende de procedure overleden.

2.15 Verweerder heeft verklaard over hetgeen zich op 31 augustus 2002 heeft afgespeeld. Hij heeft daarbij verklaard dat hij op 31 augustus 2002 bij de vader van klager op bezoek is gegaan na een eerder bezoek begin augustus 2002 en dat hij bij dit laatste bezoek zijn laptop en printer had meegenomen en ter plaatse de vaststellingsovereenkomst heeft gemaakt. Verweerder heeft aangegeven dat hij op 31 augustus 2002 heeft aangeklopt respectievelijk aangebeld en dat de vader van klager zelf de deur heeft opengedaan en vervolgens met hem in zijn woning aan de lage tafel is gaan zitten waarbij de vader van klager plaatsnam op de bank. Verweerder heeft voorts verklaard dat hij bij die bijeenkomst in de aanleunwoning van de vader van klager de vaststellingsovereenkomst met hem heeft besproken en hem de bedoeling en de consequenties daarvan heeft uitgelegd, waarna de vader van klager tot ondertekening is overgegaan met de pen van verweerder.

KLACHT

3. Klager verwijt verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met artikel 3 lid 2 van de Advocatenwet en de gedragsregels 1 en 2 lid 1 alsmede dat hem een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder valsheid in geschrifte, poging tot oplichting en het plegen van meineed.

 

VERWEER

4. Verweerder heeft de standpunten die hij tijdens het getuigenverhoor heeft ingenomen ten aanzien van het sluiten van de overeenkomst, gehandhaafd. Alhoewel verweerder uitging van de datum die vermeld staat in de overeenkomst kan hij niet uitsluiten dat de overeenkomst eerder is gesloten. Verweerder heeft voorts gesteld dat tussen de vader van klager en zijn kinderen en dus ook de echtgenote van verweerder een vervelende discussie omtrent het ouderlijk huis speelde. Klager zou er belang bij hebben de echtheid van de gesloten overeenkomst te betwisten. Verweerder heeft gesteld dat zijn echtgenote een vordering heeft op haar vader dan wel op diens nalatenschap, welke vordering verweerder bij leven van de vader van zijn echtgenote wilde incasseren. Verweerder heeft betwist dat sprake is van valsheid in geschrifte, meineed of oplichting.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de raad vast dat terecht is ontstaan over de wijze van totstandkoming en de geldigheid van de tussen de echtgenote van verweerder en haar vader gesloten overeenkomst, die door verweerder is opgesteld en door hem namens zijn echtgenote is ondertekend. Door verweerder is niet betwist de stelling van klager dat het adres in de betreffende overeenkomst een adres betrof, in 2002 nog niet bekend was. Het enkele feit dat verweerder heeft overgenomen wat hem door de vader van klager werd medegedeeld omtrent zijn adres biedt onvoldoende duidelijkheid. Voorts is niet door verweerder betwist dat tijdens de datum van ondertekening de vader van klager in het ziekenhuis lag. Verweerder heeft naar het oordeel van de Raad ten aanzien van vorenstaande punten onvoldoende tot geen uitleg kunnen geven. Evenmin heeft verweerder toegelicht zijn stelling dat de overeenkomst mogelijk een paar dagen eerder zou zijn ondertekend en is verweerder niet ingegaan op de reden voor registratie van de akte in maart 2007 althans heeft hij hiervoor geen aannemelijke verklaringen aangevoerd.

Het is niet aan de Raad om vast te stellen of sprake is van een strafbaar feit noch om een civielrechtelijk oordeel te geven. Of er meineed is gepleegd of valsheid is geschrifte dan wel poging tot oplichting, dient door de strafrechter te worden beoordeeld.

Verweerder heeft in deze zaak in eerste instantie werkzaamheden verricht als advocaat van zijn echtgenote. Indien in een bepaalde kwestie de gedachte kan ontstaan dat een advocaat een zodanig eigen belang heeft dat zijn onafhankelijkheid in het geding komt, dient een advocaat meer dan normale zorg te betrachten bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden teneinde te laten zien dat hij in staat is de vereiste onafhankelijkheid ten opzichte van de zaak te betrachten. In dat soort gevallen heeft hij zorg te dragen voor een duidelijke schriftelijke vastlegging van de feiten en omstandigheden. De Raad is van oordeel dat verweerder daarin tekort is geschoten. De overeenkomst bevat meerdere feiten waarvan de juistheid in twijfel kan worden getrokken, ook nadat verweerder ten aanzien daarvan verweer heeft kunnen voeren. Voorts is de overeenkomst niet omgaand doch pas vijf jaar later geregistreerd bij de belastingdienst, voor welke handeling door verweerder ook geen duidelijke verklaring is gegeven. De Raad neemt bij dit alles in ogenschouw dat de wederpartij bij de overeenkomst in casu niet werd bijgestaan door een advocaat en was opgenomen in een verpleegtehuis. De belangen van de echtgenote van verweerder werden door verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat behartigd en het betrof een gevoelig onderwerp. Al deze omstandigheden leiden ertoe dat de Raad van oordeel is dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De Raad is voorts van oordeel dat verweerder geen, althans onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de wederpartij. Dit weegt niet op tegen het door verweerder aangevoerde argument dat hij het geschil in beperkte kring wilde houden. De klacht is derhalve gegrond.

 

MAATREGEL

6. Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van een berisping passend en geboden.

 

BESLISSING

7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 - verklaart de klacht gegrond voorzover deze ziet op de overtreding van de gedragsregels 1 en 2 en legt terzake aan verweerder de maatregel op van berisping.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, mr. E.J. van der Wilk, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2011

griffier          voorzitter