Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-11-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2211
Zaaknummer
11-42
Inhoudsindicatie
Verweerder zou klaagster niet goed hebben bijgestaan door gedraald te hebben bij de beantwoording van correspondentie. Verweerder zou werkzaamheden hebben verricht waarvoor geen opdracht was gegeven. De declaraties zouden te hoog zijn geweest. Klaagster heeft klacht onvoldoende onderbouwd en wordt niet door de stukken ondersteund. Klacht ongegrond.
Uitspraak
11-42
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief van 12 april 2011 heeft mr. P.A.M. Manning, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:
…
wonende te Amsterdam
hierna te noemen klaagster
tegen:
mr. X
advocaat te Hardenberg
hierna te noemen verweerder
1.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 20 juni 2011. Klaagster heeft op 16 juni 2011 om uitstel van de behandeling verzocht. Zij is ter zitting niet verschenen. Verweerder is toen wel verschenen. Van de zitting op 20 juni 2011 is proces-verbaal opgemaakt.
Na de zitting van 20 juni 2011 is gebleken van omstandigheden die hebben geleid tot heropening van de behandeling van deze zaak. De behandeling is voortgezet ter openbare zitting van de raad van 12 september 2011.
De raad heeft bij behandeling van de klacht op 12 september 2011 zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. E.J. Verster, G.R.M. van den Assum, P.R.M. Noppen en A. Gerritsen-Bosselaar, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M. Stevens als griffier. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt.
2.
Klaagster verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt, omdat hij tekort is geschoten in de behartiging van haar belangen. Meer in het bijzonder verwijt zij hem dat hij gedraald heeft bij de beantwoording van klaagsters brieven en soms wekenlang niets gedaan heeft. Uit de correspondentie blijkt dat er weinig is geschreven over de verdeling en de correspondentie die er is veelal bestaat uit herhalingen. Dat rechtvaardigt niet de declaraties die verweerder heeft toegestuurd. Verweerder had meer stelling moeten nemen tegen de advocaat van de wederpartij en hij had een kort gedingprocedure moeten starten. Verweerder heeft werkzaamheden verricht waarvoor door klaagster nimmer opdracht is gegeven.
3.
De raad gaat uit van de volgende gegevens:
Klaagster heeft verweerder in april 2008 ingeschakeld voor de behartiging van haar belangen bij de afwikkeling van een erfenis. Verweerder heeft in de periode van 2 juni tot en met 1 december 2008 aan klaagster een zevental declaraties toegestuurd, met een totaalbedrag van ruim € 11.000,-. Klaagster heeft een klein deel betaald. Begin december 2008 heeft klaagster aan verweerder bericht niet langer van zijn diensten gebruik te willen maken. Verweerder heeft daarop zijn werkzaamheden gestaakt.
Verweerder heeft incassomaatregelen jegens klaagster getroffen. De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 1 september 2010 klaagster veroordeeld tot betaling van € 10.218,16 aan verweerder, vermeerderd met rente en (proces)kosten. In dit vonnis is onder andere opgenomen dat klaagster de werkzaamheden die aan de gevorderde openstaande facturen ten grondslag lagen, niet heeft weersproken.
Het klachtdossier bevat een groot aantal brieven en e-mails, zowel tussen verweerder en de advocaat van de andere erfgenaam, als tussen verweerder en klaagster.
4.
Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende aangevoerd:
Klaagster is van mening dat zij verweerder enkel om bijstand heeft gevraagd in verband met de overdracht van een huis. Deze kwestie zou volledig zijn voorbereid door een door klaagster ingeschakelde notaris. Verweerder heeft met betrekking tot die overdracht niets ondernomen en enkel andere werkzaamheden verricht waarvoor klaagster geen opdracht zou hebben gegeven. Klaagster meent dat bij aanvang van de zaak betalingsafspraken zijn gemaakt die niet door verweerder zijn nagekomen.
5.
Verweerder heeft ter toelichting op de klacht het volgende aangevoerd:
Verweerder heeft uiteen gezet welke werkzaamheden hij heeft verricht. Hij wilde en moest eerst orde scheppen in de door klaagsters aangeleverde stukken voordat hij zich een beeld kon scheppen van de inhoud van de zaak. Verweerder heeft niet alleen werkzaamheden verricht voor de overdracht van het huis, maar ook andere kwesties die bij de afwikkeling van de nalatenschap naar boven kwamen. De werkzaamheden zijn in overleg met klaagster verricht.
6.
De raad beoordeelt de klacht als volgt:
De inhoud van de klacht wordt door klaagster onvoldoende concreet onderbouwd en de klacht wordt daarnaast niet gedragen door de stukken uit het klachtdossier. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Van verwijtbaar handelen door verweerder is niet gebleken. De raad licht dit oordeel als volgt toe.
Waar klaagster klaagt over de traagheid van verweerder, kan de raad dat standpunt niet volgen. Het klachtdossier alleen al geeft blijk van een groot aantal brieven die door verweerder zijn verstuurd en ontvangen. Daarnaast zijn er vele contacten per e-mail geweest. Vrijwel wekelijks is er contact geweest. Verweerder is voldoende actief geweest.
Anders dan klaagster stelt is de raad van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat op het moment dat verweerder de zaak aannam, de kwestie omtrent de overdracht van het huis eigenlijk al in kannen en kruiken was, zoals door klaagster wordt gesteld en door verweerder gemotiveerd betwist. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de correspondentie die verweerder met de advocaat van de andere erfgenaam heeft gevoerd. Het plan om zo af te wikkelen was er dan misschien al wel, de bereidheid bij de wederpartij om zo af te wikkelen ontbrak nog.
Uit die correspondentie blijkt eveneens dat verweerders bijstand niet alleen betrekking heeft gehad op de overdracht van het huis, maar ook andere zaken zoals de auto, verzekeringen, belastingkwesties, etc. Uit correspondentie van verweerder met klaagster blijkt dat onderwerp van bijstand eveneens is geweest de algemene voorwaarden van klaagsters onderneming en de contracten die klaagster uit dien hoofde afsloot met leveranciers.
Ten aanzien van de kwestie omtrent het verzuim van het aanvragen van een toevoeging en de BTW-kwestie bevat het klachtdossier onvoldoende materiaal. Deze kwesties zijn niet verwerkt in de klacht, noch blijken deze onderdelen uit de instructie van de deken. De raad merkt in dit kader op dat klaagster zichzelf lijkt tegen te spreken, nu uit voornoemd vonnis van de rechtbank Amsterdam blijkt dat de facturen, op verzoek van klaagster, op naam van haar BV zijn gesteld, en niet dat dat op initiatief van verweerder zou zijn geschied.
De raad kan klaagster niet volgen in haar verwijt dat verweerder onvoldoende professionele afstand zou hebben betracht. Daarvoor is door klaagster onvoldoende gesteld en bovendien is dat gemotiveerd door verweerder betwist. De raad kan in ieder geval niet vaststellen dat een grens zou zijn overschreden.
De slotsom is dat de klacht onvoldoende concreet is onderbouwd. De klacht is daarom ongegrond.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
Verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 7 november 2011.
Griffier Voorzitter