Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-12-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2409
Zaaknummer
R. 3673/11.75
Inhoudsindicatie
Klacht dat de advocaat klaagster ten onrechte heeft afgeraden op basis van een toevoeging procederen, althans dat de advocaat hierover verkeerd heeft geadviseerd. De advocaat heeft van belang zijnde informatie over de mogelijkheid van een toevoeging schriftelijk bevestigd en heeft bevestigd dat haar kantoor geen zaken op toevoegingsbasis behandelt. Tevens is gewezen op een risico dat het verkrijgen van een toevoeging tot discussie in de zaak zelf zou kunnen leiden. De advocaat adviseerde klaagster daarmee rekening te houden.
Inhoudsindicatie
De advocaat heeft niet onjuist gehandeld door te wijzen op het risico. Niet is gebleken dat zij klaagster heeft afgeraden om op basis van een toevoeging te procederen. Klacht ongegrond.
Uitspraak
PROCEDUREVERLOOP
1.1 Bij brief van 13 februari 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht.
De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 29 maart 2011.
1.2 Bij brief van 17 oktober 2011 heeft de gemachtigde van verweerster stukken in het geding gebracht.
1.3 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.
1.4 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 31 oktober 2011, alwaar de gemachtigde van klaagster is verschenen. Verweerster is verschenen, vergezeld van haar gemachtigde. Beide gemachtigden hebben een pleitnotitie overgelegd.
FEITEN
2.1 Vanaf eind 2008 heeft verweerster klaagster bijgestaan in een geschil betreffende de aankoop van een woning. Klaagster was door de wederpartij gedagvaard in een rechtbankprocedure. In die procedure heeft verweerster voor klaagster verweer gevoerd.
2.2 De contacten met verweerster werden aan de zijde van klaagster onderhouden door haar partner, de heer M.
2.3 Bij brief van 25 november 2008 heeft verweerster aan klaagster en haar partner onder meer het volgende meegedeeld:
“Zoals eveneens telefonisch besproken, bent u van mening dat mevrouw S. (RvD: klaagster) in aanmerking zou komen voor een zogenaamde toevoeging. Gezien het feit dat mijn kantoor in civiele zaken geen zaken op basis van toevoeging behandeld, heb ik u geadviseerd om, hetzij via het Buro voor Rechtshulp, dan wel een ander advocatenkantoor dat wel op basis van een toevoeging werkzaamheden verricht, de zaak verder te laten behandelen.
Indien u desondanks besluit om mij de zaak te laten voortzetten, zullen mijn werkzaamheden in dit dossier worden doorbelast tegen vergoeding van mijn honorarium ad EUR 230,00 per uur, te verhogen met btw en kantoorkosten. Op mijn werkzaamheden zijn de algemene voorwaarden van mijn kantoor, waarvan een afschrift wordt bijgesloten, van toepassing.
Indien u de zaak elders wenst te laten behandelen, zal ik tot sluiting van het dossier overgaan en de reeds verrichte werkzaamheden tegen voornoemd uurtarief doorbelasten.
Overigens wil ik u er nog wel op wijzen dat, indien de wederpartij bekend raakt met het feit dat u in aanmerking komt voor een toevoeging, dit tot extra vragen zou kunnen leiden. Het inkomen is alsdan dusdanig laag dat het niet redelijk lijkt te verwachten dat mevrouw S. (RvD: klaagster) voor de beoogde financiering in aanmerking zou komen. Daar staat echter tegenover dat zij kennelijk wel een andere financiering heeft kunnen krijgen, zij het tegen een lager bedrag. Hoewel het voorgaande niet perse hoeft te leiden tot toewijzing van de vordering aan eisers, kan het wel leiden tot een extra discussie. Ik adviseer u om hiermee rekening te houden.
Tot slot wijs ik u erop dat, in het geval u de zaak door mij verder laat behandelen, er een voorschot zal moeten worden voldaan ter hoogte van EUR 1.250,00. Dit in verband met het feit dat bij de Rechtbank griffierechten zijn verschuldigd ter hoogte van 2,25% van de vordering, alsmede een voorschot op mijn werkzaamheden zal worden gevraagd.”
2.4 De vordering van de wederpartij is door de rechtbank afgewezen. Hierna heeft de wederpartij hoger beroep ingesteld. Verweerster heeft de belangen van klaagster in het hoger beroep aanvankelijk behartigd.
2.5 Per e-mail van 19 oktober 2009 heeft klaagster aan verweerster verzocht haar werkzaamheden te staken in verband met klaagsters financiële situatie. Klaagster deelde mee verweerster niet meer te kunnen betalen en zich genoodzaakt te zien een advocaat te zoeken die op toevoegingsbasis haar zaak wilde behandelen. Klaagster deelde ook mee het openstaande saldo in de afgesproken termijnen te zullen voldoen.
2.6 Bij brief van 21 oktober 2009 heeft klaagster aan verweerster verzocht een specificatie op te stellen van de in rekening gebracht kosten en deze ter verificatie aan de deken te sturen.
2.7 Bij brief van 30 oktober 2009 heeft verweerster de beëindiging van de opdracht bevestigd. Tevens is verweerster in die brief ingegaan op een verzoek van klaagster om een specificatie op te stellen van de in rekening gebrachte kosten en deze ter verificatie voor te leggen aan de deken.
KLACHT
3.1 De klacht behelst, na de intrekking door klaagster van een klachtonderdeel ter zitting, het volgende verwijt:
Verweerster heeft klaagster ten onrechte afgeraden haar zaak op basis van een toevoeging te laten behandelen, althans heeft zij klaagster op dit punt verkeerd geadviseerd in de brief van 25 oktober 2008.
VERWEER
4. Verweerster heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.1 Als regel geldt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dat hij, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen.
5.2 Ter zitting is door verweerster toegelicht dat tijdens de bespreking die aan de brief van 25 november 2008 vooraf ging, is gesproken over de mogelijkheid dat klaagster in aanmerking voor een toevoeging kwam. Verweerster heeft, in zoverre onbetwist, aangevoerd dat zij daarbij heeft gesteld dat voor een toevoegingsaanvraag gekeken wordt naar het inkomen van twee jaar voordien en dat de partner van klaagster daarop had geantwoord dat klaagster dan zeker voor een toevoeging in aanmerking zou komen. Volgens verweerster volgt hieruit dat de termijn van twee jaar bij klaagster bekend was.
5.3 Verweerster heeft klaagster en haar partner met haar brief van 25 november 2008 van belang zijnde informatie schriftelijk bevestigd.
Verweerster heeft bevestigd dat was gesproken over de vraag of klaagster in aanmerking zou komen voor een toevoeging en over het feit dat verweersters kantoor geen zaken op toevoegingsbasis behandelt. Verweerster heeft in die brief gewezen op de gevolgen daarvan.
Met de in de klacht gewraakte passage heeft klaagster gewezen op de mogelijkheid dat het aanvragen van een toevoeging tot extra vragen of discussie zou kunnen leiden en heeft verweerster klaagster geadviseerd daarmee rekening te houden.
5.4 Naar het oordeel van de Raad heeft verweerster in de vermelde omstandigheden niet verwijtbaar onjuist gehandeld door te wijzen op een bepaald risico dat verbonden was aan het procederen op basis van een toevoeging.
In het bijzonder kan van de opmerking van verweerster niet gesteld worden dat zij klaagster daarin heeft afgeraden om op basis van een toevoeging te procederen.
5.5 Dat verweerster verwijtbaar onjuist of onzorgvuldig heeft gehandeld is gezien het voorgaande niet gebleken.
Dit brengt mee dat de klacht ongegrond is.
5.6 Overigens had het, gezien de in nummer 5.1 vermelde regel, de voorkeur verdiend indien verweerster bij aanvang van de opdracht duidelijk had vastgelegd wie zij als haar opdrachtgever(s) beschouwde. Daarmee had de ter zitting gebleken onduidelijkheid op dat punt vermeden kunnen worden.
BESLISSING
6.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mr. W.J. Hengeveld, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. G.J. Schipper en mr. C.A. de Weerdt, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 december 2011.
griffier voorzitter
Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.
U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.
Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.