Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-05-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1879

Zaaknummer

10-150

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft de grenzen van het betamelijke overschreden door zeer vergaande en privacygevoelige feiten en stellingen te poneren die verweerster onvoldoende heeft geverifieerd en voor derden onvoldoende controleerbaar zijn. Het belang van de minderjarige dochter van partijen rechtvaardigt de handelwijze van verweerster niet.

Inhoudsindicatie

Het stond verweerster niet vrij zich na afloop van de mondelinge behandeling tot de rechter te wenden over een ander onderwerp dan waarover zij nog informatie mocht verschaffen.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

10-150

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brieven van 19 oktober 2010 en 18  november 2010  heeft mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers namens mr. R.J.A. Dil, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem, ter kennis van de raad gebracht de klacht van de heer:

[ ],

wonende te[ ],

hierna te noemen klager

tegen

mr.[ ],

advocaat te[ ],

hierna te noemen verweerster

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechthof te Arnhem van 14 maart 2011. Ter zitting zijn klager, bijgestaan door mr.X., advocaat te Y en verweerster, vergezeld door mr.Z, advocaat te C, verschenen. De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter en mrs. J.R.O. Dantuma, H.J.P. Robers,  E.D. Breuning ten Cate, E.J. Verster, leden van de raad en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier. De klacht is tegelijkertijd behandeld met de (eigen) klacht van mr. X tegen verweerster (rolnummer 11-27) maar daarin volgt een afzonderlijke beslissing.

2. De klacht (van [ ]) luidt als volgt.

Verweerster heeft zich niet gedragen zoals een goed advocaat betaamt door:

a.  willens en wetens onjuiste informatie te verschaffen aan de rechter. Zij wist of behoorde te weten dat de informatie (die zijn van haar cliënte ontving) onjuist was.

b.  Valse aantijgingen te doen, feiten te verdraaien, zaken suggestief te verwoorden, zich lasterlijk en smadelijk uit te laten over de persoon van klager.

c. Meerdere malen stukken die moesten worden toegezonden aan de advocaat van klager, in strijd met de regels voor een goede procesorde veel te laat aan haar toe te zenden waardoor klager en zijn advocaat werden benadeeld o.a. omdat er onvoldoende tijd restte om zaken grondig voor te bereiden.

d. Meerdere malen na de sluiting van een behandeling stukken over te leggen en de rechtbank schriftelijk te benaderen zonder overleg met de advocaat van klager.

e. Declaraties aan haar cliënte toe te sturen aan een derde, een onderneming waardoor verweerster valsheid in geschrifte pleegt en meewerkt aan belastingontduiking.

3. Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Kort weergegeven luidt dit verweer dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt past. Zij heeft als advocaat van de wederpartij van klager een grote mate van vrijheid om haar cliënte bij te staan op een wijze die haar goeddunkt. Zij heeft de grenzen van die vrijheid niet overschreden. Verweerster mocht afgaan op mededelingen van haar cliënte. Klager c.q. diens advocaat heeft in de procedures ruimschoots de gelegenheid gehad de aangevoerde stellingen te bestrijden. Verweerster heeft zich niet onnodig grievend uitgelaten over de persoon van klager en ook overigens geen onjuiste stellingen geponeerd. Verweerster heeft ernaar gestreefd dat stukken die naar de rechtbank zijn gezonden op dezelfde dag eveneens worden toegezonden aan de wederpartij. Dat is eenmaal anders gelopen waarvoor verweerster haar excuses heeft aangeboden. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft verweerster zich nog gewend tot de rechtbank. Dat stond haar vrij nu de rechtbank om overlegging van stukken heeft gevraagd.

4. Bij de beoordeling van de klacht gaat de raad uit van de volgende gegevens.

Verweerster stond en staat de (inmiddels ex-)echtgenote van klager bij in de echtscheidingsprocedure en de afwikkeling van de gevolgen daarvan. Tussen klager en zijn echtgenote is een felle strijd ontbrand die zich toespitst op de zorg- en gezagsregeling met betrekking tot hun inmiddels 12 jarige dochter A.

In het kader van verschillende procedures heeft verweerster namens haar cliente stellingen naar voren gebracht die er in de kern op neer komen dat klager leidt aan een psychische c.q. psychiatrische aandoening, dat klager wegens een geweldsmisdrijf is veroordeeld, dat klager zich op een voor anderen dwingende en onaangename manier manifesteert en een perverse persoon is.

Verweerster heeft ter onderbouwing van haar stellingen stukken overgelegd, waaronder een verslag van een consult met een psychiater d.d. 26 november 2009 en een brief met een voor de geadresseerde kwetsende en pornografische inhoud waarvan verweerster stelt dat deze door klager is verzonden aan de echtgenoot van de vrouw waarmee klager een buitenechtelijke relatie zou hebben gehad. Klager ontkent dat deze brief van hem afkomstig is.

Tegen klager is door de nieuwe partner van zijn ex-vrouw aangifte gedaan van mishandeling. Een voorwaardelijk sepot is gevolgd.

Verweerster heeft erkend eenmaal de stukken die zij aan de rechtbank toezond later aan de advocaat van klager te hebben toegezonden. Dit is gebeurd toen verweerster in het buitenland verbleef. Zij ontkent klager daarmee opzettelijk te hebben willen benadelen en heeft excuses aangeboden.

Na afloop van de mondelinge behandeling heeft verweerster zich tot de rechter gewend. De rechter had partijen verzocht de rechtbank met betrekking tot een specifiek, ander punt, nader te informeren.

5. De raad beoordeelt de klacht als volgt.

De klacht dient te worden beoordeeld tegen de volgende achtergrond.

De klacht betreft het optreden van een advocaat van de wederpartij. De advocaat van de wederpartij heeft een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem goeddunkt. Een advocaat mag in het algemeen afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft medegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid van die informatie te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze onjuist zijn. In bijzondere gevallen rust op de advocaat een verificatieplicht ten aanzien van stukken die hij van zijn cliënt ontvangt, bijvoorbeeld wegens de privacygevoeligheid ervan. Bij het poneren en onderbouwen van de stellingen van zijn cliënt, is van ondergeschikt belang dat de wederpartij zich door uitlatingen van de advocaat gegriefd zou kunnen voelen. De advocaat dient zich slechts te onthouden van voor anderen krenkende beweringen (of het overleggen van stukken die dergelijke beweringen inhouden) indien hij in gemoede niet kan menen dat deze in het belang van zijn cliënte nodig zijn of dat deze feitelijk onjuist zijn. De wederpartij kan zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging door de advocaat van de wederpartij beklagen.

Aan de orde is niet de vraag of verweerster de stellingen die zij heeft geponeerd wel mocht poneren, maar of verweerster de vergaande stellingen over klager, gelet op hun vergaande strekking en mogelijk grievende karakter ervan, voldoende kon onderbouwen en of zij dat, alle omstandigheden bezien, op een zorgvuldige en een advocaat betamelijke wijze heeft gedaan.

Klachtonderdelen a. en b.

De raad zal deze klachtonderdelen gezamenlijk behandelen nu deze onderling samenhangend zijn. Verweerster heeft in de diverse procedures stellingen geponeerd waarbij zij een beeld heeft willen schetsen van klager, als zou hij een ziekelijke en perverse man zijn, die anderen door zijn agressie angst inboezemt en manipuleert. Verweerster heeft onder andere gesteld dat klager onder 1e lijns psychologische behandeling is en heeft ter onderbouwing daarvan een nota van de ziektekostenverzekeraar overgelegd, die echter betrekking had verleende hulp aan de dochter van partijen. Klager stelt dat de nota waarop verweerster zich nadien – dat abuis herstellend - heeft beroepen, betrekking had op de door klager gevolgde relatietherapie. Verweerster heeft voorts een verslag van een consult met een psychiater overgelegd. Het verslag is niet compleet overgelegd nu de aanhef en het hoofd van het verslag, zoals verweerster ter zitting heeft gesteld, bewust, zijn weggelaten. Het betreft privacygevoelige medische informatie. Ter zitting van de raad heeft verweerster gesteld dat er in het verleden sprake is geweest van een gedwongen opname op basis van de BOPZ van klager.

Verweerster heeft voorts stellingen geponeerd waaruit zou moeten blijken dat klager zich agressief gedraagt. Zij heeft onder andere gesteld dat klager zou zijn veroordeeld voor mishandeling en aan hem een proeftijd van 2 jaar zou zijn opgelegd. Klager heeft zich daartegen verweerd. Het betrof een voorwaardelijk sepot, met een proeftijd van een jaar. Klaagster heeft haar stelling met betrekking tot de veroordeling teruggetrokken, maar haar stelling met betrekking tot de duur van de proeftijd gehandhaafd. Dat laatste mocht verweerster ook doen, nu in de haar ter beschikking staande gegevens een proeftijd van twee jaar wordt vermeld, niettegenstaande het feit dat aan klager een proeftijd van een jaar is medegedeeld. Deze handelwijze van verweerster acht de raad niet onzorgvuldig of onbetamelijk.

Verweerster heeft voorts een brief overgelegd die klager beweerdelijk zou hebben geschreven aan de echtgenoot van zijn ex-vriendin. Deze brief, ondertekend met

“Pannekoek”, heeft een voor de geadresseerde kwetsende pornografische inhoud. Verweerster, die de brief kennelijk heeft overgelegd ter onderbouwing van het beeld van de man, heeft de herkomst van de brief nauwelijks geverifieerd, maar desondanks in de procedure gesteld dat deze brief door klager is geschreven (hetgeen door klager wordt bestwist).    

De stellingen met betrekking tot de psychische gesteldheid van klager en zijn invloed op derden komen de raad onzorgvuldig en onnodig grievend voor. De door verweerster overgelegde stukken, bijvoorbeeld de nota van de ziektekostenverzekeraar van de dochter, hebben niet altijd tot ondersteuning van verweersters stellingen kunnen dienen. Bovendien is het verslag van een consult met een psychiater door verweerster gemanipuleerd of in elk geval bewerkt, door de aanhef en het briefhoofd weg te laten. Als al tot overlegging van medische informatie van een tegenpartij wordt besloten, dan dient dit integraal te gebeuren en niet onder weglating van gegevens die voor een goed oordeel van belang kunnen zijn.

Overlegging van de kwetsende brief (de brief met als afzender “Pannekoek” waarvan de raad kennis heeft moeten nemen), zonder de herkomst ervan gedegen te verifiëren, is gelet op de inhoud daarvan eveneens onzorgvuldig.

Door haar vergaande en voor klager kwetsende  stellingen met dat materiaal op een dergelijke wijze te onderbouwen heeft verweerster haar stellingen een bepaalde kleur gegeven die niet door de daaraan ten grondslag liggende stukken (die bovendien onvoldoende controleerbaar waren met het oog op de bewerking of de herkomst ervan) worden gedekt. Van verweerster had verwacht mogen worden dat zij op een meer zorgvuldige manier te werk zou zijn gegaan. De raad acht de klachtonderdelen a. en b. dan ook gegrond voor zover hierboven overwogen.

Verweerster beroept zich in dit verband op het grote belang dat gemoeid was om te bereiken dat klager van het gezag en de zorg over dochter A zou worden uitgesloten. Op zichzelf laat zich een dergelijke rechtvaardigingsgrond onder omstandigheden denken, maar ook dan heeft te gelden dat daar pas met recht een beroep op kan worden gedaan (en dergelijke omstandigheden zich pas dan voor zouden kunnen doen) als die stap, de keuze om zo te handelen als verweerster deed, zou berusten op, in het bijzonder ook wat de herkomst betreft, controleerbaar materiaal. En daaraan mankeert het dus. 

Klachtonderdeel c.

Stukken die aan de rechtbank worden toegestuurd dienen in beginsel tegelijkertijd en op dezelfde wijze aan de advocaat van de wederpartij te worden gestuurd. Verweerster heeft erkend dat door omstandigheden (waardoor zij, kort gezegd, niet zelf daarop kon toezien) stukken ten behoeve van een mondelinge behandeling van een voorlopige voorziening later zijn toegestuurd aan de advocaat van klager dan aan de wederpartij. Verweerster heeft haar excuses hiervoor gemaakt. Nu bovendien niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van het welbewust later informeren van de advocaat van de wederpartij dan de rechtbank om aldus de voorbereiding van de zitting door de wederpartij te frustreren, acht de raad dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel d.

De rechtbank heeft verweerster toegestaan om na afloop van de mondelinge behandeling nog nadere stukken met betrekking tot een bepaald onderwerp in het geding te brengen. Verweerster heeft daarbij de vrijheid genomen om aan de rechter tot twee maal toe nadere informatie en stukken over te leggen, die op een ander onderwerp betrekking hadden. Dat stond verweerster niet vrij, nu zij daartoe geen toestemming van de wederpartij had. Verweerster had zich dienen te beperken tot die informatie waarvan was afgesproken dat deze nog overgelegd zou kunnen worden. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond. Van een degelijke rechtvaardigingsgrond om toch zo te handelen (waarbij verweerster dan minstgenomen om een heropening van de behandeling had moeten verzoeken) is ook hier niet gebleken.

Klachtonderdeel e.

Dit klachtonderdeel is onvoldoende onderbouwd en moet daarom wegens het ontbreken van feitelijke grondslag ongegrond worden verklaard.

Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing:

Klachtonderdelen a., b. en d. zijn gegrond in zoverre als hiervoor overwogen. Klachtonderdelen c. en e. zijn ongegrond.

De raad legt aan verweerster de maatregel van een berisping op.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2011.

Voorzitter     Griffier