Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-05-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1664

Zaaknummer

10-265A

Zaaknummer

10-266A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen de eigen advocaat. Klager klaagt over de inhoud van de advisering en over het feit dat verweerders zich hebben teruggetrokken van de zaak. De wijze waarop verweerders adviseerden komt de raad niet kennelijk ongegrond voor. Het stond verweerders bovendien vrij om zich terug te trekken nu klager declaraties onbetaald liet. De klacht is ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 18 mei 2011

in de zaak 10-265A en 10-266A

________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 12 juli 2010 binnengekomen klacht van

De heer

k l a g e r

tegen

De heer mr.

De heer mr.

v e r w e e r d e r s

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 30 september 2010, bij de raad binnengekomen op 4 oktober 2010, heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 maart 2011 in aanwezigheid van klager en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de Deken aan de raad en van de in die brief genoemde stukken, genummerd 1 t/m 37.

2. De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerders in strijd met artikel 46 Advocatenwet hebben gehandeld doordat verweerders:

(a) de belangen van klager zouden hebben verkwanseld aan de tegenpartij;

(b) kosten aan klager in rekening hebben gebracht waar zij geen enkel recht op hadden;

(c) in strijd met hun (contractuele) verplichtingen hebben gehandeld door na te laten een door klager in concept aangeleverd processtuk in te dienen; en

(d) hebben geweigerd aan klager een voorschot van € 5.000 terug te betalen.

3 Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klachten kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Verweerders hebben klager bijgestaan met betrekking tot een tweetal procedures, de eerste tegen een aantal financiële instellingen en de tweede tegen de gemeente Amsterdam.

3.3 Per brief van 19 november 2008 schreven verweerders aan klager:

“In de procedure tegen de (wat wij thans kortheidshalve noemen) ‘financiële instellingen’ dient op korte termijn een Memorie van Grieven te worden genomen. U heeft daar een eerste concept voor opgesteld, maar aan dat concept zal naar onze mening nog wel enige tijd en energie dienen te worden besteed, en dan druk ik mij voorzichtig c.q. diplomatiek uit. In het bijzonder zal (meer) aandacht moeten worden besteed aan het causaal verband tussen de diverse (schade)posten en het gelegde beslag. Wij zullen daar aanstaande dinsdag ook over moeten spreken en één van ons zal u daar deze week nog kort nader over berichten.”

De procedure tegen de Gemeente Amsterdam staat voor vonnis. Ik stel voor dat vonnis af te wachten en daarna te overleggen over wat ons te doen staat.

Voorts bevestig ik de condities waaronder wij deze zaak voor u in behandeling nemen. [Verweerder sub 1] en ik zullen ons honorarium voor u in deze zaken verlagen van € 375,= per uur, naar € 275,= per uur en [X] zal zijn werkzaamheden verrichten voor € 160,= per uur in plaats van zijn gangbare tarief van € 200, per uur. Alle genoemde uurtarieven zijn exclusief verschotten en BTW. Onder verschotten wordt onder meer verstaan: de algemene ¬kantoorkosten (7% van het honorarium) alsmede de overige kosten die in verband met de behandeling van uw zaak worden gemaakt. Onze uurtarieven worden van tijd tot tijd aangepast. De door u aangeboden 'succes-fee' van 10% van de te incasseren bedragen achten wij te hoog; te 'ruim' en ik stel voor die te beperken tot 5% van hetgeen wij voor u zullen kunnen incasseren op de ‘financiële instellingen’ en/of de Gemeente Amsterdam als gevolg van een gerechtelijke procedure of een minnelijke regeling

Als bijlage bij deze brief treft u aan een voorschotdeclaratie in de zaak tegen de 'financiële instellingen' ter hoogte van € 5.000,= exclusief BTW, met het verzoek dit bedrag zo spoedig mogelijk, althans uiterlijk 7 dagen na dagtekening van deze brief, over te maken (…)”

3.4 Tussen verweerders en klager is op enig moment discussie ontstaan over de inhoud van de advisering en over een aantal openstaande declaraties. Ook was naar het oordeel van verweerders de vertrouwensrelatie met klager beschadigd als gevolg van bepaalde beschuldigingen van klager aan het adres van verweerder sub 1. Naar aanleiding hiervan hebben verweerders en klager op 2 april 2009 een overleg gehad bij de deken waarvan op 7 april 2009 een verslag aan zowel verweerders als klager is gezonden. De uitkomst van het overleg was dat verweerders zich onder bepaalde voorwaarden bereid vonden om namens klager te blijven optreden, dat zij hem een concept van de memorie van grieven zouden sturen, dat zij zouden overwegen een appeldagvaarding uit te brengen en dat klager een derde bereid had gevonden om de openstaande declaraties te betalen bij ontvangst van voornoemd concept van de memorie van grieven.

3.5 In vervolg op voornoemd overleg hebben verweerders het concept van de memorie van grieven aan klager gestuurd en hebben zij een appeldagvaarding uitgebracht tegen de Gemeente Amsterdam.

3.6 Klager heeft nadien nagelaten de openstaande declaraties ad ca. EUR 18.000 te voldoen zonder overigens te protesteren tegen de hoogte van de declaraties.

3.7 Verweerders hebben vervolgens besloten zich terug te trekken als advocaat en om de memorie van grieven niet in te dienen. De memorie van grieven is nadien door een opvolgend advocaat ingediend.

4. Beoordeling

4.1 Een deel van de klachten leent zich voor gezamenlijke beoordeling.

Klachtonderdeel (a) en (c)

4.2 De raad begrijpt klachtonderdeel (a) aldus dat klager klaagt over de inhoud van de advisering door verweerders aan klager. Aldus zal dit klachtonderdeel tezamen met klachtonderdeel (c) worden behandeld.

4.3 Voorop staat daarbij dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerders zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.4 Tegenover de verwijten van klager hebben verweerders uiteengezet waarom zij de zaak hebben aangepakt zoals zij hebben gedaan. Deze aanpak komt de raad zeker niet kennelijk onjuist voor. Bovendien hebben verweerders blijkens de stukken van het klachtdossier die aanpak in diverse faxen aan klager uiteengezet. Het ligt op de weg van de cliënt om, zodra hij het met de aanpak van zijn advocaat niet eens is, dit aan de advocaat duidelijk te maken. Deze kan dan trachten het verschil van mening te overbruggen en, als dit niet mogelijk blijkt, zijn werkzaamheden beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

4.5 Verweerders hebben naar aanleiding van discussie over de inhoud van de advisering overleg gevoerd met klager en de deken. Dit heeft geleid tot een aantal afspraken waaronder de afspraak dat de declaraties van verweerders zouden worden voldaan.  Klager heeft echter nagelaten de betrokken declaraties te betalen. Verweerders hebben toen besloten om hun werkzaamheden te beëindigen en om de memorie van grieven niet in te dienen, overigens zonder enige termijn in gevaar te brengen en daarbij klager ruimschoots de tijd biedende om een andere advocaat in te schakelen. Gelet op voornoemde maatstaf valt verweerders op dit punt tuchtrechtelijk dus niets te verwijten.

4.6 De raad overweegt verder dat klager tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerders onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot gegrondverklaring van deze klachtonderdelen zouden kunnen leiden.

4.7 Klachtonderdelen a en c zijn derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel (b) en (d)

4.8 Deze klachten zien op de door verweerders aan klager in rekening gebrachte kosten.

4.9 Voor zover klager beoogt te klagen over de hoogte van de declaratie, merkt de raad op dat volgens vaste jurisprudentie de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Van dat laatste is hier blijkens het klachtdossier geenszins sprake. Het tarief noch het aantal gedeclareerde uren is in verhouding tot de blijkens het klachtdossier verrichte werkzaamheden kennelijk onredelijk. Bovendien hebben verweerders een lager uurtarief in rekening gebracht dan hun gebruikelijke. De raad ziet dus geen reden om te oordelen dat verweerders kosten in rekening hebben gebracht waar zij geen recht op hebben of dat het klachtwaardig zou zijn dat verweerders een door hen ontvangen voorschot aan klager weigeren terug te betalen.

4.10 Klachtonderdelen b en d zijn derhalve ongegrond.

 

 

 

 

BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, L.D.H. Hamer, J.M. van de Laar, A.G. van Marwijk Kooy, leden, met bijstand van mr. W.A. Westenbroek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2011.

 

 

Voorzitter       Griffier

Deze beslissing is in afschrift op 18 mei 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de Deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerders

- de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de Deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Telefonische informatie

 076 – 548 4607