Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-06-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1683

Zaaknummer

10-393U

Inhoudsindicatie

 Klacht tegen de eigen advocaat over de wijze van belangenbehartiging en kwaliteit van dienstverlening. De raad oordeelt dat de advocaat voldoende overleg heeft gepleegd met de cliënt over de strategie en vooraf concept brieven ter goedkeuring heeft voorgelegd. Klacht ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 6 juni 2011

in de zaak 10-393 U

_________________________

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen

De heer mr.

v e r w e e r d e r

 

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 26 oktober 2010, door de raad ontvangen op 28 oktober 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 30 maart 2011. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Zowel klaagster als verweerder zijn verschenen.

1.3. De raad heeft kennisgenomen van:

de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en van de stukken genummerd 1 t/m 15, genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. Klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet heeft geschonden en heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt, door:

a. ING schriftelijk om uitstel van betaling te vragen zonder toestemming van klaagster en zonder bij ING de nodige informatie te hebben ingewonnen over de hoogte en de gronden van het invorderingsbedrag, waardoor schade aan de zaak van klaagster is aangericht;

b. een voorschot van EUR 100,- te hebben gevraagd aan klaagster;

c. in zijn conceptbrieven gevoelige privé informatie betreffende gezondheidsklachten van klaagster te vermelden zonder deze van tevoren met haar te bespreken en door in de conceptbrieven geen inhoudelijke verdedigingspunten op te nemen;

d. onterecht te hebben gedreigd de belangenbehartiging van klaagster te staken wegens een vermeend gebrek van vertrouwen aan de zijde van klaagster;

e. zich op de laatste dag van de reactietermijn op onzorgvuldige wijze te hebben teruggetrokken uit de zaak;

f. in strijd met de wens van klaagster ING te hebben geïnformeerd dat hij niet langer de belangen van klaagster behartigde.

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klaagster is in meerdere zaken de cliënte van een kantoorgenoot van verweerder. Op het verzoek van zijn kantoorgenoot heeft verweerder klaagster vanaf half april 2010 bijgestaan in een geschil met ING-bank over terugbetaling van een doorlopend krediet. Klaagster moest binnen een week na 20 april 2010 een bedrag van EUR 11.218,89 aan ING betalen. Op 26 april 2010 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder en op diezelfde dag heeft verweerder namens klaagster een korte brief aan ING gestuurd met het verzoek om uitstel en een verzoek om een onderbouwing van de hoogte van de vordering.

3.2 Op 18 mei 2010 heeft verweerder klaagster een conceptbrief gestuurd waarmee hij inhoudelijk wilde reageren naar ING. Klaagster was het niet eens met de brief en verweerder heeft haar daarom op 21 mei een nieuwe conceptbrief gestuurd. Klaagster gaf geen toestemming voor het verzenden van de brief aan ING en verwijt verweerder dat hij zich niet zou hebben verdiept in haar zaak.

3.3 Verweerder heeft klaagster gemeld dat hij de belangenbehartiging zal staken als er geen akkoord komt op de conceptbrieven en als klaagster zich nog eens laatdunkend over verweerder uitlaat. Per fax van 28 mei 2010 schrijft klaagster aan verweerder dat de vertrouwensrelatie tussen hen ontbreekt. Verweerder heeft ING daarna schriftelijk bericht dat hij niet langer de belangen van klaagster behartigde en dat ING zich voortaan rechtstreeks tot klaagster kon wenden

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Bij de beoordeling van de klachten stelt de raad voorop dat een advocaat een grote mate van vrijheid geniet met betrekking tot de wijze waarop hij een hem opgedragen zaak behandelt. Dit betreft met name ook de wijze waarop hij zijn cliënt adviseert.

4.2 Uit de stukken is gebleken dat verweerder op 26 april 2010 telefonisch contact heeft gehad en met klaagster de inhoud van de aan de ING te verzenden brief heeft besproken. De tijd drong want de termijn om te betalen verliep op 27 april 2010. Naar aanleiding van het telefonisch contact heeft verweerder gemeend akkoord te hebben van klaagster om uitstel van betaling te vragen. In haar brief van 28  juli 2010 aan de deken nuanceert klaagster haar klacht en wel in die zin dat zij slechts (telefonisch) toestemming zou hebben gegeven voor een uitstel om te reageren waarmee zij dan nog niets tegenover de ING zou erkennen. Wat er van de laatste  nuance van klaagster ook zij, vaststaat dat verweerder de instemming had van klaagster om te reageren naar de ING. Nu uit de brief van de ING van 20 april 2010 volgt dat de betalingstermijn op 27 april 2010 verliep heeft verweerder binnen de vrijheid die hem toekomt terecht om uitstel van betaling gevraagd bij brief van 26 april 2010. Aldus heeft hij op een zorgvuldige wijze de belangen van klaagster behartigd. Klachtonderdeel a. is derhalve ongegrond.

4.3 Naar het oordeel van de raad past in die vrijheid eveneens om in een conceptbrief aan de wederpartij informatie over de persoonlijke gezondheidstoestand van klaagster op te nemen. Verweerder heeft daarbij voldaan aan de verplichting van een advocaat om de gekozen strategie vooraf te bespreken met de cliënt door de conceptbrieven ter goedkeuring aan klaagster voor te leggen en deze niet te versturen toen klaagster aangaf het daarmee niet eens te zijn. Klachtonderdeel c. is daarmee eveneens ongegrond.

4.4 Met klachtonderdeel b. klaagt klaagster dat zij een voorschot van EUR 100,- aan verweerder moest betalen. Op grond van artikel 24 lid 2 van de gedragsregels voor advocaten is het een advocaat toegestaan bij toevoegingscliënten een eigen bijdrage in rekening te brengen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder de gedragsregels hiermee derhalve niet overtreden en als advocaat niet onbetamelijk gehandeld. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

4.5 Bij de beoordeling van klachtonderdelen d., e. en f. stelt de raad voorop dat het een advocaat vrijstaat de behandeling van een zaak neer te leggen wanneer hij van oordeel is dat de vertrouwensrelatie tussen hem en zijn cliënt is verbroken. Wel moet hij zorgen dat de belangen van zijn cliënt niet onnodig worden geschaad. Tussen partijen staat vast dat het over en weer ontbrak aan het vereiste vertrouwen om de samenwerking voort te zetten. Het is de raad niet gebleken dat verweerder zich op een zodanig moment terugtrok dat klaagster daardoor schade heeft geleden. Dat verweerder ervoor heeft gekozen om de ING te informeren getuigt naar het oordeel van de raad juist van zorgvuldigheid. Verweerder heeft bij de terugtrekking gehandeld overeenkomstig het bepaalde in de gedragsregels zodat van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet is gebleken. De klachtonderdelen d., e. en f. zijn ongegrond.

BESLISSING:

de raad van discipline:

• verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2011 door mrs. J. Blokland, voorzitter, mrs. B.E. van der Molen, B. Roodveldt, B.J. Sol, M.J. Westhoff leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.

 

Voorzitter       Griffier

Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

• klaagster

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

• klaagster

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

 076-548 4607.