Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-11-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2312
Zaaknummer
10-125
Inhoudsindicatie
Uitspraak over de geheimhoudingsplicht van de deken ter zake van de inhoud van klachtprocedures. De deken heeft de vrijheid openheid van zaken te geven over schorsing en schrapping van een advocaat die ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, in het belang van de advocatuur en het algemeen belang.
Uitspraak
10-125
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief d.d. 19 april 2011 heeft mr. P.A.M. Manning, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:
de heer X
mevrouw Y
beiden wonende te A.
hierna gezamenlijk te noemen klagers,
tegen:
de heer Z.
deken van de orde van advocaten te B.
hierna te noemen verweerder
1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 19 september 2011, waar verweerder bij aanwezig was. Klagers zijn niet verschenen. De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. E.D. Breuning ten Cate, R.P.F. van der Mark, H.J.P. Robers, E.A.T.M. Steverink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr P.H. Burger als griffier.
2. De klacht betreft de uitlatingen van de deken aan een journalist van “de Sten-tor” waarin verweerder in zijn rol van deken
a. heeft verklaard dat een uitspraak van de Raad van Discipline van 14 juli 2010 gepubliceerd op internet betrekking had op klager sub 1,
b. heeft verklaard dat de deken ten aanzien van klager sub 1 aankoerst op schrap-ping van het tableau en heeft verklaard dat klager sub 1 niet meer kan terug-kregen in het vak,
c. over gelden op de derdengeldrekening van klager sub 1 opmerkingen heeft gemaakt (“ Zoiets is voor de deken een rode vlag” en “Daar staat namelijk ook geld op van andere cliënten”) en
d. heeft verklaard dat de zogenaamde “vliegende brigade” op klager sub 1 is af-gestuurd, waardoor klagers onnodig en ernstig zijn beschadigd.
3. De raad gaat uit van de volgende gegevens:
Verweerder heeft als deken op 6 juli 2010 verzocht klager sub 1 te laten schor-sen in de uitoefening van zijn praktijk als advocaat. Dit verzoek is op 14 juli 2010 door de raad van discipline toegewezen waarbij tevens voorzieningen zijn getroffen strekkende tot benoeming van een rapporteur en bewindvoerder. De-ze uitspraak van de raad is op internet (www.tuchtrecht.nl) geplaatst. Daarvoor, op 9 juli 2010, heeft klager zich laten schrappen van het tableau. De bewindvoerder heeft zijn rapport van bevindingen op 16 augustus 2010 uitgebracht. Op 20 augustus 2010 verscheen een artikel in de Stentor waarin de gewraakte uitlatingen van verweerder zijn opgenomen. Verweerder heeft op 9 september 2010 een aantal klachten van derden alsook dekenbezwaren tegen klager sub 1 ingediend. Deze klachten zijn op 8 november 2010 allen gegrond verklaard.
4. Klagers zijn van mening dat verweerder de op hem rustende geheimhoudings-plicht heeft geschonden, hetgeen zij niet anders kunnen zien als een onderdeel van een tegen klager sub 1 gerichte hetze, om hem maximaal en onnodig te be-schadigen. Het prijsgeven van de persoonlijke identiteit van klager sub 1 is in strijd met de op deken rustende geheimhoudingsplicht en het staat de deken niet vrij publiekelijk bekend te maken wat het jegens klager sub 1 gevoerde be-leid is en voorts heeft verweerder uitlatingen gedaan die gebaseerd zijn op ver-trouwelijk verstrekte gegevens. Dit is ontoelaatbaar.
5. Verweerder heeft bevestigd de journalist, die hem vroeg om informatie over de schrapping of schorsing van klager, te hebben verwezen naar de internetsite waarop de tuchtrechtelijke beslissing was te vinden, en te hebben bevestigd dat hij aankoerste op schrapping en voorts uitleg gegeven over het door hem op dat punt gevoerde beleid waarbij de uitlatingen waarover wordt geklaagd zijn ge-daan. Door dit te doen heeft verweerder naar zijn oordeel niet gehandeld in strijd met de betamelijkheid en ook niet in strijd met zijn geheimhoudings-plicht. Daarbij heeft verweerder aangevoerd dat hij zijn toezichthoudende taak uitoefent in het algemeen belang en dat daarbij ook de belangen van derden heeft te betrekken door een waarschuwend geluid te kunnen laten horen.
6. De raad beoordeelt de klacht, die wat betreft de verschillende onderdelen ge-zamenlijk kan worden behandeld, als volgt.
Gezien het verweer staat vast dat de deken op 19 augustus 2010 een gesprek met de journalist van de Stentor heeft gevoerd en dat daarin is verwezen naar de op Internet gepubliceerde uitspraak ter zake van klager 1 en is gesproken over het beleid van de deken dat hij er bij de Raad van Discipline op zou aan-sturen dat klager zou worden geschrapt van het tableau. De vraag is of hiermee door verweerder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld.
Verweerder was ten tijde van het hem verweten handelen deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen. Het in de artikelen 46 en vol-gende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het han-delen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroeps-uitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een an-dere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals in de hoedanigheid van deken, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de ad-vocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nala-ten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van de functie van deken zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. (uit HvD 10-1-2011, 5636 en 37).
Daarbij zou rekening moeten worden gehouden met het gegeven dat aan de de-ken een discretionaire bevoegdheid toekomt om bij de vervulling van zijn spe-cifieke functie informatie te verstrekken over advocaten die aan zijn toezicht zijn onderworpen, waarbij het belang van de betrokken advocaat bij geheim-houding van datgene dat voorwerp is van tuchtrechtelijke procedures, moet worden afgewogen tegen het algemeen belang dat het publiek en de advocatuur worden geïnformeerd over de schorsing of schrapping van een advocaat die ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Naar het oordeel van de raad heeft verweerder in de onderhavige situatie deze norm niet geschonden. Gegeven de stand van de tuchtrechtelijke procedure, waarbij sprake was van een schorsing, mocht verweerder verwijzen naar de daarover gepubliceerde tuchtrechtelijke uitspraak en tevens, in het belang van de advocatuur en het algemeen belang, uitleg geven over het door hem gevoer-de beleid met betrekking tot de door hem in deze situatie genomen of te nemen maatregelen en de omstandigheden die daartoe aanleiding hadden gegeven. Daarmee en ook met de daarbij gebezigde bewoordingen, heeft de deken niet de grenzen van het tuchtrechtelijk laakbare overschreden. Dit betekent dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond is.
De beslissing van de raad luidt als volgt:
De klacht van klagers tegen verweerder is in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 14 november 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
griffier voorzitter