Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2421

Zaaknummer

R. 3840/11.242BI

Inhoudsindicatie

Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat de advocaat bij brief van 26 mei 2011 aan de advocaat van klaagster tekst en uitleg heeft gegeven over het ontstane misverstand. Klaagster noch haar gemachtigde hebben op voornoemde brief gereageerd, waardoor bij de advocaat het gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt dat het misverstand naar tevredenheid van beide partijen was afgewikkeld.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet aannemelijk is geworden dat klaagster de advocaat zodanige informatie heeft verstrekt dat voor de advocaat duidelijk had moeten zijn dat er al een procedure m.b.t. de vernietiging van de erkenning aanhangig was.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De klacht is kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 28 juni 2011 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de wet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 15 november 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

 

Inhoud van de klacht

2 Klaagster verwijt verweerder dat hij een tussen hem en haar gerezen misverstand op onheuse wijze heeft afgehandeld. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij niet tijdig heeft gecontroleerd op mogelijke tegenstrijdige belangen, waardoor pas te laat aan het licht is gekomen dat zij de verkeerde kantoorgenoot had gesproken. Bovendien heeft verweerder verzuimd de juiste vragen alsook tijdig de stukken te bestuderen, waardoor hij niet (tijdig) heeft ontdekt waarom klaagster een afspraak had gemaakt. Na ontdekking van het misverstand heeft verweerder getracht de schuld daarvoor bij klaagster neer te leggen. Verweerder heeft niet aangegeven hoe met de ten onrechte ontvangen informatie zou worden omgegaan. Ten onrechte is een deel van het betaalde voorschot op de eigen bijdrage niet geretourneerd.

 

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Mr. H. behartigt de belangen van klaagster in het kader van een procedure tot vernietiging van de erkenning van de dochter van klaagster door haar voormalige partner.

- Bij beschikking van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 13 april 2011 is de kantoorgenoot van verweerder benoemd tot bijzonder curator over de minderjarige dochter van klaagster.

- Bij brieven van 19 en 26 april 2011 heeft de kantoorgenoot van verweerder klaagster gevraagd telefonisch contact op te nemen voor het maken van een afspraak.

- Klaagster heeft het kantoor van verweerder gebeld en een afspraak gemaakt met verweerder.

- Op 29 april 2011 heeft een eerste bespreking plaatsgevonden, waarbij  klaagster een intakeformulier voor akkoord heeft ondertekend.

- Op dit intakeformulier is bij type zaak ingevuld: ‘vernietiging erkenning’.

- Klaagster heeft aan het kantoor van verweerder een bedrag van

€ 101,00 betaald en uit het formulier volgt ook dat verweerder een toevoeging voor klaagster zou aanvragen.

- Bij brief van 26 mei 2011 heeft verweerder de advocaat van klaagster als volgt geschreven:

“In bovengenoemde zaak heb ik onlangs een intakegesprek gevoerd met mevrouw D. (red.).

Mevrouw wilde bijgestaan worden inzake een verzoek tot vernietiging van de erkenning van haar oudste kind.

Tijdens het bijna twee uur durende gesprek is onder meer besproken welke stappen ik namens cliënte kon gaan nemen. Ik zou een toevoeging gaan aanvragen en daarna een verzoek tot vernietiging indienen, met als overweging dat ik de te benoemen bijzonder curator zou vragen om het verzoek over te nemen.

Bij het inboeken van de zaak bleek dat mijn kantoorgenoot, mr. Van L. (red.), al als bijzonder curator van het minderjarige kind benoemd. Kennelijk was er al een verzoek ingediend.

Ook bleek dat mijn kantoorgenoot al twee brieven naar cliënte had verstuurd, met een verzoek om contact met haar op te nemen.

Uit de afgegeven stukken maakte ik vervolgens op dat cliënte door u wordt bijgestaan.

In een daarop volgend gesprek heeft mijn kantoorgenoot uw cliënte geconfronteerd met deze bevinden en is erkend dat uw cliënte mij op de hoogte had moeten stellen.

Naar ik heden van mevrouw D. (red.) begreep bent u op de hoogte van dit misverstand. Ik ga er van uit dat de zaak hiermee is afgedaan.”

- Verweerder heeft aan klaagster voorgesteld (iets meer dan) de helft van het door haar betaalde bedrag aan haar terug te betalen.

 

Beoordeling van de klacht

4.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Wel dient de advocaat zijn cliënt steeds naar behoren te informeren en duidelijk te maken hoe hij te werk wil gaan. Deze verplichting houdt onder meer in dat de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstanden of onzekerheid, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt dient te bevestigen.

4.1 Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat verweerder bij brief van 26 mei 2011 aan de advocaat van klaagster tekst en uitleg heeft gegeven over het ontstane misverstand. Klaagster noch haar gemachtigde hebben op voornoemde brief gereageerd, waardoor bij verweerder het gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt dat het misverstand naar tevredenheid van beide partijen was afgewikkeld. De overige gestelde verwijten zijn door verweerder betwist en kunnen op basis van de stukken niet worden vastgesteld. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven de kwestie met klaagster te hebben uitgesproken. Niet aannemelijk is geworden dat tijdens het gesprek klaagster verweerder zodanige informatie heeft verstrekt dat voor verweerder duidelijk had moeten zijn dat er al een procedure m.b.t. de vernietiging van de erkenning aanhangig was.

Onweersproken heeft verweerder gesteld dat tussen partijen met betrekking tot het betaalde voorschot een regeling is getroffen, zodat ook op dit punt van klachtwaardig optreden geen sprake is. 

4.2 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

 

 

Beslissende

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 30 november 2011.

 

 

Voorzitter   

 

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.