Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-06-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1719

Zaaknummer

H 191-2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Zaak onvoldoende voortvarend aangepakt en onduidelijkheid laten voortbestaan over de aanpak van de zaak.

Inhoudsindicatie

Nu verweerder ter zitting heeft aangegeven, dat de communicatie op zijn kantoor is verbeterd en dat opdrachten in het vervolg schriftelijk zullen worden bevestigd, volstaat de raad met oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; enkele waarschuwing

Uitspraak

 

H 191 -2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

X

verder te noemen: klaagster,

 

tegen

 

Y

verder te noemen: verweerder.

 

 

1. Verloop van de procedure

 

1.1       Bij brief van 1 oktober 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de door klaagster op 5 mei 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 18 april 2011.

Ter zitting is verweerder verschenen. De partner van klaagster heeft de ochtend voorafgaand aan de zitting telefonisch aan de griffier bericht dat klaagster wegens ziekte niet in staat was ter zitting te verschijnen. Hij heeft de griffier desgevraagd medegedeeld dat niet om aanhouding van de zitting werd gevraagd.

 

2. De feiten

 

2.1              Klaagster en haar toenmalige echtgenoot, beiden in het bezit van de M nationaliteit, zijn in 2006 naar N verhuisd. In 2009 besloten partijen over te gaan tot echtscheiding. Klaagster werd in N door een N advocaat bijgestaan. Klaagster is in 2009 vanuit N naar M teruggekeerd. De toenmalige echtgenoot van klaagster is in N blijven wonen. Begin 2010 heeft klaagster zich tot verweerder gewend. In februari 2010 heeft een gesprek tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden. De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij beslissing dd. 18 maart 2010 een toevoeging verleend.

 

2.3.      Klaagster heeft verweerder per e-mail dd. 16 februari 2011 verzocht om de boedelscheiding in gang te zetten, zoals door hem tijdens het gesprek aangegeven. Verweerder heeft per e-mail van gelijke datum om nadere gegevens betreffende de boedelgemeenschap gevraagd. Hij verzocht klaagster een afspraak te maken, opdat hij de gegevens voor de toevoegingsaanvraag kon noteren. Klaagster heeft per e-mail dd. 7 maart 2010 gegevens omtrent de boedelscheiding aan verweerder toegestuurd.

Verweerder heeft klaagster per e-mail dd. 22 maart 2010 bericht dat hij de toevoeging had ontvangen. Hij stelde uittreksels aan te zullen vragen. Hij berichtte klaagster dat het verzoekschrift naar de rechtbank zou worden gestuurd, zodra de uittreksels door hem waren ontvangen. Op verzoek van klaagster dd. 9 april 2010 heeft medio april 2010 een (telefonisch) gesprek tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden. Per e-mail dd. 27 april 2010 verzocht klaagster om de toegezegde informatie. Per e-mail dd. 3 mei 2010 heeft klaagster aan verweerder toegezonden een e-mail van haar N advocate, waarin deze bewijs vraagt van het feit dat de echtscheiding in M was ingezet.

 

3. De klacht

 

3.1       De klacht luidt als volgt:

Verweerder heeft nagelaten adequaat de van hem gevraagde rechtsbijstand ter hand te nemen, heeft niet gereageerd op verzoeken van klaagsters N advocaat en kwam toezeggingen niet na.

 

3.2       Ter toelichting op de klacht is door klaagster het navolgende aangevoerd:

Op 16 februari 2010 is al aan verweerder te kennen gegeven dat de N advocate zich bereid verklaarde om het door verweerder voorgestelde voor te leggen aan de N rechtbank. Per e-mail dd. 3 mei 2010 schreef de N advocate ervan uit te gaan dat het verzoek tot echtscheiding in M aan de rechtbank zou zijn voorgelegd, daar enige reactie aan haar - ondanks de toezegging van verweerder daartoe - was uitgebleven. Klaagster heeft per e-mail eind april 2010 aan verweerder te kennen gegeven moedeloos te worden van alle telefonische toezeggingen van verweerder waaraan hij geen gevolg gaf. Verweerder liet de zaak over aan stagiaires, waardoor het tijdens de telefonische contacten erg moeilijk communiceren was met verweerder.

 

4. Het verweer

 

4.1       Verweerder had met klaagster besproken dat hij pro forma een  procedure in M met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aanhangig zou maken. Zulks ten behoeve van de N advocaat van klaagster die deze procedure voor de N rechter, maar wel volgens M recht zou voeren. Het maken van de pro forma dagvaarding bleek ingewikkelder dan gedacht omdat uit de inhoud ook de achtergrond van het M recht moest blijken. Klaagster stelt terecht dat het eerder klaar zou zijn. Verweerder ontving op 3 mei 2010 een e-mail van klaagster, waaruit bleek dat haar N advocaat ervan uitging dat er in M een echtscheidingsprocedure in gang was gezet. Klaagster heeft vervolgens op 5 mei 2010 een klacht ingediend. Klaagster heeft aldus prematuur geklaagd.

 

5. Beoordeling van de klacht

 

5.1.      Verweerder heeft ter zitting erkend dat de communicatie in de zaak van klaagster onvoldoende is geweest en dat hij de zaak van klaagster onvoldoende voortvarend heeft aangepakt. De raad overweegt dat, hoewel verweerder nu lijkt in te zien dat de communicatie in de zaak van klaagster onvoldoende was en hij de zaak met onvoldoende voortvarendheid heeft aangepakt, de indiening van de klacht in mei 2010 door klaagster er destijds niet toe heeft geleid dat verweerder de zaak op dat moment alsnog voortvarend heeft opgepakt. Verweerder heeft ondanks de klacht over zijn optreden in mei 2010, tot aan de overdracht van de zaak in juli 2010 niets aan de zaak gedaan.

De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verweerder de zaak van klaagster onvoldoende voortvarend heeft aangepakt en dat hij klaagster onnodig in het ongewisse heeft gelaten over de wijze waarop hij de zaak zou aanpakken, waarvan hem tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. De klacht zal gegrond worden verklaard.

 

6. Op te leggen maatregel.

 

6.1.      Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven, dat onder meer naar aanleiding van de uitspraak van de raad dd 7 februari 2011, waarbij aan verweerder een berisping werd opgelegd omdat het op zijn kantoor niet gebruikelijk was dat opdrachten schriftelijk werden bevestigd, de communicatie op zijn kantoor is aangepast. Verweerder heeft nadrukkelijk te kennen gegeven dat onduidelijkheid ten aanzien van de aanpak van een zaak, zoals in deze zaak het geval is geweest, in het vervolg niet meer zal voorkomen. Nu verweerder inziet dat zijn handelen jegens klaagster onjuist was, zal de raad volstaan met de oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing.

 

 

7. Beslissing

 

 

De raad verklaart de klacht gegrond en legt ter zake op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

Aldus gegeven door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2011.

 

 

 

Griffier                                                                                    Voorzitter

 

 

Verzonden op: 7 juni 2011.

 

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.