Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-04-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1537

Zaaknummer

10-285A

Inhoudsindicatie

Diverse klachten van advocaat tegen advocaat wederpartij ongegrond. Een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur is gediend met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Verzoek om toezending van verstekvonnis door verweerder is gemeten naar deze maatstaf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dreigen met tuchtklacht door verweerder in casu evenmin. Opmerkingen van verweerder over klager in processtuk functioneel, tuchtrechtelijke grens niet overschreden. Weigering van verweerder om het woonadres van zijn cliënte aan klager te verstrekken valt binnen de vrijheid die hem toekomt bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 12 april 2011

in de zaak 10-285 A

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 22 juli 2010 binnengekomen klacht van:

De heer mr.

advocaat

k l a g e r

tegen:

de heer mr. B. Rol

v e r w e e r d er 

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 20 juli 2010, door de raad ontvangen op 22 juli 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 31 januari 2011 in aanwezigheid van partijen, waarbij verweerder zich liet bijstaan door mr. A. Rijkelijkhuizen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 10, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

 

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a) klager heeft verzocht een kopie toe te zenden van een verstekvonnis, waarvan klager stelt dat hij deze reeds op 6 november 2009 heeft verzonden aan verweerder, op 18 december 2009 heeft laten betekenen aan de cliënte van verweerder en nog eens op 29 december 2009 in kopie heeft gehecht aan de brief aan de cliënte van verweerder. Doordat verweerder steeds bij klager om kopie verzoekt, zet hij klager onnodig aan het werk en jaagt hij daarmee de cliënte van klager onnodig op kosten. Gelet op het feit dat verweerder en zijn cliënte op hetzelfde adres zijn gevestigd zou het voor de hand liggen dat verweerder kopie van het vonnis opvraagt bij zijn cliënte of op zoek gaat in zijn eigen administratie naar het betreffende vonnis.

b) klager een aantal malen per e-mail heeft aangeschreven en daarbij, anders dan in voorgaande correspondentie, de gebruikelijke afsluiting "met vriendelijke groet" of "hoogachtend" heeft weggelaten;

c) met het indienen van klachten heeft gedreigd;

d) in zijn verweerschrift in een procedure bij de Kamer van Toezicht over de Notarissen en de Kandidaat Notarissen ("het verweerschrift") op de man heeft gespeeld door klager als advocaat aan te vallen en een uitspraak in een klachtzaak tegen klager over te leggen die niet te maken heeft met de procedure tussen de cliënten van verweerder en klager, zulks met het oogmerk de reputatie van klager bezoedelen;

e) in voornoemd verweerschrift heeft beweerd dat klager zowel tegen de voorzieningenrechter als tegen de Kamer van Toezicht uitlatingen en uitspraken heeft gedaan waarvan hij wist dat deze onjuist waren, terwijl verweerder aanstonds moest weten dat zijn bewering niet waar is;

f) in het verweerschrift ten onrechte beweert dat klager niet met hem wenste te communiceren toen hij klager op 4 augustus 2009 opbelde met schikkingsvoorstellen terwijl verweerder aanstonds moet hebben beseft dat zijn bewering niet waar is en misleidend is voor de Kamer van Toezicht;

g) in het verweerschrift ten onrechte beweert dat zijn cliënte is gedagvaard aan het adres waar de dagvaarding haar niet kon bereiken met het gevolg dat een verstekvonnis is gewezen, terwijl verweerder wist dat die dagvaarding haar wel degelijk kon bereiken en ook heeft bereikt en terwijl hij aanstonds moet hebben beseft dat het door hem beweerde causaal verband tussen betekening en verstek ontbreekt;

h) in strijd met de waarheid in het verweerschrift heeft gesteld dat het exploot van betekening van 18 december 2009, uitgebracht aan de Valeriusstraat 76-2, is betekend aan het huisadres van diens cliënte terwijl verweerder moest weten dat zijn stelling niet waar is;

i) ten onrechte weigerachtig althans nalatig is om opheldering te verschaffen over het woonadres van zijn cliënte, terwijl hij daarover verwarring heeft gezaaid en twijfel in het leven heeft geroepen door tegenstrijdige uitlatingen over dat huisadres te doen.

2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3 Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Klager treedt op voor X BV, die een geschil heeft met een notaris betreffende een veilingverkoop. De notaris wordt bijgestaan door verweerder. Klager heeft namens X BV een klacht tegen de notaris ingediend bij de Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat Notarissen. Voorts heeft klager namens X BV de notaris in rechte betrokken en schadevergoeding gevorderd. Deze vordering werd voorafgegaan door een aansprakelijkstelling bij brief van 15 juni 2009. Bij verstekvonnis van 4 november 2009 is de notaris veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan X BV.

3.2 Bij brief van 14 december 2009 heeft klager verweerder (voor zover in casu relevant) bericht:

"Bij brief van 6 november jl. heb ik u kopie toegestuurd van het vonnis van 4 november jl. Tot op heden is uw cliënte nalatig daaraan te voldoen. Inmiddels heeft cliënte van dat vonnis een herstelvonnis verkregen, waarbij de geliquideerde kosten hoger zijn begroot. (…) Dat vonnis heb ik inmiddels ter betekening toegestuurd aan de deurwaarder. Deze laat mij zojuist weten dat uw cliënte onvindbaar is in de gemeentelijke basisadministratie.

Hierbij verzoek ik uw cliënte (al dan niet via u) schriftelijk haar huisadres op te geven binnen drie dagen na heden, alsmede opgave te doen van de verhaalsmogelijkheden voor gemelde vordering van mijn cliënte, bij gebreke waarvan ik mij vrij acht namens [X BV] andermaal een klacht in te dienen bij de kamer van toezicht."

3.3 Het verstekvonnis is op 18 december 2010 aan de notaris betekend.

3.4 Verweerder heeft klager bij e-mails van 15 december 2009, 5 januari 2010 en 8 januari 2010 om toezending van het verstekvonnis verzocht. Klager heeft het verstekvonnis bij brief van 29 december 2009 aan de notaris gestuurd. Begin januari 2010 heeft verweerder het vonnis via de notaris verkregen.

3.5 Op 7 januari 2010 is ten laste van de notaris executoriaal derdenbeslag gelegd onder de vennootschap van de notaris.

3.6 De notaris noch verweerder heeft de adresgegevens van de notaris aan klager verstrekt, waarna klager namens X BV opnieuw tegen de notaris een klacht heeft ingediend bij de Kamer van Toezicht. In die procedure heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Aan dit verweerschrift heeft verweerder een uitspraak van de raad van discipline te 's-Gravenhage gehecht betreffende een door de notaris tegen klager ingediende tuchtklacht, waarbij klager werd berispt en welke uitspraak in hoger beroep is bekrachtigd door het hof van discipline.

4 Beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is gericht tegen het optreden van de advocaat van de wederpartij van klagers cliënte. Gelet hierop, neemt de raad tot uitgangspunt de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid vindt echter onder meer haar begrenzing hierin dat de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder dat daarmee een redelijk doel is gediend. Evenmin mag de advocaat feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen of zich bedienen van onnodig grievende mededelingen. De raad zal de klacht toetsen aan deze maatstaf.

Klachtonderdeel a)

4.2 De raad stelt voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren.

4.3 Klager heeft weliswaar onder verwijzing naar zijn brief van 6 november 2009 aan verweerder gesteld dat hij het verstekvonnis reeds had toegezonden aan verweerder, maar verweerder heeft aangevoerd dat hij eerst door de brief van 14 december 2009 van klager op de hoogte raakte van het verstekvonnis. De raad begrijpt die stelling aldus dat verweerder de brief van 6 november 2009 met bijlage niet heeft ontvangen.

4.4 Vaststaat dat klager het verstekvonnis, na de daartoe strekkende verzoeken van verweerder (voor het eerst bij e-mail van 15 december 2009), niet aan verweerder heeft toegezonden. In plaats daarvan heeft hij het vonnis op 18 december 2009 aan de notaris betekend en op 29 december 2009 een kopie van het vonnis aan de notaris gestuurd. Verweerder heeft voorts onbetwist gesteld dat hij niet via de notaris kon beschikken over het vonnis, omdat zij in de betreffende periode wegens (kerst)vakantie afwezig was.

4.5 De raad is echter van oordeel dat klager zich in de geschetste omstandigheden welwillender had moeten opstellen jegens verweerder en tegemoet had moeten komen aan het verzoek om toezending van het vonnis. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder is naar het oordeel van de raad geen sprake. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.6 Dat verweerder, zoals vaststaat, in een e-mail en een fax aan klager tweemaal heeft verzuimd een gebruikelijk afsluiting als "met vriendelijke groet" of "hoogachtend" te vermelden, acht de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Bovendien heeft verweerder meegedeeld dat hij met het weglaten van de genoemde afsluiting onder de berichten geen enkele bedoeling heeft gehad, en zeker niet de bedoeling om minachting voor klager uit te drukken, maar dat hij de afsluitingen simpelweg vergeten is.

4.7 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.8 Ter onderbouwing van dit klachtonderdeel heeft klager gewezen op een e-mail van 5 januari 2010 van verweerder aan klager, waarin hij aanzegt zijn cliënte in overweging te geven om klagers professionele werkwijze voor te leggen aan de deken van het arrondissement van klager. In het licht van de omstandigheden die verweerder in de bewuste e-mail daarvoor aandraagt, te weten dat klager niet desverzocht afschrift van het verstekvonnis stuurde en is overgegaan tot beslaglegging ten laste van de notaris, zonder eerst te reageren op een e-mail van verweerder waarin hij klager verzoekt aan te geven of klager betaling wenst in afwachting van een verzetprocedure tegen het verstekvonnis, mocht verweerder naar het oordeel van de raad de bewuste aanzegging doen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.9 In het door klager overgelegde verweerschrift dat verweerder namens de notaris in de procedure bij de Kamer van Toezicht heeft ingediend zet verweerder uiteen dat hij met klager contact heeft opgenomen om het tussen partijen bestaande geschil te bespreken, maar dat klager niet met hem of de notaris wenst te spreken. Verweerder plaatst het gedrag van klager tegen de achtergrond van een door de notaris tegen klager ingediende tuchtklacht, in welk kader klager aan verweerder eveneens te kennen zou hebben gegeven dat hij op geen enkele wijze wenste te corresponderen dan wel te spreken met de notaris.

4.10 Aan klager kan worden toegegeven dat verweerder in zijn verweerschrift "op de man speelt" door melding te maken van de klachtprocedure van de notaris tegen klager, maar de raad acht het niet aannemelijk dat verweerder daarmee het oogmerk had de reputatie van klager te bezoedelen. De raad begrijpt de stellingen van verweerder in het verweerschrift aldus dat verweerder meent dat het gedrag van klager moet worden toegerekend aan diens cliënte en dat de - in de ogen van verweerder - niet coöperatieve houding van klager er debet aan is dat partijen niet tot een oplossing van hun geschil kunnen komen. In zoverre zien de uitlatingen op de zaak zelve en zijn zij functioneel. De raad is daarom van oordeel dat verweerder gemeten naar de hiervoor onder 4.1 bedoelde maatstaf geen tuchtrechtelijke grens heeft overschreden.

4.11 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel e)

4.12 Klagers verwijt komt erop neer dat verweerder in het verweerschrift het oordeel van de raad van discipline in de klachtzaak tegen klager onjuist heeft weergegeven, waar hij - kort gezegd - stelt dat klager aan de voorzieningenrechter en de Kamer van Toezicht uitspraken heeft gedaan waarvan klager "wist of moest weten dat deze uitspraken onjuist waren". De raad overweegt hierover het volgende.

4.13 In de uitspraak die aan het verweerschrift is gehecht heeft de raad geoordeeld dat klager in respectievelijk een klaagschrift tegen de notaris en een beslagrekest feitelijk onjuiste stellingen heeft betrokken. Blijkens genoemde uitspraak is juist, zoals klager stelt, dat klager niet daadwerkelijk wist van die onjuistheid. De raad heeft echter geoordeeld dat klager die onjuistheid had kunnen kennen, indien hij de juistheid van de betreffende stellingen had geverifiëerd, hetgeen hij, volgens de raad, ook had moeten doen.

4.14 Gelet hierop heeft verweerder in de gewraakte passage weliswaar ten onrechte het woord "wist" gebruikt, maar de raad acht dit van onvoldoende gewicht om op grond daarvan te concluderen dat verweerder de norm als bedoeld in 4.1 heeft overschreden. De raad betrekt daarbij dat verweerder het niet bij het woord "wist" heeft gelaten maar daaraan heeft toegevoegd "of moest weten”en voorts dat verweerder de uitspraak heeft aangehecht, zodat over de inhoud daarvan geen onduidelijkheid kon bestaan.

4.15 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel f)

4.16 Aangezien partijen blijkens de stukken in het klachtdossier ter zake tegengestelde standpunten innemen kan de raad niet vaststellen of verweerder, zoals klager hem verwijt, ten onrechte in het verweerschrift heeft gesteld dat klager niet met hem wenste te communiceren toen verweerder hem op 4 augustus 2009 opbelde met schikkingsvoorstellen. Dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

Klachtonderdeel g)

4.17 De raad kan op basis van het klachtdossier niet vaststellen of hetgeen klager verweerder in dit klachtonderdeel verwijt feitelijk juist is. Hier komt bij dat de stellingen in het verweerschrift, waarop dit klachtonderdeel ziet, betrekking hebben op het civiele geschil dat de cliënten van klager en verweerder verdeeld houdt. Het is niet aan de tuchtrechter hierover een oordeel te vellen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel h)

4.18 Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt de raad eveneens dat hij op basis van het klachtdossier niet kan vaststellen of hetgeen klager verweerder verwijt feitelijk juist is. Het is bovendien niet aan de raad als tuchtrechter om een oordeel te geven over de vraag welk adres als huisadres van verweerders cliënte heeft te gelden. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

Klachtonderdeel i)

4.19 Dat verweerder verwarring heeft gezaaid over het woonadres van zijn cliënte door daarover tegenstrijdige uitlatingen te doen, heeft de raad niet kunnen vaststellen. De raad is voorts van oordeel dat verweerder als advocaat van de wederpartij van klagers cliënte jegens klager niet verplicht is de adresgegevens van zijn cliënte te verstrekken. Met zijn weigering de gegevens te verstrekken blijft verweerder naar het oordeel van de raad dan ook binnen de grenzen van de vrijheid die hem bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte toekomt.

4.20 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, B.E. van der Molen, H.B. de Regt en M.W. Schüller, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 april 2011.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 12 april 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

 Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607