Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-11-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2274
Zaaknummer
11-78
Inhoudsindicatie
De advocaat moet zorgdragen voor tijdige en correcte postverwerking en het ruim een week ongeopend laten van post van de failliet is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat een curator in beginsel buiten het advocatentuchtrecht valt, maakt dit niet anders, omdat juist een curator de post van de failliet met grote zorgvuldigheid dient te verwerken.
Uitspraak
11-78
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief d.d. 27 juli 2011 heeft mr. R.J.A. Dil, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, ter kennis van de raad gebracht de klacht van klaagster tegen verweerder.
1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 26 september 2011, waar zowel klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat, als verweerder zijn verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: Mr. M.J. Blaisse, voorzitter, en mrs B.E. van der Molen, A.T. Bolt, I.P.A. van Heijst, P.P. Verdoorn, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier.
2. Verweerder heeft als curator opgetreden in het faillissement van de echtgenoot van klaagster. De echtgenoot van klaagster was hartpatiënt en is inmiddels overleden.
Thans beklaagt klaagster zich er over dat verweerder:
1. heeft nagelaten er zorg voor te dragen dat een oproep van het ziekenhuis voor een operatie de failliet tijdig bereikte;
2. de gemeente onjuiste informatie heeft verschaft in verband met het krediet dat klaagster en haar echtgenoot hadden aangevraagd op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, waardoor de gevraagde bijstand niet werd verleend;
3. in strijd met het bepaalde in de Praktijkregels van de Vereniging Insolventierecht Advocaten bij het voortzetten van de onderneming niet heeft gehandeld zoals van een prudent ondernemer mag worden verwacht;
4. met betrekking tot het verzet tegen de faillietverklaring niet adequaat heeft opgetreden, waardoor het verzet werd ingetrokken;
5. niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht, onvoldoende communiceerde en tekortschoot in de plicht de failliet en diens echtgenote passend te informeren;
6. het ertoe heeft geleid dat haar salaris niet buiten het faillissement is gebleven, waardoor klaagster is benadeeld.
3. Bij de beoordeling van de klachten van klaagster stelt de raad voorop dat de taak-uitoefening van de advocaat als curator in een faillissement in beginsel niet tot het terrein behoort dat door het advocatentuchtrecht wordt bestreken. Uitsluitend in-dien de advocaat zich in de hoedanigheid van curator zou misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou worden geschaad kan er aanleiding zijn voor tuchtrechtelijke toetsing. De raad beoordeelt de klachten als volgt:
Klachtonderdeel 1
Met het eerste klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat de oproep van het ziekenhuis haar echtgenoot niet op tijd heeft bereikt om een operatie te kunnen on-dergaan. Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt de raad voorop dat elke advocaat moet zorgdragen voor tijdige en correcte postverwerking op zijn kantoor tijdens zijn afwezigheid. Dat een oproep van het ziekenhuis ruim een week ongeo-pend op het kantoor van verweerder heeft kunnen liggen, betekent dat de postver-werking op het kantoor van verweerder onvoldoende is verzorgd. Of de operatie van de echtgenoot van klaagster wel of geen doorgang had kunnen vinden, doet daar niet aan af. Het betaamt een advocaat niet om post zo lang ongeopend te la-ten. Het feit dat verweerder als curator optrad, maakt dit niet anders. Juist een cu-rator dient de post van een failliet met grote zorgvuldigheid te verwerken. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Klachtonderdeel 2
Met dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij de gemeente onjuiste informatie zou hebben verstrekt terzake het krediet dat de echtgenoot van klaagster had aangevraagd op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004. Noch uit de stukken noch uit het ter zitting verklaarde komt vast te staan dat verweerder onjuiste informatie heeft verstrekt aan de gemeente. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel 3
Dit betreft het verwijt van klaagster dat verweerder bij het voortzetten van de on-derneming van de echtgenoot van klaagster niet heeft gehandeld zoals van een prudent ondernemer mag worden verwacht. Naar het oordeel van de raad moet mede gezien de norm waaraan het optreden van de curator in het advocatentucht-recht moet worden getoetst in dezen worden geconcludeerd dat niet is komen vast te staan dat verweerder als curator onvoldoende prudent heeft gehandeld. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 4
Klaagster verwijt verweerder dat hij het verzet tegen de faillietverklaring heeft in-getrokken. Uit de stukken en het ter zitting verklaarde blijkt dat klaagster en haar echtgenoot zelf een advocaat hadden. Die advocaat vroeg hen om informatie, maar ontving die kennelijk niet. Verweerder heeft daarop nog een fax gestuurd aan klaagster en haar echtgenoot en hun gewezen op de noodzaak van het verstrekken van informatie. Voor zover de advocaat van klaagster en haar echtgenoot over on-voldoende informatie beschikte om het verzet voort te zetten, valt dat verweerder niet te verwijten. Verweerder is, gelet op zijn mededelingen, kennelijk degene ge-weest die het verzet heeft ingetrokken en niet de daarvoor aangezochte advocaat. Op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is gebleken, is er echter geen reden om aan te nemen dat de echtgenoot van klaagster het niet eens was met de intrek-king van het verzet. Ook ziet de raad geen aanleiding om mee te gaan met de stel-ling van klaagster dat het verzet door de advocaat van klaagster en haar echtgenoot zou zijn ingetrokken vanwege het feit dat verweerder de declaratie van die advo-caat niet had betaald. Daargelaten dat het niet op de weg van de curator ligt om de advocaat die het verzet tegen het faillissement behandelt, uit de boedel te betalen, tenzij dat uitdrukkelijk met de gefailleerde is afgesproken. Daarvan is echter niet gebleken. Uit de stukken blijkt dat het gebrek aan informatie de belangrijkste re-den is geweest om het verzet niet door te zetten. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdelen 5 en 6
Met het vijfde klachtonderdeel stelt klaagster dat verweerder niet de vereiste zorg-vuldigheid heeft betracht, onvoldoende communiceerde en tekortschoot in de plicht haar en haar echtgenote passend te informeren. Uit het ter zitting verklaarde leidt de raad af dat deze klacht met name ziet op de communicatie en zorgvuldig-heid rondom het inhouden van het salaris van klaagster en het bedrag waarover zij en haar echtgenoot konden beschikken voor levensonderhoud. Dat is tevens waar het zesde klachtonderdeel van klaagster op ziet en om die reden worden de klacht-onderdelen 5 en 6 gezamenlijk door de raad behandeld. Het is wel duidelijk dat klaagster niet precies wist hoe haar positie in het faillissement was, maar daaruit kan zonder nadere onderbouwing nog niet de conclusie worden getrokken dat dit verweerder is aan te rekenen of dat hij onvoldoende met haar zou hebben gecom-municeerd. Voor het overige betreffen deze klachtonderdelen de hoogte van het bedrag voor levensonderhoud dat op grond van de artikelen 21 en 22 Faillisse-mentswet buiten het faillissement blijft. Dit vraagt een inhoudelijke beoordeling door de raad van het werk van de curator. Waar het gaat om het salaris van klaag-ster lijkt het al dan niet aanwezig zijn van een beslissing van de rechter-commissaris van ondergeschikt belang nu ter zitting is verklaard dat klaagster een bedrag EUR 150,- netto per week kreeg voor levensonderhoud, terwijl haar salaris EUR 650,- netto per maand bedroeg. Hieruit noch uit de stellingen van partijen blijkt dat er een onevenredig groot deel van het salaris van klaagster niet buiten het faillissement is gehouden. Verder dan deze vaststelling kan de raad niet gaan daar de inhoudelijke beoordeling van het werk van de curator niet tot taak van de tucht-rechter behoort. De klachtonderdelen 5 en 6 zijn derhalve ongegrond.
De beslissing van de raad luidt als volgt:
Klachtonderdeel 1 van klaagster tegen verweerder is gegrond;
Klachtonderdelen 2 tot en met 6 zijn ongegrond.
De raad legt verweerder op de maatregel van een enkele waarschuwing.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 21 november 2011.
griffier voorzitter