Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-08-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1934
Zaaknummer
H 231 - 2010
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Van een advocaat mag worden verwacht dat hij direct na ontvangst van betaling een de deurwaarder daarvan op de hoogte stelt. Onnodige (over-)betekening. Advocaat draagt verantwoordelijkheid voor in zijn opdracht verrichte executiemaatregelen. Doorzetten van executiemaatregelen nadat klaagster was overgegaan tot betaling van de hoofdsom valt de advocaat aan te rekenen. Voor het overige klacht ongegrond.
Inhoudsindicatie
klacht gedeeltelijk gegrond; enkele waarschuwing
Uitspraak
H 231 – 2010
Raad van Discipline
in het ressort ’s-Hertogenbosch
Beslissing
inzake
de klacht van
mevrouw A,
verder te noemen: klaagster
tegen
mr. B,
advocaat,
verder te noemen: verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 18 november 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de door klaagster op 24 september 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.
1.2. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 20 juni 2011.
Ter zitting zijn klaagster en verweerder verschenen.
2. De feiten
2.1. Klaagster was verwikkeld in een viertal procedures tegen Resort Aquastate BV, verder te noemen BV X. Verweerder heeft BV X onder meer bijgestaan in een incassoprocedure tegen klaagster. Door de BV X was op 22 oktober 2009 conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaak van klaagster. Op 7 juli 2010 werd door de Kantonrechter een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis gewezen. Het vonnis van de Kantonrechter had betrekking op de door klaagster verschuldigde parkretributie tot en met de eerste helft van 2005. Verweerder heeft de advocaat van klaagster per fax dd. 13 juli 2010 aangeschreven en klaagster gesommeerd binnen zeven dagen na 13 juli 2010 over te gaan tot betaling van het bedrag waartoe zij door de Kantonrechter was veroordeeld op de rekening derdengelden van het kantoor van verweerder, bij gebreke waarvan verweerder aankondigde over te zullen gaan tot betekening en executie van het vonnis van de Kantonrechter dd. 7 juli 2010.
Klaagster is op 29 juli 2010 overgegaan tot overmaking van het bedrag waartoe zij door de Kantonrechter was veroordeeld op rekening derdengelden van het kantoor verweerder, welk bedrag op 30 juli 2010 door het kantoor van verweerder werd ontvangen.
2.2. Verweerder heeft op 22 juli 2010 aan de deurwaarder opdracht gegeven tot betekening en executie van het vonnis over te gaan. De deurwaarder heeft het vonnis op 2 augustus 2010 aan klaagster betekend. Klaagster heeft de deurwaarder toen bericht dat zij op 29 juli 2010 het bedrag van € 18.231,58 had betaald. De deurwaarder heeft verweerder hierover op 3 augustus 2010 geïnformeerd. .
2.3. De deurwaarder heeft op 6 augustus 2010 het eerder gelegde conservatoire beslag overbetekend aan de hypotheekhouder en aan klaagster bij brief van 20 augustus 2010 bericht dat zij wegens de te late betaling de kosten van de betekeningsexploten diende te betalen, alsmede de rente over de periode gelegen tussen 13 en 30 juli 2010 en de kosten van de doorhaling van het conservatoir beslag, in totaal een bedrag van € 203,56.
De advocaat van klaagster heeft op 7 september 2010 de deurwaarder bericht dat zijn cliënte niet kon instemmen met diens brief dd. 20 augustus 2010 en hem gesommeerd de executiemaatregelen onmiddellijk te doen staken.
Het executoriale beslag is door de cliënte van verweerder uiteindelijk opgeheven.
2.4. Verweerder heeft klaagster bij brief dd. 26 juli 2010 gesommeerd tot betaling van de parkretributie over de periode tweede helft 2005 tot en met de eerste helft van 2010 over te gaan, bij gebreke waarvan verweerder aankondigde tot dagvaarding over te gaan. Verweerder heeft klaagster namens zijn cliënte op 27 augustus 2010 gedagvaard voor de rechtbank Middelburg.
2.5. Tussen klaagster en BV X was voorts een procedure aanhangig betreffende het permanent bewonen van de onroerende zaak door klaagster. Verweerder heeft deze zaak wegens het vertrek van een kantoorgenoot van deze overgenomen. Op het moment dat verweerder de zaak overnam stond de zaak voor pleidooi.
2.6 In of omstreeks 2009 is tussen klaagster en BV X een geschil ontstaan over het al dan niet openen van de slagboom van het resort voor dienstverleners van klaagster. De advocaat van klaagster heeft in een brief aan verweerder de BV X gesommeerd om de dienstverleners steeds toe te laten. De cliënte van verweerder was van mening dat klaagster hier zelf verantwoordelijk voor was en een extra pasje kon bijbestellen. Verweerder heeft dit standpunt aan klaagsters advocaat doorgegeven.
3. De klacht
De klacht luidt als volgt:
Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënte stelselmatig klaagster geïntimideerd, beschadigd en op kosten te gejaagd, doordat hij:
1. niet klaagster zelf maar haar advocaat heeft aangeschreven om een bedrag van €18.231,58 te betalen, waartoe klaagster bij vonnis van de kantonrechter was veroordeeld, voorts het vonnis heeft laten betekenen en executoriaal beslag op klaagsters huis heeft laten leggen, terwijl inmiddels door klaagster betaald was;
2. klaagster heeft uitgemaakt voor leugenaar en vervalser van documenten;
3. namens zijn cliënte van de gemeente eiste dat de gedoogverklaring tot permanente bewoning moest worden ingetrokken;
4. tegen betaling heeft meegewerkt aan pesterijen van zijn cliënte jegens klaagster, waardoor de toegang van medische zorgverleners tot het park werd belemmerd.
4. Het verweer
4.1 Verweerder heeft klaagster bij brief dd. 13 juli 2010 gesommeerd binnen zeven dagen tot betaling van het door de Kantonrechter toegewezen bedrag over te gaan. Klaagster werd door een advocaat bijgestaan, zodat verweerder de brief aan de advocaat van klaagster heeft verzonden. Verweerder mocht ervan uitgaan dat deze de fax direct aan klaagster zou doorsturen en met haar hierover contact zou opnemen. Verweerder heeft aangekondigd bij gebreke van betaling tot het treffen van executiemaatregelen over te gaan.
4.2. Aangezien betaling binnen de daartoe gestelde termijn uitbleef, heeft verweerder de deurwaarder bij aangetekende brief dd. 22 juli 2010 opdracht gegeven met spoed tot betekening van het vonnis en executie over te gaan. Uiteindelijk heeft de deurwaarder het vonnis op 2 augustus 2010 betekend. Toen bleek dat klaagster al tot betaling was overgegaan. De deurwaarder heeft verweerder hierover op 3 augustus 2010 bericht. Op 3 augustus 2010 ontving verweerder van de administratie van zijn kantoor eveneens bericht van de ontvangst op 30 juli 2010 van het door klaagster overgemaakte bedrag. Verweerder heeft vervolgens met zijn cliënte overlegd. Deze wenste ook de betekeningskosten en de rente vanaf 13 juli tot 30 juli 2010 te ontvangen. Verweerder heeft bij faxbrief van 4 augustus 2010 de deurwaarder opdracht gegeven ook deze kosten op klaagster te verhalen. Deze is echter direct tot executie overgegaan. Om de aan een kort geding verbonden kosten te voorkomen heeft de cliënte van verweerder uiteindelijk het op grond van het vonnis van de Kantonrechter gelegde executoriale beslag opgeheven, ondanks dat door klaagster niet geheel aan dit vonnis was voldaan.
4.3. Verweerder heeft de procedure betreffende de permanente bewoning door klaagster in eerste instantie niet behandeld. Verweerder heeft de zaak overgenomen toen de zaak voor pleidooi stond. Verweerder heeft het standpunt van cliënte bij pleidooi in zakelijke bewoordingen weergegeven. De stelling dat verweerder klaagster voor leugenaar en vervalser heeft uitgemaakt is onjuist.
4.4. Verweerder was bij de procedure tegen de gemeente niet betrokken. Deze zaak is behandeld door een kantoorgenoot van verweerder.
4.5. Verweerder heeft in de kwestie betreffende de slagboom het standpunt van zijn cliënte op zakelijke en correcte wijze aan de advocaat van klager verwoord.
5. Beoordeling van de klacht
5.1 Vast staat dat klaagster op grond van het vonnis van de kantonrechter dd. 7 juli 2010 aan de cliënte van verweerder een bedrag ad € 18.231,58 diende te voldoen. Verweerder heeft klaagster per faxbericht dd. 13 juli 2010 aan de advocaat van klaagster gesommeerd binnen zeven dagen tot betaling hiervan over te gaan. Aldus werd klaagster een korte betalingstermijn gegund, temeer omdat het vonnis van de Kantonrechter bij vervroeging was uitgesproken en sprake was van een vakantieperiode. Verweerder heeft vervolgens op 22 juli 2010 aan deurwaarder opdracht gegeven tot betekening en executie over te gaan.
5.2. Gebleken is dat de betaling van klaagster op 30 juli 2010 op de derdengeldrekening van verweerder werd ontvangen. Dit betekent dat de deurwaarder twee dagen nádat de betaling door het kantoor van verweerder was ontvangen, is overgegaan tot betekening van het vonnis. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij direct na ontvangst van een betaling de deurwaarder hiervan op de hoogte stelt. De betekening was aldus onnodig. De hoogte van de door klaagster verschuldigde wettelijke rente over de periode van 13 – 30 juli 2010 ad € 5,23 rechtvaardigde niet om tot betekening over te gaan en de kosten daarvan bij klaagster in rekening te brengen.
5.3 Voorts is de deurwaarder zes dagen na de betaling overgegaan tot overbetekening aan de hypotheekhouder, kennelijk op grond van de brief van verweerder van 4 augustus 2010, De raad volgt verweerder niet in zijn verweer dat hij er van uit mocht gaan dat de deurwaarder nog eerst zou sommeren alvorens tot executie over te gaan. Verweerder draagt als opdrachtgever verantwoordelijkheid voor de in zijn opdracht verrichte executiemaatregelen.
5.4. Op grond van het bovenstaande is de raad van oordeel dat de betekenings- en overbetekeningskosten onnodig zijn gemaakt en dat het doorzetten van executiemaatregelen nadat klaagster was overgegaan tot betaling van de hoofdsom verweerder tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. De raad zal het eerste onderdeel van de klacht dan ook in zoverre gegrond verklaren.
Naar het oordeel van de raad is het feit dat verweerder niet klaagster zelf, maar haar advocaat aanschreef, niet onjuist en derhalve ook niet klachtwaardig. Op dat punt zal de klacht als ongegrond worden afgewezen.
5.5. Met betrekking tot het tweede onderdeel van de klacht heeft klaagster ter zitting verklaard dat zij geen bewijs kan overleggen. Nu is gebleken dat verweerder alleen bij pleidooi voor de BV X is opgetreden en de door hem aan de raad overgelegde pleitnota geen enkel aanknopingspunt biedt voor hetgeen klaagster stelt, zal de raad het tweede onderdeel van de klacht als ongegrond afwijzen.
5.6. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet gebleken dat verweerder als advocaat betrokken was bij de procedure tegen de gemeente betreffende de gedoogverklaring. De raad zal het derde onderdeel van de klacht daarom als ongegrond afwijzen.
5.7. Wat betreft het vierde onderdeel van de klacht overweegt de raad dat verweerder het standpunt van zijn cliënte heeft verwoord, wat hem als advocaat van de wederpartij van klaagster vrij stond. Het kan zo zijn dat klaagster het niet eens was met het standpunt van de cliënte van verweerder, maar dat betekent niet dat verweerder als advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover klaagster als wederpartij van zijn cliënte vrijstond. Het vierde onderdeel van de klacht zal door de raad als ongegrond worden afgewezen.
6. Beslissing
De raad verklaart onderdeel 1 van de klacht gegrond, voor zover inhoudend dat verweerder is overgegaan tot betekening en tot executiemaatregelen ondanks de betaling door klaagster, en legt verweerder ter zake op de maatregel van enkele waarschuwing.
De raad wijst de onderdelen 1 (voor het overige), 2, 3 en 4 van de klacht als ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2011.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 30 augustus 2011
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
Per post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.