Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2148

Zaaknummer

11-052A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat ongegrond. Kwaliteit van dienstverlening. Indien verweerder fax met schikkingsaanbod wederpartij wel tijdig aan klager zou hebben doorgestuurd, zou dit er niet toe hebben geleid dat klager het aanbod had aanvaard. Ook overigens geen sprake van kennelijk onjuiste advisering.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 22 november 2011

in de zaak 11-052 A

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding de op 17 februari 2011 binnengekomen klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r 

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 15 februari 2011, door de raad ontvangen op 17 februari 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 september 2011 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. Zwennes, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 11, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

 

2 De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat verweerder:

a) een fax van 25 augustus 2008 van de advocaat van klagers wederpartij met daarin een schikkingsvoorstel, waarop uiterlijk op 26 augustus 2008 diende te worden gereageerd, pas op 27 augustus 2008 heeft doorgestuurd aan klager;

b) tussen 7 juli 2008 en 23 juli 2008 onvoldoende actie heeft ondernomen om een vertrekvergoeding te regelen, nadat hij op 9 juli 2008 van klager had gehoord dat hem drie woningen waren aangeboden.

3 Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.

3.1 Verweerder heeft klager vanaf augustus 2007 tot november 2009 bijgestaan in een geschil tussen klager en zijn (voormalig) verhuurder. In verband met de renovatie van de door klager gehuurde woning was tijdelijke uitplaatsing noodzakelijk.

3.2 Klager is bij vonnis van 21 juni 2007 door de kantonrechter veroordeeld om mee te werken aan de ondertekening van een bemiddelingsovereenkomst van het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam (OGA) en om door OGA aangeboden tijdelijke passende woonruimte te accepteren. In deze procedure liet klager zich nog niet door verweerder bijstaan.

3.3 Klager heeft verweerder in augustus 2007 verzocht met verhuurder te onderhandelen over een vertrekvergoeding. Deze vergoeding diende hoger te zijn dan de vergoeding van respectievelijk EUR 15.000 en EUR 20.000 die andere huurders hadden geaccepteerd.

3.4 Bij brief van 29 augustus 2007 heeft verweerder klager erop gewezen dat de juridische mogelijkheden om een hoge vergoeding af te dwingen zeer beperkt zijn. Tussen januari 2008 en oktober 2008 heeft verweerder met de advocaat van verhuurder, mr. Van Zijll, onderhandeld over een vertrekpremie.

3.5 Een voorstel van verweerder tot betaling van EUR 50.000 werd door verhuurder afgewezen. Verweerder heeft vervolgens op 7 juli 2008 aan mr. Van Zijll gevraagd of er een regeling mogelijk was indien beide partijen water bij de wijn zouden doen.

3.6 Eind juli 2008 kreeg klager op basis van zijn medische indicatie een passende woning aangeboden, die hij per 1 september 2008 kon betrekken, hetgeen hij verweerder telefonisch heeft laten weten.

3.7 Bij fax van 13 augustus 2008 aan verweerder heeft mr. Van Zijll namens verhuurder een geclausuleerd aanbod van EUR 15.000 gedaan dat tot 23 augustus 2008 gestand werd gedaan. Verder wilde mr. Van Zijll uiterlijk 15 augustus 2008 om 12.00 uur weten of klager vrijwillig gevolg zou geven aan de gestelde ontruimingsdatum van 23 augustus. In verband met de afwezigheid van verweerder wegens vakantie is die reactietermijn verlengd tot 20 augustus 2008.

3.8 Verweerder heeft op 18 augustus 2008 kennisgenomen van de fax van 13 augustus 2008 en diezelfde dag klager telefonisch daarvan op de hoogte gesteld. Verweerder heeft de betreffende fax, alsmede de fax waarin mr. Van Zijll instemde met een verlenging van de reactietermijn, eveneens op 18 augustus 2008 aan klager doorgestuurd.

3.9 Bij fax van 19 augustus 2008 heeft mr. Van Zijll het aanbod gehandhaafd, welke fax verweerder diezelfde dag heeft doorgestuurd aan klager met het verzoek telefonisch contact op te nemen. Op 20 augustus 2008 heeft verweerder eerst telefonisch overleg gepleegd met klager. Later die dag heeft verweerder met klager ten kantore van verweerder een bespreking gehad. Verweerder heeft voorts op 22 augustus 2008 telefonisch overleg met klager gevoerd. Klager heeft verweerder te kennen gegeven dat hij het bedrag van EUR 15.000 niet wenste te accepteren.

3.10 Verweerder heeft klager geadviseerd de aangeboden woning te accepteren en daarheen te verhuizen en vervolgens te bezien hoe de door klager gewenste hoge vergoeding kon worden verkregen. Klager heeft de nieuwe woning vervolgens betrokken.

3.11 Op 25 augustus 2008 heeft mr. Van Zijll verweerder per fax bericht dat klager niet zal worden gehouden aan de opzegtermijn en dat de huurovereenkomst per direct als beëindigd kan worden beschouwd. Daarnaast herhaalde mr. Van Zijll het aanbod van EUR 15.000 met de mededeling dat dit aanbod op 26 augustus 2008 om 12.00 uur zou vervallen.

3.12 Verweerder heeft deze fax op 27 augustus 2008 aan klager doorgestuurd. Op 2 september 2008 meldde mr. Van Zijll dat het aanbod was vervallen.

3.13 Op 6 oktober 2008 heeft verweerder mr. Van Zijll schriftelijk - onder toezending van een opgave van door klager gemaakte en nog te maken kosten van verhuizing en herinrichting - meegedeeld dat indien zijn cliënte bereid was een bedrag van EUR 40.000 te betalen, de zaak daarmee voor klager definitief zou zijn afgedaan.

3.14 Klagers wederpartij wenste niet verder te onderhandelen, reden waarom verweerder namens klager jegens de (voormalig) verhuurder een procedure bij de kantonrechter aanhangig heeft gemaakt ter verkrijging van een vergoeding van ca. EUR 40.000. Bij vonnis van 4 november 2009 heeft de kantonrechter een bedrag van EUR 5.070 aan klager toegekend. Verweerder heeft vervolgens met klager besproken dat hij hoger beroep wenste in te stellen.

3.15 Klager heeft bij een kantoorgenoot van mr. Zwennes, zijn huidige advocaat, een second opinion gevraagd over het al dan niet instellen van hoger beroep tegen het vonnis. Er is uiteindelijk geen hoger beroep ingesteld.

4 Beoordeling van de klacht

4.1 Nu de klacht de (voormalig) advocaat van klager betreft, stelt de raad voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

Klachtonderdeel a)

4.2 Klagers verwijt aan verweerder komt erop neer dat hij het aanbod van EUR 15.000 in de fax van 25 augustus 2008 van de wederpartij had willen accepteren, maar dat dit niet mogelijk was, omdat verweerder hem niet tijdig van het aanbod en de daarbij behorende reactietermijn op de hoogte had gesteld.

4.3 Vaststaat dat verweerder de fax van 25 augustus 2008 van mr. Van Zijll eerst op 27 augustus 2008, derhalve na ommekomst van de in die fax gestelde reactietermijn, heeft doorgezonden aan klager. Naar het oordeel van de raad is het echter niet aannemelijk dat klager hierdoor in zijn belangen is geschaad. De raad overweegt daartoe het volgende.

4.4 Blijkens de correspondentie in het klachtdossier heeft klagers wederpartij reeds bij fax van 13 augustus 2008 een aanbod van EUR 15.000 aan verweerder gedaan en heeft verweerder direct na terugkomst van zijn vakantie op 18 augustus 2008 klager daarvan op de hoogte gesteld. Klager heeft onvoldoende weersproken dat verweerder dit aanbod vervolgens ook telefonisch en tijdens een bespreking op 20 augustus 2008 ten kantore van verweerder met klager heeft besproken en dat klager daarbij te kennen heeft gegeven dat hij het aanbod onacceptabel vond.

4.5 In dit verband overweegt de raad dat het hem onwaarschijnlijk voor komt dat klager, zoals hij stelt, zich wel weet te herinneren dat de bewuste bespreking heeft plaatsgevonden, maar niet dat daarin het aanbod aan de orde is gekomen en dat hij dit aanbod heeft verworpen. Klager heeft immers ook gesteld dat hij het in de bewuste gesprekken met verweerder heeft gehad over de door hem gemaakte inrichtingskosten en kosten van de verhuizing. Kosten die klager - naar eveneens vaststaat - volledig vergoed wenste te zien en die aanzienlijk hoger waren dan het aangeboden bedrag. Hier komt bij dat klager ook na ontvangst van de fax van 25 augustus 2008 zich er niet bij verweerder over heeft beklaagd dat verweerder de daarin gestelde termijn had laten verlopen, noch aan verweerder heeft bericht dat hij akkoord had willen gaan met het aangeboden bedrag.

4.6 Dat klager het aanbod van EUR 15.000 in augustus 2008 niet wenste te aanvaarden, wordt bovendien ondersteund door het feit dat, naar onweersproken vaststaat, verweerder in overleg met klager en op basis van een door klager verstrekte kostenopgave uiteindelijk een tegenbod van EUR 40.000 heeft gedaan en vervolgens - toen dit bod niet werd geaccepteerd - met instemming van klager in rechte een vordering ter hoogte van genoemd bedrag heeft ingesteld. Tot slot heeft klager ter zitting erkend dat hij een hogere vergoeding wenste dan het aangeboden bedrag van EUR 15.000.

4.7 De raad concludeert op grond van het voorgaande dat klager reeds voor de fax van 25 augustus 2008 op de hoogte was van het daarin gedane aanbod van de wederpartij, dat hij dit aanbod niet wenste te accepteren en dat zulks ook voor verweerder duidelijk was. Het is niet waarschijnlijk dat, indien verweerder genoemde fax tijdig aan klager zou hebben doorgestuurd, dit  tot gevolg zou hebben gehad dat klager het aanbod had aanvaard. Mitsdien is klager door de handelwijze van verweerder niet in zijn belangen geschaad en valt verweerder, gemeten naar de hiervoor onder 4.1 bedoelde maatstaf, geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.8 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.9 Klager heeft dit klachtonderdeel ter zitting genuanceerd en gesteld dat verweerder hem onjuist heeft geadviseerd ten aanzien van zijn juridische positie met betrekking tot de beëindiging van de huur van zijn oude woning en het inleveren van de sleutels. Klager meent dat hij zijn onderhandelingspositie over een vertrekvergoeding is kwijtgeraakt, doordat hij op advies van verweerder was vertrokken uit zijn oude woning en de sleutels had ingeleverd.

4.10 Tegenover de verwijten van klager heeft verweerder uiteengezet waarom hij de zaak heeft aangepakt, zoals hij heeft gedaan. Verweerder heeft aangevoerd dat, hoewel het in het algemeen onverstandig is om in een situatie als de onderhavige te vertrekken voordat er een vergoeding is, klager in dit geval weinig speelruimte had. Reden hiervoor was in de eerste plaats dat klager op grond van het vonnis van de kantonrechter van 21 juni 2007 slechts twee aanbiedingen voor andere woonruimte mocht afwijzen. In de tweede plaats had klager op basis van zijn medische indicatie een nieuwe woning aangeboden gekregen, die een buitenkans voor hem was en bij uitstek passend. Afwijzing van die woning zou betekenen dat klager zijn medische indicatie zou verliezen, met als gevolg dat klager niet bij voorrang een passend huis zou krijgen. Verweerder heeft klager gelet hierop geadviseerd de nieuwe woning te accepteren en daarheen te verhuizen en vervolgens te bezien hoe de door klager gewenste vergoeding kon worden verkregen.

4.11 Dit advies komt de raad niet kennelijk onjuist voor, zeker niet in het licht van het feit dat klager ter zitting heeft erkend dat het verkrijgen van de aangeboden nieuwe woning zeer belangrijk voor hem was, aangezien de woning op een prachtige locatie lag en ook gezien zijn medische aandoening ideaal (in de woorden van klager "een topper") was.

4.12 Bovendien heeft verweerder onweersproken aangevoerd dat hij de aanpak in de zaak veelvuldig met klager heeft besproken, dat klager weloverwogen heeft ingestemd met de te nemen vervolgstappen en dat klager afschrift heeft gekregen van alle correspondentie van verweerder met de wederpartij. Verweerder heeft voorts, onweersproken, aangevoerd dat hij de processtukken voor de procedure ter verkrijging van een schadevergoeding in concept aan klager heeft gestuurd, die deze heeft goedgekeurd.

4.13 De raad overweegt in dit verband verder dat het op de weg van de cliënt ligt om, zodra hij het met de aanpak van zijn advocaat niet eens is, dit aan de advocaat duidelijk te maken. Deze kan dan trachten het verschil van mening te overbruggen en, als dit niet mogelijk blijkt, zijn werkzaamheden beëindigen. Naar onweersproken door verweerder is aangevoerd, heeft klager pas na het vonnis van de kantonrechter van 4 november 2009 zijn ongenoegen kenbaar gemaakt en gesteld dat, indien hij de huur van zijn oude woning niet had opgezegd, de kantonrechter zijn vordering integraal zou hebben toegewezen.

4.14 De raad begrijpt dat klager teleurgesteld is over het feit dat hij in de procedure bij de kantonrechter een lager bedrag toegewezen heeft gekregen dan gevorderd en bovendien lager dan het bedrag dat de verhuurder hem voorafgaand aan die procedure had aangeboden. Het enkele feit dat een zaak niet (volledig) wordt gewonnen betekent echter nog niet dat de advocaat zijn werk niet goed heeft gedaan. Daarbij betrekt de raad dat verweerder klager bij aanvang van de zaak in zijn brief van 29 augustus 2007 erop heeft gewezen dat de juridische mogelijkheden om een hoge vergoeding af te dwingen zeer beperkt waren.

4.15 Ten aanzien van het verwijt van klager dat verweerder onvoldoende actie heeft ondernomen om in de periode tussen 7 juli 2008 en 23 juli 2008 en met de kennis dat klager drie woningen waren aangeboden een vertrekvergoeding te regelen overweegt de raad als volgt.

4.16 Verweerder heeft betwist dat klager hem op 9 juli 2008 heeft gemeld dat hij drie woningen aangeboden had gekregen, zodat de raad niet kan vaststellen of klager verweerder hierover heeft geïnformeerd. Vaststaat dat verweerder bij fax van 7 juli 2008 bij klagers wederpartij heeft geïnformeerd of het mogelijk was tot een regeling te komen. De wederpartij heeft hierop bij fax van 13 augustus 2008 gereageerd. Uit het klachtdossier noch anderszins is de raad gebleken dat verweerder in de tussenliggende periode nadere actie had moeten ondernemen, terwijl klager evenmin heeft toegelicht waaruit die actie volgens hem had moeten bestaan. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder klagers belangen in de betreffende periode voldoende behartigd.

4.17 Gelet op al het voorgaande is het klachtonderdeel ongegrond.

 

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. A. de Groot, mr. J.M. van de Laar,

mr. R. Lonterman en mr. B.J. Sol, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als

griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2011.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 22 november 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

 Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607