Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-10-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2184

Zaaknummer

H23-2011

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Feitelijk niet komen vast te staan dat verweerster heeft nagelaten een afschrift van haar brief aan de rechtbank aan de wederpartij toe te zenden.        

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

 

H 23  - 2011

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

A

 

verder : klaagster

 

gemachtigde: B

 

tegen:

 

C

 

verder: verweerster

 

 

1. Verloop van de procedure

 

1.1.      Bij brief van 26 januari 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement H de door klaagster op 6 december 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2.      De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 5 september 2011.

Ter zitting zijn klaagster, de gemachtigde van klaagster en verweerster verschenen.

 

2. De feiten

 

2.1              De onderliggende zaak betrof een voogdijvoorziening over de minderjarige X, dochter van de broer van klaagster (verder: de minderjarige). De moeder van de minderjarige is op 27 mei 2005 overleden. De vader van de minderjarige, de broer van klaagster, is bij beschikking dd. 30 juni 2010 onder curatele gesteld. Door de Raad voor de Kinderbescherming is bij de rechtbank H een verzoek tot benoeming van klaagster als voogdes van de minderjarige ingediend. De minderjarige verblijft sedert het overlijden van haar moeder, met instemming van haar vader, bij klaagster en haar echtgenoot.

 

2.2              Verweerster was de advocaat van de huidige echtgenote van de vader van de minderjarige en heeft in die hoedanigheid bij brief dd. 11 juni 2010 aan de rechtbank verzocht die echtgenote aan te merken als belanghebbende. Op 23 juni 2010 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Verweerster maakte tijdens de comparitie bezwaar tegen de aanwezigheid van de echtgenoot van klaagster. De rechtbank heeft ter zitting besloten, de echtgenoot van klaagster, evenals de echtgenote van de vader van de minderjarige, aan te merken als belanghebbende.

 

2.3.      Bij beschikking dd. 12 juli 2010 heeft de rechtbank klaagster benoemd tot voogdes over de minderjarige. Tegen deze beschikking is door de echtgenote van de broer van klaagster, als belanghebbende, hoger beroep aangetekend, waarna door klaagster incidenteel appel is ingesteld. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

 

3. De klacht

 

3.1       De klacht bestaat uit het navolgende:

Verweerster heeft de brief van 11 juni 2010 aan de rechtbank verzonden zonder gelijktijdig een afschrift daarvan toe te zenden aan de wederpartij (klaagster). Dientengevolge kon klaagster niet tijdig kon reageren op het in die brief gedane (en door de rechtbank gehonoreerde) verzoek om een derde, de echtgenote van de broer van klaagster, als belanghebbende aan te merken.

 

3.2       Ter toelichting van de klacht is door klaagster het navolgende aangevoerd:

De brief dd. 11 juni 2010 van verweerster aan de rechtbank is pas op 28 oktober 2010 in kopie aan klaagster toegestuurd. Wanneer klaagster eerder had geweten dat verzocht werd de echtgenote van haar broer als belanghebbende in de procedure aan te merken dan zou zij hiertegen zeker bezwaar hebben gemaakt en zou dat verzoek wellicht zijn afgewezen.

Klaagster was ter zitting dd. 23 juni 2010 verrast door de aanwezigheid van de echtgenote van haar broer. Op grond hiervan had verweerster moeten beseffen dat klaagster de brief van 11 juni 2010 niet had ontvangen. Klaagster gaat ervan uit dat verweerster bewust geen kopie aan klaagster of aan de advocaat van klaagster heeft gestuurd om haar hiermee buiten spel te zetten. Dit is klaagster duidelijk geworden nu niet haar broer, maar de echtgenote van haar broer appel heeft ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank dd. 12 juli 2010.

 

4. Het verweer

 

Verweerster heeft wel een afschrift van haar brief aan de rechtbank dd. 11 juni 2010 aan klaagster gezonden. Verweerster heeft abusievelijk verzuimd hiervan melding te maken in (onderaan) die brief.

 

5. Beoordeling van de klacht

 

Partijen verschillen erover van mening of verweerster al dan niet een afschrift van haar brief dd. 11 juni 2010 aan de rechtbank aan klaagster heeft verzonden. In gevallen als deze, waarin de lezingen van partijen omtrent het handelen of nalaten van de advocaat uiteenlopen en waarin zonder bewijslevering - die niet is aangeboden en waartoe de klachtprocedure zich niet goed leent - niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen de juiste is, kan de klacht in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof zou verdienen dan het woord van verweerster, maar op de omstandigheid dat voor de kwalificatie van het handelen of nalaten van verweerster als tuchtrechtelijk verwijtbaar eerst dient te worden vastgesteld dat het verweten handelen of nalaten feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze zaak niet mogelijk.

De raad zal de klacht op grond daarvan als ongegrond afwijzen.

 

 

6. Beslissing

 

 

De raad :

 

wijst de klacht als ongegrond af.

 

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel, P.J.W.M.. Theunissen, A.L.W.G. Houtakkers en J.J.M. Goumans, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2011.

 

 

 

Griffier                                                  voorzitter

 

 

Verzonden op: 1 november 2011

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.