Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-12-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2408

Zaaknummer

R. 3602/11.04

Inhoudsindicatie

Klacht dat verweerder in een alimentatiezaak drie jaar niets voor klaagster heeft gedaan en haar niet op de hoogte heeft gehouden. De advocaat heeft de zaak na een eerste brief aan de wederpartij bijna drie jaar laten liggen. Hij heeft geen gevolg gegeven aan telefonische verzoeken van klaagster om in actie te komen. Geen schriftelijke berichtgeving. Klacht gegrond. Schorsing drie maanden onvoorwaardelijk.

Uitspraak

 PROCEDUREVERLOOP

1.1 Per e-mail van 11 april 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 28 december 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 31 oktober 2011, alwaar klaagster, vergezeld van haar dochter, en verweerder, vergezeld van zijn echtgenote, zijn verschenen.

 

FEITEN

2.1 Medio 2006 heeft klaagster zich gewend tot het kantoor van verweerder in verband met een geschil over alimentatie. Klaagster was in 2003 gescheiden.

2.2 Tot medio 2007 is klaagster bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerder. Daar die kantoorgenoot het kantoor heeft verlaten, heeft verweerder vanaf omstreeks medio 2007 de behandeling van de zaak van klaagster overgenomen.

2.3 Bij brief van 18 juli 2007 heeft verweerder zich voor het eerst gewend tot de wederpartij van klaagster. Verweerder kondigde aan namens klaagster bij de rechtbank een verzoek te zullen indienen om te komen tot alimentatievaststelling en zich daartoe vrij te achten als de wederpartij niet binnen tien dagen informatie zou verschaffen omtrent inkomen en huurlasten.

2.4 Naar aanleiding van de indiening van de klacht heeft een bespreking tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden.

2.5 Verweerder heeft de in die bespreking gemaakte afspraken bevestigd in een brief aan klaagster van 27 april 2010. Bij die brief zond verweerder een concept verzoekschrift aan klaagster met betrekking tot partneralimentatie, zulks met het verzoek aan klaagster om hem te berichten of zij zich met de inhoud kon verenigen.

2.6 Bij brief van 1 juni 2010 heeft verweerder de beschikking van 28 maart 2002 van de Rechtbank ’s-Gravenhage aan klaagster toegestuurd, waaruit blijkt dat de alimentatievordering destijds niet is doorgezet.

2.7 Bij brief van 7 juli 2010 heeft verweerder aan klaagster meegedeeld dat hij eind juni 2010 een toevoeging voor klaagster had ontvangen.

2.8 Per e-mail van 8 juli 2010 liet klaagster aan verweerder weten dat zij niet op de hoogte was van correspondentie of werkzaamheden van verweerder betreffende het verkrijgen van alimentatie. Volgens klaagster dateerde het laatste contact met verweerder van 27 april 2010.

  

KLACHT

3.1 De klacht behelst het volgende verwijt:

Verweerder heeft in de drie jaar dat hij voor klaagster als advocaat optreedt niets voor klaagster gedaan en haar niet op de hoogte gehouden van het verloop van de zaak of de verrichte werkzaamheden.

  

VERWEER

4. Verweerder heeft op de klacht gereageerd, op welke reactie de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat de advocaat gehouden is een hem verleende opdracht zorgvuldig en met de nodige voortvarendheid uit te voeren.

5.2 Uit de stukken blijkt dat verweerder medio 2007 de belangen van klaagster is gaan behartigen en dat hij op 18 juli 2007 de wederpartij van klaagster heeft aangeschreven.

Klaagster heeft onbetwist aangevoerd dat zij verweerder menigmaal gebeld heeft. Volgens verweerder hebben deze telefoongesprekken er telkens niet toe geleid dat het dossier op zijn bureau kwam.

Verweerder heeft erkend dat hij de zaak bijna drie jaar heeft laten liggen. Hij heeft daar zijn excuus voor aangeboden.

5.3 Tot aan de indiening van de klacht heeft verweerder de zaak laten liggen en heeft hij geen alimentatieprocedure voor klaagster aangespannen. Hij heeft bijna drie jaar niets aan de zaak gedaan en klaagster niet geïnformeerd over het verloop van haar zaak.

5.4 Gezien het voorgaande is de klacht gegrond.

 

MAATREGEL

6.1 De Raad neemt in aanmerking dat verweerder zich aan ernstige nalatigheid heeft schuldig gemaakt, waardoor de belangen van klaagster zijn geschaad of konden worden geschaad.

De Raad neemt ook in aanmerking dat verweerder eerder voor soortgelijke nalatigheden of overtredingen door de tuchtrechter met een zware maatregel is bestraft, zonder dat dit tot verbetering heeft geleid.

Verweerder heeft ter zitting – voor het eerst – aangevoerd dat de organisatie op zijn kantoor verbeterd is, maar deze enkele stelling heeft de Raad niet overtuigd.

De Raad is dan ook van oordeel dat wederom een zware maatregel dient te worden opgelegd.

 

BESLISSING

7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klacht gegrond;

 legt als maatregel op schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;

 bepaalt dat de schorsing niet loopt gedurende de tijd dat verweerder uit anderen hoofde mocht zijn geschorst.

 

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mr. W.J. Hengeveld, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. G.J. Schipper en mr. C.A. de Weerdt, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 december 2011.

 

griffier          voorzitter

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.