Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-03-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1675
Zaaknummer
10-65
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder dat hij zijn belangen in een bouwzaak niet naar behoren heeft behartigd onder meer doordat hij zijn schade niet heeft onderbouwd met stukken en te laat en niet op de goede wijze nakoming in plaats van schadevergoeding heeft gevorderd. De raad oordeelt dat deze klachten op een onderdeel na ongegrond zijn. Aan verweerder wordt in verband hiermee een waarschuwing opgelegd.
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder tevens dat hij zich niet op zijn retentierecht mogen beroepen toen een opvolgend advocaat het dossier opvroeg.
Inhoudsindicatie
De raad oordeelt dat verweerder zich op zijn retentierecht heeft mogen beroepen omdat klager zijn openstaande declaraties niet heeft voldaan.
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder voorts dat hij geen hoger beroep had mogen instellen zonder overleg met hem.
Inhoudsindicatie
Omdat verweerder op instructie van de deken hoger beroep heeft ingesteld en het instellen van hoger beroep evident in het belang van klager was, is de raad van oordeel dat het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder zonder overleg met klager hoger beroep heeft ingesteld.
Uitspraak
10-65
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief van 11 mei 2010 heeft mr. P.A.M. Manning, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:
klager
wonende te [woonplaats]
tegen: verweerder
advocaat te [plaats]
1.
De klacht is behandeld ter openbare zittingen van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 11 oktober 2010 en 24 januari 2011.
Klager en verweerder, bijgestaan door mr. [X], zijn zowel op 11 oktober 2010 als op 24 januari 2011 verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van de klacht op 11 oktober 2010 zitting gehouden in de volgende samenstelling:
mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. E. Bige, F. Klemann, C.J.M. de Vlieger en P.M. Wilmink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. A. Huber als griffier
en op 24 januari 2011 in de volgende samenstelling:
mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. E.D. Breuning ten Cate, F. Klemann, P.R.M. Noppen en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, en is bijgestaan door
mr. A. Huber, griffier.
2.
Klager verwijt verweerder dat hij heeft gehandeld dan wel heeft nagelaten in strijd met de zorg die hij als advocaat behoorde te betrachten ten opzichte van hem, wiens belangen hij behartigde, althans behoorde te behartigen.
Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder - dit betreft klachtonderdeel 1 - dat hij:
a. geen stukken aan de rechtbank heeft overgelegd en geen toelichting heeft gegeven ten bewijze van zijn schadeclaim ter zake van zijn omzet- en winstderving;
b. te laat en niet op de juiste wijze het alsnog leveren van de ontbrekende m2 vloeroppervlakte heeft gevorderd;
c. sub 1, zijn claim tot vergoeding van de door klager voorgeschoten leges voor de bouwvergunning onvoldoende heeft geadstrueerd waardoor de claim is afgewezen;
sub 2, ter onderbouwing van zijn claim dat de projectontwikkelaar verplicht was tot de bouw van een aan- en inpandige woning de akte van levering niet tijdig heeft overgelegd;
d. zich in zinloze details heeft verdiept – hetgeen veel geld heeft gekost – terwijl hij de werkelijk belangrijke dingen heeft laten liggen.
Klachtonderdeel 2 luidt dat het beroep van verweerder op het retentierecht vanwege de ondeugdelijke en onzorgvuldige behandeling van de zaak door hem onbetamelijk en een advocaat onwaardig is.
Klachtonderdeel 3 luidt dat het door verweerder instellen van hoger beroep zonder overleg met klager of zijn huidige advocaat onbetamelijk en een advocaat onwaardig is.
Klager heeft de raad voorts verzocht uit te spreken dat verweerder ten opzichte van hem niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.
3.
De raad gaat uit van de volgende gegevens:
Klager heeft op [….] 2004 een koopovereenkomst gesloten waarbij hij een bedrijfsgebouw heeft gekocht van een projectontwikkelaar. Het was de bedoeling van klager in het bedrijfsgebouw een woning voor hemzelf te realiseren. Op [….] 2004 is een aanvullende overeenkomst gesloten betreffende aanvullende werkzaamheden die de projectontwikkelaar voor klager zou verrichten.
Omdat het bedrijfspand gebreken vertoonde en de projectontwikkelaar zijn verplichtingen met betrekking tot de te verrichten werkzaamheden niet nakwam heeft klager zich in [….] 2004 tot verweerder gewend.
Verweerder heeft een kort geding-procedure voor klager aanhangig gemaakt. Deze procedure heeft geleid tot het kort geding-vonnis d.d. [….] 2005 waarbij de projectontwikkelaar is veroordeeld € 14.300,- aan klager te voldoen.
Tevens heeft verweerder de projectontwikkelaar op [….] 2005 gedagvaard waarbij aanvankelijk een verklaring voor recht is gevorderd dat de projectontwikkelaar aansprakelijk is voor de schade van klager en is gevorderd de projectontwikkelaar te veroordelen de schade aan klager te voldoen nader op te maken bij staat.
Tijdens een comparitie in de daarop gevolgde procedure is afgesproken dat de schade in de reeds aanhangige procedure aan de orde zou komen zodat geen aparte schade-staatprocedure gevoerd hoefde te worden.
In de bodemprocedure zijn onder meer de volgende tussenvonnissen gewezen:
[….] 2005, [….] 2006, [….] 2007, [….] 2008, [….] 2008, [….] 2009. Slechts een deel van deze tussenvonnissen zijn in het kader van de behandeling van de klacht overgelegd.
Tevens heeft een deskundige meerdere malen een onderzoek verricht en vragen beantwoord.
In punt 4.1 van het tussenvonnis van [….] 2008 overweegt de rechtbank dat klager ter gelegenheid van het pleidooi, dat op [….] 2008 heeft plaatsgevonden, heeft aangevoerd dat de projectontwikkelaar in beginsel de ontbrekende vierkante meters vloeroppervlakte dient te leveren en niet kan volstaan met betaling van een geldbedrag waarna de rechtbank heeft geoordeeld dat het voor het eerst tijdens het pleidooi ingenomen standpunt gepasseerd dient te worden onder meer omdat hieraan geen eiswijziging ten grondslag ligt. Bovendien is reeds een eindbeslissing genomen op dit punt zodat dit punt niet meer ter discussie kon worden gesteld.
Voorts overweegt de rechtbank in het tussenvonnis van [….] 2008 dat het op de weg van klager had gelegen de door hem geleden schade eerder te onderbouwen met bescheiden. Omdat aanvullend deskundigenonderzoek nodig is, waardoor de procedure toch al wordt vertraagd, wordt klager in de gelegenheid gesteld zijn schade alsnog te onderbouwen. Daarbij heeft de rechtbank in punt 8.4 van het tussenvonnis van [….] 2008 een aantal vingerwijzingen gegeven, onder meer betreffende het causaal verband tussen de opgevoerde schadeposten en de gebreken aan het bedrijfspand.
In punt 9.3 van het vonnis van [….] 2008 overweegt de rechtbank dat uit artikel 6.1 van de overgelegde koopovereenkomst blijkt dat de projectontwikkelaar zorg zal dragen voor de aanvraag van een bouwvergunning, doch dat alle andere eventueel benodigde vergunningen – waaronder de gebruiksvergunning – door klager zullen worden aangevraagd.
In punt 9.4 van datzelfde vonnis overweegt de rechtbank dat klager ter gelegenheid van het pleidooi heeft verwezen naar de akte van levering van het bedrijfsgebouw, maar dat de rechtbank dit passeert omdat de akte van levering zich niet bij de gedingstukken bevindt.
Na het tussenvonnis van [….] 2008 is zijdens klager op [….] 2008 een conclusie genomen met een groot aantal producties.
De nummers van de alinea’s van de conclusie corresponderen met de nummers van de producties. In punt 64 van de conclusie is de winst- en omzetderving van klager besproken.
Achter de tabbladen van de producties 5, 6, 20, 22, 30, 41, 44, 45, 46, 49, 51, 52, 53, 56, 57, 58, 60, 61, 62, 64 en 65 bevindt zich geen productie.
Achter het tabblad van productie 66 bevindt zich conform de inventarisstaat, die voorafgaand aan de producties is overgelegd, een overzicht van de prognose van het resultaat van het bedrijf van klager in de jaren 2003 tot en met 2007 en van het daadwerkelijke resultaat in deze jaren hetgeen een negatief verschil van € 129.511,- oplevert. Voorts bevindt zich aldaar de kolommenbalans over 2007, een berekening van het resultaat over 2006, de voorlopige resultaten per [….] 2005, de winst- en verliesrekening 2004.
In het tussenvonnis d.d. [….] 2008 bespreekt de rechtbank de schadeposten.
In punt 9.11 van voornoemd vonnis overweegt de rechtbank dat door de projectontwikkelaar niet is betwist dat zij zorg diende te dragen voor een bouwvergunning voor de verdiepingsvloer, doch dat klager uiteindelijk de bouwvergunning heeft aangevraagd waarna de rechtbank oordeelt dat de leges ad
€ 650,- verband houdende met de aanvraag van de bouwvergunning voor de verdiepingsvloer voor vergoeding in aanmerking komen.
In punt 9.41 van voornoemd tussenvonnis heeft de rechtbank te [plaats] overwogen dat klager thans een bedrag van € 130.000,- vordert wegens omzetderving, terwijl hij bij de akte overlegging schadestaatlijst met producties nog een bedrag vorderde van
€ 70.000,-.
Punt 9.42 van het tussenvonnis van [….] 2008 luidt als volgt:
“Hoewel de rechtbank het in beginsel zeer wel aannemelijk acht dat (de raad leest:) klager in zijn schildersbedrijf omzet- en winstderving zal hebben ondervonden vanwege de gebreken in het door (de raad leest:) de verkoper aan hem geleverde bedrijfsgebouw van waaruit hij zijn schildersbedrijf exploiteert, heeft (de raad leest:) klager zijn vordering op geen enkele wijze onderbouwd door bijvoorbeeld het overleggen van omzet- en winstgegevens over een aantal jaren. De rechtbank had hem hiertoe in het zesde gedachtestreepje van rechtsoverweging 8.4 in het vonnis van [….] 2008 uitdrukkelijk uitgenodigd. Bovendien heeft (de raad leest:) klager geen enkele toelichting gegeven op de zeer forse stijging van zijn vordering. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden de vordering van (de raad leest:) klager ter zake van winst- en omzetderving als onvoldoende gesteld, afgewezen moet worden.”
In het eindvonnis d.d. [….] 2009 is klager deels in het gelijk gesteld. De projectontwikkelaar is veroordeeld aan klager, in aanvulling op het reeds in het kort gedingvonnis toegekende schadevergoeding ad € 14.300,-, € 49.343,31, te vermeerderen met rente en kosten, te betalen wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst en de aanvullende overeenkomst.
Klager heeft zich in [….] 2008 tot [X] gewend met het verzoek de behandeling van zijn zaak van verweerder over te nemen.
Bij brief d.d. [….] 2008 heeft [X] aan verweerder verzocht op zo kort mogelijke termijn het volledige dossier waaronder de originele bewijsstukken aan haar te doen toekomen, welk verzoek zij bij brief van [….] 2008 heeft herhaald. In deze laatste brief heeft [X] verweerder bericht dat zij ernstig wordt belemmerd in haar bijstand aan klager wegens het ontbreken van de stukken.
Per e-mail d.d. [….] 2008 heeft verweerder aan [X] bericht dat hij niet zonder meer bereid is de stukken af te geven indien geen zekerheidstelling voor zijn declaraties wordt verstrekt en tevens heeft hij zich beroepen op zijn retentierecht.
Bij brief van [….] 2008 heeft [X] om spoedbemiddeling door de Deken gevraagd.
De adjunct-secretaris heeft [X] namens de Deken bij brief van [….] 2008 bericht dat de deken als voorwaarde pleegt te stellen dat het bedrag van de openstaande declaraties onder de deken wordt gestort.
Bij brief van [….] 2008 heeft [X] aan de deken bericht dat het verweerder onder de gegeven omstandigheden niet zonder meer vrijstaat zich op zijn retentierecht te beroepen.
Bij brief van [….] 2008 heeft de deken aan [X] bericht dat er sprake is van een geschil tussen klager en verweerder over de declaraties van verweerder en dat klager daarom slechts recht heeft op afgifte van zijn dossier indien hij het openstaande bedrag onder de deken heeft gestort.
Bij brief van [….] 2010 heeft de Deken klager bericht dat hij telefonisch met verweerder heeft afgesproken dat verweerder tijdig de appeldagvaarding tegen het vonnis van [….] 2009 zal laten uitbrengen opdat de beroepstermijn veilig wordt gesteld.
Per e-mail d.d. [….] 2010 heeft klager de Deken laten weten dat hij op [….] 2009 vanwege zijn financiële situatie genoodzaakt was aan de tegenpartij te berichten dat hij afstand doet van hoger beroep.
Op [….] 2010 is de dagvaarding waarbij hoger beroep werd aangetekend in opdracht van verweerder aan de advocaat van de projectontwikkelaar betekend.
4.
Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:
Hij heeft de stukken waaruit zijn omzet- en winstderving blijkt tot driemaal toe aan verweerder doen toekomen. De derde keer was op zondag [….] 2008. Blijkens de urenspecificatie heeft verweerder op die dag 150 minuten besteed aan de bespreking met klager. Desondanks heeft verweerder de stukken niet aan de rechtbank doen toekomen waardoor de rechter heeft besloten de vordering op dit punt af te wijzen ook al achtte de rechtbank omzet- en winstderving aannemelijk.
Van verweerder had mogen worden verwacht dat hij zich actief had ingezet voor het op de juiste wijze en met de juiste stukken onderbouwen van de vordering van klager.
Het was zijn verantwoordelijkheid de stukken compleet en goed gemotiveerd aan de rechtbank te doen toekomen.
Ten onrechte beroept verweerder zich er op dat hij met de wijze waarop zijn vordering is onderbouwd heeft ingestemd.
De kosten van verweerder zouden veel lager zijn geweest indien verweerder de stukken de eerste keer dat dat mogelijk was had overgelegd. Het de eerste keer niet overleggen van de stukken was volgens verweerder te wijten aan zijn secretaresse, die de stukken niet goed gekopieerd had.
Een voorbeeld van het feit dat verweerder te veel tijd besteedde aan zinloze details betreft het bewapeningsstaal in de vloer. Ook nadat de deskundige te kennen had gegeven dat 12 mm. onvoldoende was wilde verweerder koste wat kost aantonen dat het bewapeningsstaal 11 mm. was.
Hij heeft direct na het vonnis van [….] 2007 gebeld, ge-sms’t en gemaild met het verzoek om uitleg. Hij heeft geen enkele reactie van verweerder ontvangen.
Omdat de wijze waarop verweerder zijn zaak heeft behandeld tot grote onvrede bij hem leidde, heeft hij zich in [….] 2008 gewend tot [X].
Omdat verweerder jegens hem is tekortgeschoten had verweerder zich niet op zijn retentierecht mogen beroepen.
Het vonnis d.d. [….] 2009 was teleurstellend voor hem.
Noch de deken, noch verweerder heeft over het aantekenen van hoger beroep met hem of [X] overlegd. Hij heeft geen opdracht gegeven tot het aantekenen van hoger beroep en evenmin heeft hij daarvoor toestemming verleend.
5.
Verweerder heeft het volgende tot zijn verweer aangevoerd:
Van klager staan facturen open vanaf [….] 2005. Hij heeft klager daarover bij herhaling aangesproken en voorts heeft hij hem klemmend verzocht zekerheid te verstrekken voor de openstaande posten die meer dan € 22.000,- belopen. Elke reactie van klager op zijn verzoeken is uitgebleven.
De klachten hebben uitsluitend betrekking op de werkzaamheden in 2008.
De door klager aan hem verstrekte bescheiden zijn door hem in het geding gebracht en hij heeft wel degelijk inzage verstrekt in de schade die klager heeft geleden.
Aan de akte d.d. [….] 2007 na tussenvonnis van [….] 2007 is een door klager opgestelde schadestaat gehecht die uitkomt op een schade van € 496.648,62.
Voorts is ten behoeve van het pleidooi op [….] 2008 een akte overlegging schadestaatlijst in het geding gebracht, die uitkomt op een schade van € 485.309,45 met 55 producties.
Vervolgens heeft hij bij conclusie na tussenvonnis van [….] 2008 wederom een groot aantal bewijsstukken met toelichting per schadepost in het geding gebracht.
Hij is als advocaat niet verantwoordelijk voor de inhoud van de stukken die klager aan hem heeft aangeleverd.
Met nadruk ontkent hij de claim van klager eigenmachtig te hebben verhoogd of dat hij gehandeld zou hebben tegen de uitdrukkelijke instructie van klager.
De kwestie van de woon- of gebruiksvergunning heeft hij onder de aandacht van de rechter gebracht.
Over klachtonderdeel 1d is hij hogelijk verbaasd. Niet hij maar klager had de onbedwingbare neiging om details aan de orde te stellen. Klager heeft van de bewapening foto’s gemaakt en hem verzocht deze onder de aandacht van de deskundige en de rechtbank te brengen.
Hij heeft klager bij herhaling gewezen op het ernstig oplopen van de openstaande declaraties. Klager is regelmatig verzocht om betalingsafspraken te maken. Met betrekking tot de betaling van zijn nota’s deed klager er steeds het zwijgen toe.
Klager heeft van alle stukken afschriften ontvangen. Daarom beschikte hij over het volledige dossier.
Terecht heeft hij zich op zijn retentierecht beroepen. Klager heeft daarvan geen nadeel ondervonden.
Hij heeft voorafgaand aan het aantekenen van hoger beroep getracht per telefoon met klager te overleggen maar hij heeft klager niet kunnen bereiken.
Klager heeft met vele mensen en instanties problemen, waaronder met zijn accountant en het bedrijfsfonds in de branche waarin hij werkzaam is.
De accountant weigerde de administratie aan klager af te geven zolang de openstaande nota’s niet waren voldaan.
Hij is van mening dat hij heeft gehandeld zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat betaamt.
6.
De raad beoordeelt de klacht als volgt:
Ten aanzien van klachtonderdeel 1a: het verwijt dat verweerder geen stukken aan de rechtbank heeft overgelegd en geen toelichting heeft gegeven ten bewijze van de schadeclaim van klager ter zake van zijn omzet- en winstderving:
Blijkens de conclusie na het tussenvonnis van [….] 2008 d.d. [….] 2008 heeft verweerder in punt 64 de winst- en omzetderving van klager toegelicht en is als productie 66 een overzicht van de prognose van het resultaat van het bedrijf van klager in de jaren 2003 tot en met 2007 en van het daadwerkelijke resultaat in deze jaren overgelegd alsmede de kolommenbalans over 2007, een berekening van het resultaat over 2006, de voorlopige resultaten per [….] 2005, de winst- en verliesrekening 2004. Dat klager meer en/of andere stukken ter onderbouwing van zijn omzet- en winstderving aan verweerder heeft doen toekomen is gesteld noch gebleken.
Verweerder had gezien de wijze waarop hij zijn conclusie na tussenvonnis heeft ingericht de hiervoor genoemde stukken als productie 64 in plaats van als productie 66 moeten overleggen.
De raad gaat er vanuit dat de rechtbank de stukken heeft aangetroffen, althans heeft kunnen aantreffen. Immers de raad is de stukken zelf zonder enig probleem op het spoor gekomen.
Waarom de rechtbank heeft overwogen dat klager zijn vordering op dit punt op geen enkele wijze heeft onderbouwd kan in het midden blijven. Zulks had in hoger beroep aan de orde kunnen worden gesteld.
Gezien het hier voorgaande is het niet juist dat verweerder geen stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van de omzet- en winstderving van klager en de schadeclaim van klager op dit punt niet heeft toegelicht. Daarom is dit onderdeel van de klacht ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel 1b: het verwijt dat verweerder te laat en niet op de juiste wijze het alsnog leveren van de ontbrekende m2 vloeroppervlakte heeft gevorderd:
Dat klager vroegtijdig aan verweerder te kennen heeft gegeven dat hij alsnog de ontbrekende m2 vloeroppervlak wenst te ontvangen en geen schadevergoeding heeft klager wel gesteld, maar dat heeft hij niet, althans onvoldoende onderbouwd met stukken.
Dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door pas tijdens pleidooi aan te voeren dat de projectontwikkelaar in beginsel de ontbrekende vierkante meters vloeroppervlak alsnog dient te leveren en niet kan volstaan met de betaling van een geldbedrag is derhalve niet vast komen te staan. Daarom is dit onderdeel van de klacht ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel 1c sub 1: het verwijt dat verweerder de claim tot vergoeding van de door klager voorgeschoten leges voor de bouwvergunning onvoldoende heeft geadstrueerd waardoor de claim is afgewezen:
Bij vonnis van [….] 2008 punt 9.11 in combinatie met het vonnis van [….] 2009 is aan klager een schadevergoeding ad € 650,- toegekend ter vergoeding van de kosten van de bouwvergunning die hij heeft betaald en die de projectontwikkelaar had moeten betalen. Daarom mist klachtonderdeel 1c sub 1 feitelijke grondslag en is het ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel 1c sub 2: het verwijt dat verweerder ter onderbouwing van de claim van klager dat de projectontwikkelaar verplicht was tot de bouw van een aan- en inpandige woning de akte van levering niet tijdig heeft overgelegd:
Klager heeft onweersproken gesteld dat hij de akte van levering tijdig aan verweerder heeft doen toekomen.
In punt 9.4 van het vonnis van [….] 2008 heeft de rechtbank met betrekking tot de claim van klager betreffende de woning overwogen dat van de zijde van klager ter gelegenheid van het pleidooi is verwezen naar de akte van levering van het bedrijfsgebouw, maar dat de rechtbank dit passeert omdat de akte van levering zich niet bij de gedingstukken bevindt waarna de rechtbank de vordering van klager op dit punt afwijst.
Verweerder heeft vervolgens de akte van levering op een gebrekkige wijze – op de inventarislijst wordt de akte van levering niet genoemd en de akte van levering is zonder nadere toelichting of aankondiging gevoegd bij een nota voor teken- en calculatiewerk - bij de conclusie na tussenvonnis van [….] 2008 d.d. [….] 2008 overgelegd. Aldus heeft verweerder de akte van levering te laat in het geding gebracht. Immers de rechtbank had dit onderdeel van de vordering reeds afgedaan in het tussenvonnis van [….] 2008. Daarom is klachtonderdeel 1c sub 2 gegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel 1 d: het verwijt dat verweerder zich in zinloze details heeft verdiept – hetgeen veel geld heeft gekost – terwijl hij de werkelijk belangrijke dingen heeft laten liggen:
Van de voorbeelden die klager ter onderbouwing van dit klachtonderdeel heeft aangevoerd kan niet worden gezegd dat zij destijds van elk belang ontbloot waren en/of dat het zinloze details betroffen. Daarom is dit onderdeel van de klacht ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel 2: het verwijt dat het beroep van verweerder op het retentierecht vanwege de ondeugdelijke en onzorgvuldige behandeling van de zaak door hem onbetamelijk en een advocaat onwaardig is:
Gezien hetgeen bij klachtonderdeel 1 is overwogen, is niet vast komen te staan dat verweerder de zaak van klager zo ondeugdelijk en onzorgvuldig heeft behandeld, dat hij zich om die reden niet op zij retentierecht heeft mogen beroepen.
Omdat klager een aantal declaraties van verweerder niet heeft voldaan en het openstaande bedrag niet bij de deken heeft gedeponeerd, en ook niet op andere wijze zekerheid heeft gesteld voor de voldoening van de openstaande declaraties, heeft verweerder niet in strijd met de gedragsregels gehandeld door het dossier onder zich te houden.
Dat verweerder klager in de gelegenheid heeft gesteld zekerheidstelling voor de openstaande declaraties aan te bieden leidt de raad af uit het e-mailbericht d.d. [….] 2008 van verweerder aan [X].
Het hier voorgaande leidt tot het oordeel dat verweerder zich niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen door zich op zijn retentierecht te beroepen. Daarom is dit onderdeel van de klacht ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel 3: het verwijt dat het door verweerder instellen van hoger beroep zonder overleg met klager of zijn huidige advocaat onbetamelijk en een advocaat onwaardig is:
Vast staat dat verweerder op instructie van de Deken hoger beroep heeft aangetekend.
Omdat verweerder volgens klager fouten heeft gemaakt in de procedure die bij de rechtbank is gevoerd, welke fouten in hoger beroep hadden kunnen worden hersteld, was het evident in het belang van klager dat de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan zou worden veilig gesteld.
Gesteld noch gebleken is dat klager materiële schade heeft ondervonden van het aantekenen van hoger beroep door verweerder.
Dit onderdeel van de klacht is gezien het hier voorgaande ongegrond ook al heeft er geen overleg met klager plaatsgevonden over het aantekenen van hoger beroep.
Omdat uitsluitend klachtonderdeel 1c sub 2 gegrond is en alle overige klachten ongegrond zijn wordt het verzoek van klager, uit te spreken dat verweerder ten opzichte van hem niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt, afgewezen.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
Klachtonderdeel 1c sub 2 is gegrond. Alle overige onderdelen van de klacht zijn ongegrond.
Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.
Wijst het verzoek van klager, uit te spreken dat verweerder ten opzichte van hem niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt, af.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling 28 maart 2011.
griffier voorzitter