Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2129

Zaaknummer

R. 3735/11.137

Inhoudsindicatie

Verweerders, compagnons in een advocatenmaatschap, zijn in conflict geraakt met een ex-compagnon. Als uitvloeisel daarvan heeft de ex-compagnon een klacht ingediend ter zake van onder andere onjuiste publiciteitsuitingen, bedrijfsvoering en handelen in strijd met de Boekhoudverordening, waaronder het laten boeken van privébestedingen in de kantooradministratie.  Als uitvloeisel van het conflict heeft de FIOD een onderzoek ingesteld en is tegen verweerders strafrechtelijke vervolging ingesteld. De (deken)klacht houdt in dat verweerders zich hebben schuldig gemaakt aan strafbare feiten, dat zij hebben gehandeld in strijd met de Boekhoudverordening en dat zij de deken onjuist hebben ingelicht.

Inhoudsindicatie

Verweerders hebben privébestedingen in de kantoorboekhouding laten verwerken als uitgaven van het kantoor met het doel deze fiscaal gunstig te bekostigen. Zij hebben hierover en over de opdracht aan hun accountant bij herhaling onjuiste informatie aan de deken verschaft. De administratie voldeed niet aan de Boekhoudverordening.

Inhoudsindicatie

Klacht in alle onderdelen gegrond. Aan elk van verweerders is de maatregel opgelegd van schorsing voor de duur van twee maanden, waarvan zes weken voorwaardelijk.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Deze zaak hangt samen met R.2826/11.137

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 14 juni 2011 heeft klager ambtshalve bij de Raad een klacht ingediend tegen verweerders.

1.2 Op 2 september 2011 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.

1.3 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.4 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 10 oktober 2011. Verschenen zijn mr. E.A. van Win, klager, alsmede verweerders, bijgestaan door hun gemachtigde. De gemachtigde van verweerders heeft een pleitnota overgelegd.

 

FEITEN

2.1 Op 12 juli 2006 heeft mr. X bij klager een klacht ingediend tegen verweerders, hierna genoemd “klacht 1”. In die klacht beklaagde mr. X, die tezamen met verweerders een advocatenmaatschap had gevormd onder de naam Y Advocaten, zich onder meer over het verwerken van uitgaven door of ten behoeve van verweerders in privé in de administratie van het kantoor van Y Advocaten in de jaren 2004 en 2005. Deze uitgaven zouden, aldus de klacht van mr. X, niet vanuit Y Advocaten in een rekening-courantverhouding met de respectievelijke verweerders zijn doorbelast.

2.2 Klager heeft het in de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek naar klacht 1 verricht.

2.3 Verweerders hebben op vragen van klager gereageerd door tussenkomst van hun gemachtigde.

2.4 De gemachtigde van klagers heeft bij brief van 28 september 2006 op klacht 1 gereageerd.

In die brief heeft de gemachtigde onder meer het volgende meegedeeld:

“Cliënten betwisten dat de boekhouding niet klopt. Aan het kantoor is een boekhouder verbonden en de jaarrekening van de maatschap wordt telkenjare gecontroleerd door [naam accountantskantoor], die daartoe meerdere dagen op het kantoor van de maatschap de boeken en de onderliggende bescheiden doorloopt. [naam accountantskantoor], heeft geen aanleiding gevonden op het punt van de privé-kosten opmerkingen te maken; privé-uitgaven hebben cliënten niet clandestien over de kantoorrekening betaald, privé-uitgaven worden steeds in de rekening-courant van cliënten verwerkt.”

2.5 Naar aanleiding van een reactie van mr. X, waarin deze meedeelde dat de accountant van Y Advocaten slechts een beoordelingsverklaring gaf, heeft de gemachtigde van verweerders dit in een brief van 14 november 2006 ontkend.

Verweerders deden onder meer meedelen:

“De beschuldiging dat de boekhouder op instructie van mijn cliënten opzettelijk hun privé-uitgaven boekt op posten waar zij niet thuishoren, wordt ontkend. Jaarlijks vlooien medewerkers van [naam accountantskantoor] een week lang de bonnetjes, facturen en betalingen uit. Een controle vindt derhalve wel degelijk plaats, …. “.

2.6 Naar aanleiding van een nadere reactie van mr. X, heeft de gemachtigde van klagers bij brief van 14 december 2006 meegedeeld dat er slechts eenmaal een post verkeerd was geboekt en dat dit zou worden gecorrigeerd.

2.7 Klager heeft na afsluiting van het dekenonderzoek klacht 1 aan de Raad van Discipline gezonden.

2.8 Op 30 maart 2007 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad klacht 1 als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.

Tegen deze beslissing heeft mr. X verzet ingesteld.

2.9 Bij beslissing van 9 juli 2007 (nr. R.2826/07.40) heeft de Raad mr. X in het verzet ontvankelijk verklaard en de zaak terugverwezen naar klager voor nader onderzoek.

Tegen deze beslissing heeft klager hoger beroep ingesteld. Het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 10 september 2007 het hoger beroep afgewezen.

2.10 De behandeling van de zaak met nr. R. 2826/07.40 is aangehouden in verband met een onderzoek van de FIOD.

2.11 Op 6 maart 2009 vond een doorzoeking plaats ten kantore van Y Advocaten.

De doorzoeking vond plaats in het kader van het strafrechtelijk onderzoek tegen verweerders.

2.12 Op 11 juni 2009 hebben verweerders, vergezeld van hun toenmalige gemachtigde, een gesprek gevoerd met leden van de Raad van Toezicht, onder wie de ambtsvoorganger van klager. Van het gesprek is een verslag opgemaakt.

2.13 In het gesprek van 11 juni 2009 hebben verweerders meegedeeld dat een correctie had plaatsgevonden in de boekhouding van Y Advocaten van ongeveer € 45.000,--. Ten onrechte waren facturen in de boekhouding van Y Advocaten opgenomen als zouden die facturen betrekking hebben op zakelijke, aan het functioneren van Y Advocaten gerelateerde kosten. Verweerders deelden mee dat het in feite privé-uitgaven van henzelf betrof. Verweerders bevestigden tevens dat de accountant van Y Advocaten een samenstellingsopdracht had.

Verweerders deelden mee dat de belangrijkste oorzaak van de (onterechte) boekingen slordigheid was, maar dat ook een aantal evidente missers was geconstateerd.

2.14 In november 2009 is het onderzoek van de FIOD afgerond.

2.15 In de strafzaken zijn verweerders door de Officier van Justitie gedagvaard tegen de zitting van 14 januari 2011 van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank ’s-Gravenhage. De strafzaken zijn nog aanhangig.

 

KLACHT

3.1 De klacht houdt in dat verweerders inbreuk hebben gepleegd op verordeningen van de Nederlandse Orde van Advocaten en niet hebben gehandeld zoals behoorlijke advocaten betaamt.

De klacht is uitgewerkt in de volgende verwijten:

a. verweerders hebben zich schuldig gemaakt aan strafbare feiten, waaronder het plegen van valsheid in geschrift en het doen van onjuiste belastingaangiften, waardoor zij het vertrouwen in de advocatuur en hun eigen beroepsuitoefening hebben geschaad;

b. verweerders hebben klager onjuist ingelicht in een jegens hen aanhangige klachtzaak, waardoor zij hebben gehandeld in strijd met gedragsregel 37;

c. verweerders hebben gehandeld in strijd met de destijds geldende Boekhoudverordening 1998, opgevolgd door de Verordening op de administratie en de financiële integriteit (Vafi), door in de boekhouding van Y Advocaten facturen te verwerken die valselijk waren opgesteld en die betrekking hadden op goederen en diensten die niet aan Y Advocaten werden geleverd, zodat in de betrokken periode niet steeds de rechten en plichten als bedoeld in de verordeningen konden worden vastgesteld.

 

VERWEER

4. Verweerders hebben zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Voorop staat dat verweerders gezamenlijk verweer hebben gevoerd en zich blijkens hun opstelling gezamenlijk tuchtrechtelijk verantwoordelijk achten voor de verweten gedragingen.

Hetgeen hierna wordt overwogen en geoordeeld heeft dan ook betrekking op elk van verweerders.

Klachtonderdeel a

5.2 Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de advocaten ingevolge artikel 46 van de Advocatenwet aan de tuchtrechtspraak onderworpen zijn terzake van onder meer handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

5.3 Vaststaat dat verweerders gedurende de boekjaren 2004 en 2005 privébestedingen hebben gedaan, welke in de boekhouding van hun maatschap zijn opgenomen als uitgaven van het kantoor. Daartoe hebben verweerders bewerkstelligd dat de facturen voor de betrokken bestedingen werden geadresseerd aan het kantoor.

Verweerders hebben dit erkend en hebben daarbij aangegeven dat het gaat om gedragingen in hun hoedanigheid van omzetbelasting- en vennootschapsbelastingplichtige ondernemer om de privébestedingen fiscaal gunstig te bekostigen.

5.4 Verweerders hebben de privébestedingen doen verwerken in de administratie van hun advocatenpraktijk, zodat deze gedragingen in zodanige mate betrekking hebben op de praktijkuitoefening dat de tuchtrechter bevoegd is deze te beoordelen.

5.5 Verweerders hebben bestreden dat op hun handelen een strafrechtelijke kwalificatie als valsheid in geschrift van toepassing is. Zij hebben gesteld dat zij bij de strafrechter onder meer het standpunt zullen innemen dat geen sprake is van valsheid in geschrift in strafrechtelijke zin.

Dit neemt niet weg dat verweerders, zoals zij hebben erkend, in tuchtrechtelijke zin laakbaar hebben gehandeld door zoals voormeld privébestedingen ten laste van de advocatenpraktijk te laten boeken.

Aldus doende hebben verweerders niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, hetgeen meebrengt dat dit klachtonderdeel gegrond is.

Klachtonderdeel b

5.6 De beoordeling van dit klachtonderdeel wordt ingegeven door gedragsregel 37, op grond waarvan de advocaat, bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken.

5.7 Klager heeft zich blijkens het dossier tot verweerders gewend naar aanleiding van een door mr. X op 12 juli 2006 tegen verweerders ingediende klacht. Het behoort tot de wettelijke taak van klager die klacht te onderzoeken.

Verweerders hebben op vragen van klager gereageerd.

5.8 Verweerders hebben naar aanleiding van de onderhavige klacht aangevoerd dat in dit geval gedragsregel 37 niet van toepassing is. Volgens verweerders heeft klager inzake de klacht van mr. X om commentaar respectievelijk een reactie van verweerders op de klacht verzocht en niet om inlichtingen gevraagd.

5.9 De Raad is van oordeel dat het beroep van verweerders op niet-toepasselijkheid van gedragsregel 37 niet opgaat. Het behoort bij uitstek tot de taak van klager als deken om een klacht te onderzoeken. Het vragen van commentaar op de in de klacht verweten gedragingen behoort vanzelfsprekend te worden beschouwd als een verzoek tot het geven van inlichtingen aan de deken.

5.10 Verweerders hebben bij brief van hun gemachtigde van 28 september 2006 aan klager doen meedelen dat zij betwistten dat de boekhouding niet klopt, dat privé-uitgaven door verweerders niet clandestien over de kantoorrekening zijn betaald en dat privé-uitgaven steeds in de rekening-courant van verweerders werden verwerkt.

5.11 In verband met het onderzoek van klager hebben verweerders voorts doen meedelen dat hun accountant een controle deed van de boekhouding. Naar later is gebleken had de accountant, in elk geval in de betrokken jaren, geen controleopdracht, maar een samenstellingsopdracht of beoordelingsopdracht.

5.12 Tijdens het gesprek van verweerders op 11 juni 2009 met leden van de Raad van Toezicht, onder wie de ambtsvoorganger van klager, hebben verweerders weliswaar erkend dat er onterechte boekingen hadden plaatsgevonden, maar hebben zij als reden daarvoor aangegeven dat die uit slordigheid waren begaan, naast een aantal evidente missers.

5.13 Blijkens het verweerschrift dat verweerders in de onderhavige klachtzaak hebben ingediend, erkennen zij dat zij actief en ten onrechte privé-uitgaven in de boekhouding van hun kantoor hebben laten verwerken. Voorts blijkt uit het dossier dat de aldus geboekte privé-uitgaven niet in rekening-courant aan verweerders zijn doorbelast.

5.14 Uit het voorgaande volgt dat verweerders bij herhaling onjuiste informatie aan klager hebben verschaft. Zij hebben ten onrechte meegedeeld dat de boekhouding in orde was, dat zij niet clandestien privé-uitgaven van de kantoorrekening hebben betaald en dat privé-uitgaven in rekening-courant werden doorbelast (‘verwerkt’). Ook over de opdracht aan hun accountant hebben verweerders onjuiste informatie verstrekt. De latere mededeling dat onterechte boekingen uit slordigheid waren begaan is evenzeer onjuist, nu gebleken is dat verweerders bewust hebben gehandeld.

5.15 Aldus doende hebben verweerders zich telkens, door te handelen in strijd met gedragsregel 37, schuldig gemaakt aan gedragingen die een behoorlijk advocaat niet betamen.

5.16 Klachtonderdeel b is gegrond.

Klachtonderdeel c

5.17 De Raad stelt voorop dat in de jaren 2004 en 2005, waarin de gewraakte boekingen van privébestedingen hebben plaatsgevonden, de Boekhoudverordening 1998 van toepassing was. De in de klacht genoemde Vafi is pas later in werking getreden en is hier derhalve niet van toepassing.

5.18 Zoals hiervoor is overwogen, hebben verweerders, teneinde privébestedingen door “kantoor” te laten bekostigen, bewerkstelligd dat facturen voor privébestedingen ten name van het kantoor werden gesteld.

Ook hebben zij in het kader van het dekenonderzoek naar de klacht van mr. X doen meedelen dat privé-uitgaven steeds in rekening-courant werden verwerkt. Later is gebleken dat de privé-uitgaven niet in rekening-courant werden verwerkt.

5.19 Op grond van artikel 2 van de Boekhoudverordening 1998 was de advocaat verplicht ten aanzien van zijn praktijk een administratie op zodanige wijze te voeren dat te allen tijde de rechten en verplichtingen konden worden vastgesteld.

Uit het voorgaande volgt dat in de boekhouding van het kantoor facturen werden opgenomen die ten onrechte aan het kantoor geadresseerd waren, terwijl bovendien, anders dan verweerders hebben doen stellen, geen sprake was van doorbelasting van privé-uitgaven in rekening-courant. Daardoor gaven de cijfers in de betrokken jaren een misleidend beeld van de werkelijke verplichtingen van het advocatenkantoor.

Verweerders hebben dan ook gehandeld in strijd met de Boekhoudverordening 1998.

Klachtonderdeel c is gegrond.

 

MAATREGEL

6.1 Naar het oordeel van de Raad hebben verweerders zich aan zeer ernstige overtredingen schuldig gemaakt. Zij hebben “gesjoemeld” met rekeningen teneinde daaruit financieel gewin te behalen. Zij hebben bij herhaling, en naar het de Raad voorkomt: bewust, de deken onjuist ingelicht, waardoor de uitvoering van diens wettelijke taken werd gefrustreerd.

Verweerders hebben aldus doende hun betrouwbaarheid als advocaten in de waagschaal gelegd en hebben schade toegebracht aan het vertrouwen in hun beroepsuitoefening.

De Raad is van oordeel dat de ernst van de overtredingen zodanig is dat niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke schorsing, zoals door de raadsman van verweerders is bepleit. Rekening wordt gehouden met het tijdsverloop tussen de gedragingen en de thans gegeven beslissing en met het gegeven dat verweerders strafrechtelijk worden vervolgd.

De Raad acht de hierna vermelde maatregel passend en geboden.

 

BESLISSING

7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

 legt aan ieder van verweerders de navolgende maatregel op:

schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee maanden, met bepaling dat deze maatregel voor de duur van zes weken niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de Raad van Discipline later anders mocht bepalen op grond dat de betrokken verweerder zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaar heeft schuldig gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging, en met bepaling dat de schorsing ingaat op een tijdstip waarop de betrokken verweerder niet uit anderen hoofde mocht zijn geschorst.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. L.P.M. Eenens, mr. P.C.M. van Schijndel en mr. A.J.N. van Stigt, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 november 2011.

 

griffier          voorzitter

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.