Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-08-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1993

Zaaknummer

R. 3749/11.151

Inhoudsindicatie

De omstandigheid dat de deken klaagster niet persoonlijk te woord heeft gestaan is niet verwijtbaar, tenzij klaagster door de gang van zaken in haar belang zou zijn geschaad. De stelling van klaagster dat dit het geval is geweest, is echter onvoldoende onderbouwd.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Nu klaagster zelf geen advocaat op basis van een toevoeging te Dordrecht heeft kunnen vinden en mr. M. over goede kwaliteiten bezit om klaagsters zaak c.q. belangen te behartigen heeft de deken mr. M. als advocaat aangewezen. Deze beslissing valt onder de beleidsvrijheid van de deken. Op basis van artikel 13 Aw is toewijzing van een advocaat in de woonplaats van verzoeker bovendien geen vereiste. Niet is gebleken dat het voor klaagster onmogelijk is om contact te onderhouden met een advocaat te Gorinchem

Uitspraak

 

Verloop van de procedure

1 Bij faxbrief van 7 april 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, is het dossier op 5 augustus 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

 

Inhoud van de klacht

2 Klaagster verwijt verweerster dat zij:

a. na het indienen van een verzoek van klaagster ex artikel 13 Advocatenwet gedurende meer dan drie weken telefonisch voor klaagster onbereikbaar was en niet bereid was op een fatsoenlijke manier met haar te communiceren;

b. op haar naam aan klaagster verzonden correspondentie laat ondertekenen door een secretaresse of adjunct-secretaris;

c. naar aanleiding van klaagsters verzoek tot aanwijzing advocaat ten onrechte informatie heeft ingewonnen bij onbekende personen bij de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) en de Sociale verzekeringsbank (SVB);

d. geen openheid van zaken heeft verschaft en klaagster informatie heeft onthouden door klaagster niet te informeren over de inhoud van de met de hiervoor sub c vermelde personen gevoerde gesprekken;

e. een advocaat te Gorinchem heeft aangewezen in plaats van een advocaat te Dordrecht en na 18 maart 2011 niet bereid was een advocaat in Dordrecht aan te wijzen;

f. klaagster in een brief van 5 april 2011 verzocht heeft haar “niet meer lastig te vallen”, hetgeen klaagster ongepast acht.

 

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Klaagster heeft zich bij brief van 11 maart 2011 tot verweerster gewend met een verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet (Aw) naar aanleiding van een door of namens de SDD gelegd beslag op klaagsters AOW-uitkering.

- Bij brief van 15 maart 2011 heeft verweerster de SDD verzocht om toezending van het dwangbevel. Een kopie van deze brief heeft verweerster aan klaagster doen toekomen. Deze brief is p/o ondertekend.

- Verweerster heeft klaagster naar aanleiding van haar verzoek bij brief van 18 maart 2011 mr. M. te Gorinchem als advocaat toegewezen.

- Bij e-mail bericht van 20 maart 2011 heeft klaagster verweerster verzocht een andere advocaat aan te wijzen in Dordrecht.

- Verweerster heeft klaagster bij brief van 22 maart 2011 laten weten dat zij blijft bij haar aanwijzing van mr. M.

- Bij brief van 5 april 2011 heeft verweerster klaagster als volgt geschreven:

“In uw e-mailbericht van 19 maart jl. verzoekt u mij zo spoedig mogelijk toe te sturen de verslagen van twee door mij gevoerde telefoongesprekken. U hebt dit verzoek tevens telefonisch besproken met mijn adjunct-secretaris (red.). Zij maakte u daarbij al kenbaar dat in de regel van telefoongesprekken geen rapporten c.q. verslagen worden opgesteld. Bij deze mededeling sluit ik mij aan.

Van de door u bedoelde gesprekken, het opvragen van stukken, is geen verslag opgesteld en zal ook geen verslag opgesteld worden. De noodzaak en gehoudenheid daartoe ontbreekt.

U heeft heden wederom telefonisch contact opgenomen met een van onze bureaumedewerksters en haar meegedeeld dat u mij hierover wil spreken. Ik heb echter niets toe te voegen aan de mededeling van mijn adjunct-secretaris en deze schriftelijke bevestiging. U zult het hiermee moeten doen.

Ik verzoek u ons hierover niet meer lastig te vallen.”

 

Beoordeling van de klacht

De ontvankelijkheid

4.1 De aard van de functie van deken brengt mee dat bij de tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een deken is onderworpen, terughoudendheid dient te worden betracht vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt. De beleidsvrijheid van de deken is in deze zaak slechts gedeeltelijk in het geding, zodat voor het betrachten van terughoudend in dit geval slechts gedeeltelijk grond bestaat. Klaagster klaagt over gedragingen van de deken en is derhalve ontvankelijk in haar klacht.

Algemeen

4.2 Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster in haar hoedanigheid van deken kan slechts sprake zijn indien de deken bij het uitoefenen van haar functie haar taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen dat zij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.3 Op basis van de tegenstrijdige stellingen van klaagster en verweerster betreffende haar (telefonische) bereikbaarheid voor klaagster na 18 maart 2011 kan niet worden vastgesteld dat verweerster voor klaagster niet bereikbaar was. Klaagster heeft erkend dat zij diverse malen telefonisch te woord is gestaan door de medewerkers van het bureau van verweerster en dat verweerster meermalen met klaagster heeft gecorrespondeerd. De omstandigheid dat verweerster klaagster niet persoonlijk te woord heeft gestaan is niet verwijtbaar, tenzij klaagster door de gang van zaken in haar belang zou zijn geschaad. De stelling van klaagster dat dit het geval is geweest, is echter onvoldoende onderbouwd.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.4 Indien correspondentie, afkomstig van de deken, in casu verweerster, bij haar afwezigheid wordt getekend door iemand van het ordebureau of de adjunct-secretaris, is en blijft de deken verantwoordelijk voor de inhoud van de betreffende correspondentie. Verweerster heeft haar verantwoordelijkheid ten aanzien van geen enkele brief aan klaagster ontkend en of betwist. Verweerster volgt ter zake een toegestane en algemene werkwijze.

Ten aanzien van de klachtonderdelen c en d

4.5 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat klaagster door de handelwijze van verweerster in haar belang is geschaad. Klaagster heeft een verzoek tot aanwijzing van een advocaat ingediend, welk verzoek door verweerster is gehonoreerd. Op basis van de stellingen over en weer en de stukken kan worden vastgesteld dat verweerster klaagster voldoende heeft geïnformeerd. Niet kan worden vastgesteld dat verweerster voor klaagster relevante informatie heeft achtergehouden. Dat verweerster bij de SDD en SVB mogelijk informatie heeft ingewonnen, die voor de beoordeling van klaagsters verzoek tot aanwijzing advocaat nodig was, wijst op een zorgvuldige voorbereiding van haar beslissing.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

4.6 Nu klaagster zelf geen advocaat op basis van een toevoeging te Dordrecht heeft kunnen vinden en mr. M. over goede kwaliteiten bezit om klaagsters zaak c.q. belangen te behartigen heeft verweerster mr. M. als advocaat aangewezen. Deze beslissing valt onder de beleidsvrijheid van verweerster als deken. Op basis van artikel 13 Aw is toewijzing van een advocaat in de woonplaats van verzoeker bovendien geen vereiste. Niet is gebleken dat het voor klaagster onmogelijk is om contact te onderhouden met een advocaat te Gorinchem.

Ten aanzien van klachtonderdeel f

4.7 Verweerster heeft klaagster medegedeeld dat zij niet beschikt over verslagen van de door haar met medewerkers van de SDD en SVB gevoerde telefoongesprekken en dat die verslagen er niet zullen komen. Die gang van zaken en de mededeling van verweerster dat zij over dit onderwerp niet meer met klaagster wenst te communiceren is – gelet op de omstandigheden – niet onjuist of onbegrijpelijk. De inhoud van de gesprekken hebben bovendien geen negatieve invloed gehad op de beslissing van klaagsters verzoek tot aanwijzing van een advocaat.

4.8 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met f als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

 

Beslissende

Wijst de klachtonderdelen a tot en met f als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 22 augustus 2011.

 

Plv. voorzitter   

 

 

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.