Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2141

Zaaknummer

11-158A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat over wijze van communiceren gegrond verklaard. Vast is komen te staan dat verweerder klager geen kopieën van correspondentie zond noch stukken vooraf in concept toezond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 22 november 2011

in de zaak 11-158A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 20 mei 2011 binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 19 mei 2011, bij de raad binnengekomen op 20 mei 2011 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 13 september 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 15 in de bij die brief gevoegde inventarislijst en van het door de raad aan die lijst toegevoegde stuk met nummer 16.

2 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. In het kader van deze bijstand heeft verweerder onder meer met de advocaat van de wederpartij gecorrespondeerd alsmede een verweerschrift opgesteld en klager ter zitting bijgestaan.

 

2.2 In zijn brief van 10 april 2009 aan de advocaat van de wederpartij schreef verweerder onder meer:

“Pensioen.

 Cliënt is bereid € 325,-- maandelijks over te maken naar uw cliënte totdat de echtscheiding is ingeschreven in de Gba. Onder de voorwaarde dat als cliënt hiermee netto teveel aan uw cliënte heeft betaald, dat dan uw cliënte het teveel ontvangen terugstort op de rekening van mijn cliënt. (…)”.

2.3 Als bijlage bij het verzoekschrift heeft verweerder een draagkrachtberekening met betrekking tot klager aan de rechtbank gezonden.

2.4 In reactie hierop heeft de wederpartij voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij de rechtbank een berekening van haar eigen draagkracht aan de rechtbank en verweerder gezonden.

2.5 Verweerder heeft zijn brieven aan de advocaat van de wederpartij noch het verweerschrift vooraf in concept aan klager doen toekomen. Evenmin heeft verweerder klager kopieën van de correspondentie met de advocaat van de wederpartij gezonden.

3 De klacht

3.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a) klager niet of niet voldoende informatie heeft gegeven over zijn rechten en plichten, daarover met hem niet of niet voldoende overleg gevoerd heeft voordat hij de advocaat van de wederpartij met voorstellen benaderde en geen concepten van door hem te verzenden stukken of brieven aan klager heeft gestuurd;

b) niet alle correspondentie en stukken die hem in verband met de procedure bereikten aan klager heeft verstrekt;

c) de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd.

3.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

4 Beoordeling

  Ad klachtonderdeel a en b

4.1  De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. In de kern genomen komen deze klachtonderdelen neer op het verwijt dat verweerder tekort is geschoten in zijn communicatie met klager.

4.2 Volgens vaste rechtspraak staat, bij een tuchtrechtelijk oordeel over de wijze waarop de advocaat de belangen van zijn cliënt behartigt, voorop dat deze advocaat daarin een grote mate van beleidsvrijheid heeft. De advocaat dient vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Voorwaarde daarbij is wel dat de cliënt naar behoren wordt geïnformeerd.

4.3 Hoewel verweerder onder overlegging van gespreksverslagen heeft gesteld dat hij een groot aantal besprekingen met klager heeft gevoerd waarin hij met klager overleg heeft gevoerd over de te voeren strategie en de inhoud van te verzenden brieven en stukken, is ter zitting vast komen te staan dat verweerder klager geen kopieën van de correspondentie met de advocaat van de wederpartij heeft doen toekomen. Bovendien heeft verweerder klager concepten van voorstellen niet op voorhand aan klager gezonden. Ook is als onvoldoende betwist komen vast te staan dat klager eerst na de zitting bij de rechtbank een kopie heeft ontvangen van de onder 2.4 bedoelde draagkrachtberekening en dat het namens hem in te dienen verweerschrift niet in concept aan hem is voorgelegd. Door deze handelwijze heeft verweerder het risico genomen dat klager zich onvoldoende goed een oordeel heeft kunnen vormen over namens hem gedane voorstellen en ingenomen stellingen. De klachtonderdelen zijn dan ook gegrond.

 Ad klachtonderdeel c

4.2 Uit de stukken en uit het geen ter zitting naar voren is gekomen is de raad niet gebleken dat verweerder de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd. Klager heeft aangevoerd dat hem naderhand is gebleken dat hij vóór inschrijving van de echtscheidingsbeschikking geen onderhoudsverplichting jegens zijn toekomstige

ex-echtgenote had. Dat standpunt is onjuist. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, geldt de onderhoudsverplichting ook tijdens de echtscheidingsprocedure. Verder is niet gebleken dat het advies om tijdens de echtscheidingsprocedure een bedrag van € 325,-- als voorlopige bijdrage te betalen onjuist is geweest. Bovendien heeft verweerder aan betaling van het maandelijks bedrag van € 325,-- ten opzichte van de wederpartij de voorwaarde verbonden dat als zou blijken dat klager teveel zou hebben betaald, het bedrag zal worden teruggestort. Het klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

5 Maatregel

5.1  Bij oplegging van een maatregel neemt de raad in aanmerking dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat hij in veel zaken, waaronder in ieder geval echtscheidingszaken, zijn cliënten geen kopieën verstrekt van de met (de advocaat van) de wederpartij gevoerde correspondentie. Hoewel aan verweerder niet eerder tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd, brengt dit gegeven en de ernst van de gegrond bevonden klachten mee dat de raad de maatregel van berisping passend en geboden acht.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart:

- de klachtonderdelen a en b gegrond;

- klachtonderdeel c ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman,

M. Pannevis, J.J. Trap, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2011.

 

voorzitter       griffier

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 22 november 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de   indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.