Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-01-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2077

Zaaknummer

10-105

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet onmiddellijk over te gaan tot inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Er is geen toezegging daartoe door verweerster gedaan en het belang van haar cliënte vorderde zulks ook niet.

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft verhinderdata opgevraagd en medegedeeld aan de griffie bij de planning van een kort geding. Klager bleek alsnog verhinderd. Verweerster heeft willen bewilligen in een uitstel naar de middaguren en heeft per abuis een afschrift van de brief aan de griffie niet per gelijke post verzonden aan klager. Verweerster mededeling dat klager nog zou kunnen reageren op haar brief bleek te berusten op een misvatting.

Uitspraak

10-105

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

   

Inzake

      mr. X

      advocaat te [ ]

      hierna te noemen: klager

      en

      Y

      wonende te [ ]          hierna te noemen: klaagster

      hierna samen te noemen: klagers

      tegen

      Mr. B

      advocaat te [ ]          hierna te noemen: verweerster

 

1. Bij brief van 6 juli 2010 heeft mr. A.P.J.M. de Bruyn, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de raad gebracht de klacht van

mr.X, advocaat te H en mevrouwY, wonende te Z, tegen mr. B, advocaat te P. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van Discipline van 25 oktober 2010. De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. H.C. Brandsma, P.R.M. Noppen, C.J. Lunenberg-Demenint en A.D.G. Bakker, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.

Ter zitting is verweerster verschenen. Klagers hebben telefonisch medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

2. De klacht betreft het optreden van verweerster als advocaat van de wederpartij in een echtscheidingsprocedure. Klagers verwijten verweerster handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, waarbij de schending van één of meer gedragsregels, in het bijzonder gedragsregels 1, 18 en 30 zijn geschonden. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerster dat:

a. zij in strijd zou hebben gehandeld met het door haar bij klagers gewekte vertrouwen door de echtscheidingsbeschikking van 6 maart 2009 niet eerder in te schrijven in de registers van de gemeente Rheden dan na het verstrijken van de appeltermijn, maar dit eerst op 3 juli 2009 te hebben gedaan;

b. zij feitelijke gegevens heeft verstrekt, waarvan verweerster zou weten dat die onjuist waren, waardoor er sprake zou zijn van schending van gedragsregel 30.

3. Verweerster verweert zich als volgt.

Verweerster heeft niet het vertrouwen gewekt dat zij onmiddellijk na ontvangst van de akte van berusting van klaagster Dame tot inschrijving van de echtscheidingsbeschikking zou overgaan. Telefonisch contact daarover heeft plaatsgevonden op 10 juni 2009, nadat de beroepstermijn was verstreken, in verband met vakantie van klager. In verband met deze vakantie is afgesproken dat verweerster over zou gaan tot inschrijving van de beschikking na het opvragen van een verklaring van non-appel bij de rechtbank. Deze verklaring is bij brief van 10 juni 2009 aan de rechtbank verzocht. Deze is, na rappel, eerst op 2 juli 2009 ontvangen. De echtscheiding is op 3 juli 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Verweerster erkent dat zij de brief van 15 juli 2009 per abuis niet per gelijke post aan klager heeft verzonden, maar dat zij voorafgaande aan het kort geding verhinderdata heeft gevraagd en dat bij de dagbepaling rekening is gehouden met klagers  verhinderdata. Haar brief van 15 juli 2009 heeft verweerster op 20 juli 2009 aan klager verzonden. Zij vernam telefonisch van de griffie van de rechtbank ’s-Gravenhage dat klager nog de gelegenheid had om te reageren op haar brief van 15 juli 2009, hetgeen zij aan klager heeft gemeld. Achteraf bleek echter dat de rechtbank al een beslissing had genomen en dat er geen mogelijkheden meer waren de zitting te verplaatsen. Zij heeft geen mededelingen gedaan die in strijd waren met de waarheid. De wederpartij is niet in zijn belangen geschaad, omdat de rechtbank geen mogelijkheden had om de kort gedingzitting te verplaatsen. Bij de dagbepaling is bovendien rekening gehouden met de door klager vermelde verhinderdata.

4. De klacht heeft de volgende achtergrond. Bij beschikking voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure heeft de rechtbank te Utrecht op 28 mei 2008 de voorlopige kinderalimentatie bepaald op een bedrag van € 540,-- per maand en de partneralimentatie op een bedrag van € 341,-- per maand. Bij beschikking van de rechtbank van 4 maart 2009 is de echtscheiding uitgesproken en is bepaald dat de cliënt van verweerster een kinderalimentatie diende te voldoen van € 510,-- per maand en een partneralimentatie van € 1.030,-- per maand met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de Burgerlijke Stand.

In maart 2009 is er telefonisch overleg geweest tussen klager en verweerster over de inschrijving van de beschikking. Verweerster zou voor de inschrijving willen zorg dragen. Haar cliënt zou geen hoger beroep instellen. Bij brief van 25 maart 2009 heeft klager de door zijn cliënte (klaagster) ondertekende akte van berusting toegezonden en heeft hij verweerster verzocht om de beschikking in te laten schrijven in het huwelijksregister. Verweerster is niet onmiddellijk overgegaan tot het laten inschrijven van de echtscheidingsbeschikking en heeft, nadat de beroepstermijn was verstreken, een verklaring van non-appel bij de rechtbank te Utrecht gevraagd. Na verkrijging van deze verklaring is op 3 juli 2009 de echtscheidingsbeschikking ingeschreven bij de gemeente.

Aangezien klaagster van mening was dat de door de rechtbank vastgestelde definitieve kinder- en partneralimentatie al over de maanden juni en juli zouden moeten worden voldaan, hetgeen de cliënt van verweerster weigerde, schortte klaagster de omgangsregeling op. Bij brief van 9 juli 2009 heeft verweerster klager gevraagd te verklaren dat de omgangsregeling zou worden hervat, bij gebreke waarvan zij verzocht om opgave van verhinderdata ten behoeve van een kort geding. Bij brief van 13 juli 2009 heeft verweerster aan klager een kopie toegezonden van de dagvaarding in kort geding voor de zitting van 21 augustus 2009 om 11.00 uur, die inmiddels door de Voorzieningenrechter was vastgesteld. De secretaresse van klager heeft vervolgens bij brief van 14 juli 2009 aan de rechtbank bericht dat klager verhinderd was, onder toezending van een afschrift van deze brief aan verweerster. Bij faxbericht van 15 juli 2009 heeft verweerster de rechtbank bericht dat haar cliënt kon instemmen met verplaatsing van de zitting naar een tijdstip in de middag van 21 augustus 2009. In deze brief deelt zij mede dat een kopie van deze brief aan klager zou zijn verzonden. Deze brief is hem echter eerst op 20 juli 2009 in afschrift verstrekt. Op 15 juli 2009 heeft de rechtbank telefonisch contact opgenomen met de secretaresse van klager en, onder verwijzing naar de fax van 15 juli 2009, medegedeeld dat verweerster zich tegen aanhouding tot een andere dag verzette. De secretaresse van klager heeft gevraagd om het verzoek om aanhouding aan de voorzieningenrechter voor te leggen. Bij brief van 20 juli 2009, waarbij verweerster een kopie van de faxbrief van 15 juli 2009 alsnog toezond aan klager, heeft verweerster opgemerkt dat zij contact heeft gehad met de rechtbank en dat haar secretaresse had gesproken met een medewerker van de rechtbank die haar had medegedeeld dat klager nog een mogelijkheid zou hebben om te reageren. Klager heeft vervolgens contact opgenomen met deze medewerker, die hem mededeelde dat slechts een algemene vraag was gesteld en dat het niet meer mogelijk was om op het faxbericht van 15 juli 2009 te reageren.

5. De raad beoordeelt de klachtonderdelen als volgt.

Klachtonderdeel a.

Niet aannemelijk is geworden dat verweerster in maart 2009 met klager heeft afgestemd dat zij zorg zou dragen voor inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op korte termijn. Niet alleen wordt deze stelling van klagers door verweerster betwist, het belang van haar cliënt bracht bepaaldelijk niet met zich mee dat inschrijving op korte termijn plaats zouden vinden. In juni 2009 is er tussen verweerster en de secretaresse van klager overleg geweest. Omdat klager op vakantie was heeft verweerster het aan zich getrokken de echtscheidingsbeschikking in te schrijven. Zij heeft daartoe - zoals voor haar te doen gebruikelijk - een verklaring van non-appel bij de rechtbank te Utrecht gevraagd. Deze verklaring werd eerst begin juli verkregen, waarna verweerster per omgaande is overgegaan tot inschrijving. Gelet op de gang van zaken kan niet worden gesproken van tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag aan de kant van verweerster.

Klachtonderdeel a is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel b

Verweerster heeft aan klager opgave van verhinderdata gevraagd en verkregen. Deze verhinderdata zijn meegenomen bij de dagbepaling van het kort geding tot hervatting van de omgangsregeling, die door klaagster was opgeschort in verband met de in haar visie niet volledige betaling van de onderhoudsverplichting.

Per abuis heeft verweerster de brief van 15 juli 2009, waarin zij de rechtbank bericht slechts met een uitstel naar de middag van 21 augustus 2009 in te kunnen stemmen, niet onmiddellijk in afschrift aan klager toegestuurd. Na ontdekking van deze omissie heeft verweerster de brief alsnog op maandag 20 juli 2009 aan klager toegezonden. Verweerster heeft daarbij bericht dat, op grond van een telefonisch mededeling van een medewerker van de griffie van de rechtbank, klager nog op het verzoek om aanhouding zou kunnen reageren, hetgeen echter niet het geval bleek te zijn.

De gang van zaken met betrekking tot het verzoek tot het toekennen van een nadere zittingsdatum voor het kort geding is ongelukkig te noemen, doch levert ten aanzien van verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt op. Zij heeft vóór aanvang van het kort geding om opgave van verhinderdata van klager gevraagd. Zijn verhinderdata zijn bij de dagbepaling meegenomen. Verweerster heeft, toen bleek dat klager alsnog verhinderd was, willen bewilligen in een uitstel naar de middaguren. Het feit dat verweerster niet onmiddellijk van deze brief aan de rechtbank ’s-Gravenhage een afschrift heeft gezonden berust op een vergissing; niet gebleken is echter dat klagers hierdoor in hun belangen zijn geschaad.

Klachtonderdeel b. is derhalve eveneens ongegrond.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

De klacht is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2011.

Voorzitter      Griffier