Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-11-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2420
Zaaknummer
R. 3840/11.242BII
Inhoudsindicatie
De taakuitoefening van de advocaat als bijzonder curator behoort niet tot het terrein dat door het advocatentuchtrecht wordt bestreken. Uitsluitend indien de advocaat zich in die hoedanigheid zou misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou schaden, kan er voor tuchtrechtelijke toetsing aanleiding zijn. Dit laaste is op basis van de stukken niet gebleken.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Als bijzonder curator behartigt de advocaat de belangen van de minderjarige dochter van klaagster. Niet is gebleken dat zij daarbij tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
De klacht is kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Verloop van de procedure
1 Bij brief van 28 juni 2011 heeft de gemachtigde klaagster een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de wet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 15 november 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.
Inhoud van de klacht
2 Klaagster verwijt verweerster dat zij een tussen haar en klaagster gerezen misverstand op onheuse en onprofessionele wijze heeft afgehandeld. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij door zich te mengen in het misverstand tussen klaagster en haar kantoorgenoot haar vertrouwenspositie als bijzonder curator in gevaar heeft gebracht. De uitspraken zoals die door verweerster zijn gedaan worden door klaagster als intimiderend ervaren. Verweerster heeft niet aangegeven hoe met de ten onrechte ontvangen informatie zou worden omgegaan.
Het vertrouwen in verweerster als bijzonder curator is hiermee in ernstige mate geschaad. Ten slotte had het op de weg van verweerster gelegen de gemaakte fouten te erkennen en deze niet af te schuiven op klaagster.
De feiten
3 Uit de stukken blijkt het volgende:
- Mr. H. behartigt de belangen van klaagster in het kader van een procedure tot vernietiging van de erkenning van de dochter van klaagster door haar voormalige partner.
- Bij beschikking van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 13 april 2011 is verweerster benoemd tot bijzonder curator over de minderjarige dochter van klaagster.
- Bij brieven van 19 en 26 april 2011 heeft verweerster klaagster gevraagd telefonisch contact op te nemen voor het maken van een afspraak.
- Klaagster heeft het kantoor van verweerder gebeld en een afspraak gemaakt met de kantoorgenoot van verweerster.
- Op 29 april 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klaagster en de kantoorgenoot van verweerster, waarbij klaagster een intakeformulier voor akkoord heeft ondertekend.
- Op dit intakeformulier is bij type zaak ingevuld: ‘vernietiging erkenning’.
- Klaagster heeft aan het kantoor van verweerster een bedrag van
€ 101,00 betaald en uit het formulier volgt ook dat een toevoeging voor klaagster zou worden aangevraagd.
- Op 4 mei 2011 bleek verweerster dat klaagster al met haar kantoorgenoot had gesproken.
- Op 18 mei 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen verweerster en klaagster en de onder curatele gestelde dochter van klaagster.
- Bij brief van 26 mei 2011 heeft de kantoorgenoot van verweerster de gemachtigde van klaagster als volgt geschreven:
“In bovengenoemde zaak heb ik onlangs een intakegesprek gevoerd met mevrouw D. (red.).
Mevrouw wilde bijgestaan worden inzake een verzoek tot vernietiging van de erkenning van haar oudste kind.
Tijdens het bijna twee uur durende gesprek is onder meer besproken welke stappen ik namens cliënte kon gaan nemen. Ik zou een toevoeging gaan aanvragen en daarna een verzoek tot vernietiging indienen, met als overweging dat ik de te benoemen bijzonder curator zou vragen om het verzoek over te nemen.
Bij het inboeken van de zaak bleek dat mijn kantoorgenoot, mr. Van L. (red.), al als bijzonder curator van het minderjarige kind benoemd. Kennelijk was er al een verzoek ingediend.
Ook bleek dat mijn kantoorgenoot al twee brieven naar cliënte had verstuurd, met een verzoek om contact met haar op te nemen.
Uit de afgegeven stukken maakte ik vervolgens op dat cliënte door u wordt bijgestaan.
In een daarop volgend gesprek heeft mijn kantoorgenoot uw cliënte geconfronteerd met deze bevinden en is erkend dat uw cliënte mij op de hoogte had moeten stellen.
Naar ik heden van mevrouw D. (red.) begreep bent u op de hoogte van dit misverstand. Ik ga er van uit dat de zaak hiermee is afgedaan.”
- Op 9 juni 2011 heeft verweerster in haar hoedanigheid van bijzonder curator een verweerschrift naar aanleiding van het verzoek ex artikel 1:205 BW bij de rechtbank ingediend, waarin verweerster de rechtbank verzoekt het verzoek van klaagster af te wijzen.
- Bij brieven van 8 en 10 juni 2011 heeft de gemachtigde van klaagster de rechtbank verzocht verweerster te ontslaan als bijzonder curator vanwege een vertrouwensbreuk tussen de curandus en verweerster.
- Bij brief van 16 juni 2011 heeft verweerster de rechtbank bericht dat haar geen vertrouwensbreuk met de curandus bekend is.
- De rechtbank heeft bij brief van 7 juli 2011 de gemachtigde van klaagster en verweerster bericht geen aanleiding te zien om de benoeming van verweerster als bijzonder curator in de betreffende zaak op te heffen.
Beoordeling van de klacht
4.1 De taakuitoefening van de advocaat als bijzonder curator behoort niet tot het terrein dat door het advocatentuchtrecht wordt bestreken. Uitsluitend indien de advocaat zich in die hoedanigheid zou misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou schaden, kan er voor tuchtrechtelijke toetsing aanleiding zijn. Dit laatste is op basis van de stukken niet gebleken.
Van een onprofessionele wijze van afdoening van het misverstand is geen sprake, nu een en ander met de brief van 26 mei 2011 voldoende uiteengezet en verklaard is. Geenszins is aannemelijk dat verweerster negatief beïnvloed is door uit het intakegesprek van de kantoorgenoot verkregen informatie.
Als bijzonder curator behartigt verweerster de belangen van de minderjarige dochter van klaagster. Niet is gebleken dat zij daarbij tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld.
4.2 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
Beslissende
Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 30 november 2011.
Voorzitter
Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.
De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.