Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-08-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2012

Zaaknummer

B 249 - 2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klachten over (vermeend) belangenconflict en over (vermeend) optreden op basis van “no cure no pay” niet ontvankelijk omdat klaagster geen eigen belang heeft. De uitspraak van verweerder tijdens kort geding, waarbij klaagster als toehoorder aanwezig was, dat het bestuur van klaagster „de verbale knokploeg van de Woningbouwvereniging“ was is ongelukkig, maar gezien de context niet onnodig grievend.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

B 249-2010 Klacht

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

 

de klacht van:

 

X,

klaagster,

 

 

tegen

 

mr. Y,

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 6 december 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juni 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 12 april 2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 23 mei 2011.

 

Bij de mondelinge behandeling is verweerder verschenen. Klaagster is niet verschenen.

 

2.         De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Het bestuur van Woningbouwvereniging X is in de periode van eind 2007 tot 1 maart 2009 bijgestaan door verweerder. De bijstand betrof onder andere een statutenwijziging. Klaagster heeft een bij wet geregelde bevoegdheid om advies uit te brengen aan het bestuur van de Woningbouwvereniging over een voorgenomen statutenwijziging. In dat verband is er overleg geweest tussen klaagster en verweerder. In april 2009 is een nieuwe Raad van Toezicht geïnstalleerd bij de Woningbouwvereniging. Verweerder is vervolgens voor de nieuwe Raad van Toezicht gaan optreden.

 

2.2       Tussen de (nieuwe) Raad van Toezicht en het bestuur van de Woningbouwvereniging is een conflict ontstaan. In dat conflict heeft klaagster zich gemengd. Het bestuur werd geschorst naar aanleiding waarvan het bestuur een kort geding heeft opgestart. Ter zitting heeft verweerder het bestuur van klaagster „de verbale knokploeg van het bestuur van de Woningbouwvereniging“ genoemd.

 

 

 

3.         De klacht

 

3          De klacht houdt het volgende in:

 

1.         Verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 7, door op te treden als advocaat van de Raad van Toezicht van de Woningbouwvereniging X tegen het bestuur van deze, nadat hij eerder was opgetreden voor het bestuur van de Woningbouwvereniging X, in welke hoedanigheid hij onder meer aanwezig is geweest op de ALV van 18 december 2008.

2.         Verweerder heeft zich ter zitting in kort geding van 19 februari 2010 onnodig grievend (“verbale knokploeg”) uitgelaten over klaagster, die bij die zitting wel aanwezig maar geen partij was.

3.         Het lijkt erop dat verweerder werkt op basis van “no cure no pay”.

 

 

 

 

4.         Het verweer

 

4          Het standpunt van verweerder houdt in:

             

1.         Het eerdere optreden voor het bestuur van de woningbouwvereniging X hield in dat verweerder het bestuur en de Raad van Toezicht bijstond bij het opstellen en doorvoeren van wijziging van statuten en reglementen. Toen de ALV, waarop verweerder aanwezig was om tekst en uitleg te geven, de statutenwijziging begin 2009 afwees, zijn het bestuur en de Raad van Toezicht afgetreden. Op dat moment heeft verweerder zijn werkzaamheden beëindigd; in december 2009 is verweerder door twee leden van de Raad van Toezicht benaderd om deze bij te staan in hun geschil met het bestuur van de Woninbouwvereniging X; dat geschil hield geen verband met enige statuten- of reglementenwijziging maar met het gegeven dat de Raad van Toezicht meende dat hij van het bestuur volstrekt onvoldoende informatie had ontvangen om hun taak naar behoren te kunnen vervullen.

2.         Verweerder heeft de gewraakte woorden gebezigd om een beeld te schetsen van de handelwijze van het bestuur van klaagster; deze bewoordingen waren echter niet onnodig grievend.

3.         Verweerder werkt niet op basis van „no cure no pay“.

 

 

 

 

 

 

5.         Beoordeling van de klacht

           

 

            Klachtonderdelen 1 en 3

5.1       Met de klachtonderdelen 1 en 3 beklaagt klaagster zich over overtreding door verweerder van de voor advocaten geldende gedragsregels. De raad overweegt dat de Advocatenwet niet een klachtrecht in het leven heeft geroepen voor eenieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belangen getroffen is. Klaagster heeft geen eigen belang gesteld, noch is gebleken dat enig belang van klaagster is geschaad. Klaagster moet aldus geacht worden de klacht naar voren te hebben gebracht in het algemeen belang. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, is het klachtrecht echter voorbehouden aan de deken. Klaagster is in deze klachtonderdelen mitsdien niet-ontvankelijk.

 

 

            Klachtonderdeel 2

5.2       Klachtonderdeel 2 ziet op de uitlatingen die verweerder tijdens de zitting in kort geding heeft gedaan in het kader van het behartigen van de belangen van zijn cliënt. In de kort geding procedure was klaagster geen partij, doch klaagster was wel ter zitting als toehoorder aanwezig. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem in overleg met die cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid. Bedoelde vrijheid vindt echter haar begrenzing onder meer hierin dat de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. De raad zal de klacht toetsen aan deze maatstaf.

 

5.3       Verweerder heeft erkend dat hij het bestuur van klaagster „de verbale knokploeg van de Woningbouwvereniging“ heeft genoemd, maar heeft benadrukt dat hij daarmee een beeld van de handelwijze van het bestuur van de Woningbouwvereniging in het conflict met de Raad van Toezicht heeft willen schetsen. De raad is van oordeel dat de bewoordingen waarin verweerder zich heeft uitgelaten weliswaar ongelukkig zijn gekozen, maar dat gezien de context waarin verweerder de uitlating heeft gedaan, hij zich nog niet onnodig grievend heeft uitgelaten. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.4       De raad komt tot de slotsom dat klaagster niet-ontvankelijk is in de klachtonderdelen 1 en 3 en dat klachtonderdeel 2 als ongegrond moet worden afgewezen.

 

 

6.         Beslissing

 

 

De raad verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen 1 en 3 en wijst klachtonderdeel 2 als ongegrond af.

 

 

Aldus gegeven door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, in tegenwoordigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 29 augustus 2011.

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                                mr.  R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                      voorzitter.

 

 

Verzonden op: 30 augustus 2011

 

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.